vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: C/10/381209 / HA ZA 11-1501
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TELESPECTRUM MANAGED VOICE SERVICES B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. O.R. van Hardenbroek,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRI-ENNIUM B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.W.J. van Eijck.
Partijen zullen hierna Telespectrum en Tri-Ennium genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 augustus 2012 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de conclusie na tussenvonnis van Telespectrum, met producties;
- de conclusie na tussenvonnis van Tri-Ennium, met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald, aanvankelijk op 6 maart 2013.
2. De verdere beoordeling
2.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of Tri-Ennium op grond van de tussen partijen gesloten telecommunicatieovereenkomst de kosten dient te voldoen die verband houden met excessief telefoonverkeer dat heeft plaatsgevonden via de telefoonlijnen van Tri-Ennium in een zeker weekend. Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank enkele beslissingen genomen en partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over enkele andere specifieke punten. Vast staat dat dit excessieve telefoonverkeer heeft plaatsgevonden als gevolg van een hack en/of misbruik van de telefoonlijnen van Tri-Ennium. Naar aanleiding van de uitlatingen van partijen overweegt de rechtbank verder als volgt.
2.2. Bij de beoordeling moet uitgangspunt zijn de in 2004 tussen partijen tot stand gekomen telecommunicatieovereenkomst. Blijkens die overeenkomst heeft Telespectrum de “beveiliging” van de lijnen gegarandeerd. Daaruit heeft de rechtbank afgeleid dat Telespectrum in beginsel de kosten dient te dragen die het gevolg zijn van een hack en/of misbruik van de desbetreffende telefoonlijnen. In haar conclusie na tussenvonnis heeft Telespectrum aangevoerd dat zij een dergelijk vergaande garantie niet kan en, op grond van de privacywetgeving, ook niet mag geven. De in de overeenkomst genoemde garantie heeft slechts betrekking op de goede werking van het telefoonsysteem – aldus Telespectrum. Aan het hier bedoelde oordeel van de rechtbank doet dit echter niet af. Of Telespectrum een ver strekkende garantie als de onderhavige nu wel of niet kan waarmaken laat immers onverlet dat zij zich wel in bewoordingen heeft uitgelaten die op een dergelijke ver strekkende garantie wijzen. Op die woorden heeft Tri-Ennium mogen vertrouwen. Dat zou slechts anders kunnen zijn als Tri-Ennium heeft moeten begrijpen dat aan deze bewoordingen een minder ver strekkende betekenis toekwam, maar Telespectrum heeft daartoe geen feiten gesteld. Niet van belang is dus of partijen als Telespectrum “kunnen […] aanvaarden” dat “op hen een verplichting wordt gelegd” ten aanzien van het screenen van telefoonlijnen (conclusie, sub 16). Hier is louter van belang dat Telespectrum zelf en op eigen initiatief een garantie ten aanzien van de beveiliging van de lijnen op zich heeft genomen. Aan die garantie is zij gebonden.
2.3. Voor de goede orde wijst de rechtbank er op dat de uitleg van de overeenkomst uit 2004 al in het tussenvonnis heeft plaatsgevonden. Dat is een bindende eindbeslissing. Een dergelijke beslissing in een tussenvonnis is geen uitnodiging aan een partij om bij een volgende ronde in de procedure alsnog feiten te stellen die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
2.4. Telespectrum heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat in 2006 een aanvullende mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan het beheer van de telefoonlijnen en dus ook de verantwoordelijkheid voor de beveiliging daarvan naar Tri-Ennium is overgegaan. Telespectrum heeft de in dit verband door haar genoemde opdrachtbon bij conclusie na tussenvonnis overgelegd (productie 10). Uit die bon kan echter niet worden afgeleid dat de verantwoordelijkheid voor de beveiliging van Telespectrum naar Tri-Ennium is overgegaan. Dat kan evenmin worden afgeleid uit de mail van een medewerker van Telespectrum (productie 9), die een beschrijving bevat van wat de beheerderstraining inhoudt. Die mail luidt als volgt:
“De klant heeft een beheerders training gehad van M6.
Deze training houdt in dat de klant op het platform mutaties kan uitvoeren.
Volledig beheer over de gebruikers/huntgroepen/callpickup/queu en numberplan.
Tijdens de training wordt alles behandeld waarvoor de administrator is vrijgegeven.
Er wordt ook duidelijk aangegeven dat de klant de wachtwoorden moet aanpassen.
Standaard gebruiken voor elke klant deze kan de klant zelf aanpassen.
Dit kan doormiddel van de webportal en de beheerderstool.”
Uit deze beschrijving van de beheerderstraining kan in redelijkheid niet worden afgeleid dat partijen het, in dat kader of als uitvloeisel daarvan, eens zijn geworden over de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de beveiliging van Telespectrum naar Tri-Ennium. Daarbij dient te worden bedacht dat deze gestelde wijziging van de verdeling van verantwoordelijkheden bepaald fors te noemen is. Van Telespectrum had dus verwacht mogen worden zich er terdege van te vergewissen dat Tri-Ennium deze verandering inderdaad beoogde en zich van de gevolgen daarvan bewust was. In dit kader relevante feiten heeft Telespectrum niet gesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Telespectrum haar stelling, dat met de aanvullende overeenkomst van 2006 de verantwoordelijkheid voor de beveiliging naar Tri-Ennium is overgegaan, onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd.
2.5. Telespectrum heeft (pas) bij conclusie na tussenvonnis gesteld dat partijen in 2007 een nieuwe overeenkomst hebben gesloten en dat in die nieuwe overeenkomst geen garantie door Telespectrum meer wordt gegeven. Tri-Ennium heeft de totstandkoming van die overeenkomst op zichzelf erkend, maar zij heeft, onderbouwd met stukken, gesteld dat zij mocht verwachten dat het hier uitsluitend ging om de verlenging van de oorspronkelijke overeenkomst met een actualisering van de tarieven en dat zij er op mocht vertrouwen dat de overige modaliteiten, waaronder de gegarandeerde beveiliging, onverkort van toepassing bleven. Op deze stelling heeft Telespectrum nog niet kunnen reageren. Zij kan dat alsnog doen bij conclusie na dit tussenvonnis. De rechtbank wijst er op dat het hier in feite gaat om een uitleg van de afspraken die in 2007 zijn gemaakt. Partijen zullen hun nadere stellingen in deze sleutel moeten zetten.
2.6. Het komt de rechtbank voor dat, als moet worden geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor de beveiliging ook na 2007 bij Telespectrum is blijven berusten, van belang is op welke wijze het hier relevante telefoonverkeer precies tot stand is gekomen. Denkbaar is immers dat op zichzelf de beveiliging van de telefoonlijnen in orde was, maar dat een medewerker van Tri-Ennium zelf het telefoonverkeer tot stand heeft gebracht of zijn wachtwoord aan een derde ter beschikking heeft gesteld en aldus gelegenheid heeft geboden om van de telefoonlijnen misbruik te maken. In dat geval valt niet zonder meer in te zien dat de kosten van het aldus gegenereerde telefoonverkeer (volledig) voor rekening van Telespectrum behoren te komen. Een dergelijke oorzaak van het excessieve telefoonverkeer ligt in beginsel immers in het domein van Tri-Ennium, en daaraan staat de garantie van Telespectrum ter zake de beveiliging niet zonder meer in de weg.
2.7. In dit verband zijn de stellingen van partijen inzake de oorzaak van de hack en/of het misbruik van belang. Telespectrum heeft bij conclusie na tussenvonnis gesteld dat het telefoonverkeer in het onderhavige weekend is gegenereerd door in te loggen op de webportal van Tri-Ennium, en daarvoor is noodzakelijk geweest, aldus Telespectrum, dat gebruik is gemaakt van de gebruikersnaam en het wachtwoord van Tri-Ennium. Die gegevens zijn bij Telespectrum niet bekend, en dus moet het telefoonverkeer met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn opgezet door iemand die via Tri-Ennium toegang had tot deze gegevens, aldus Telespectrum. Zij heeft deze stellingen onderbouwd door te verwijzen naar de weblogs met betrekking tot het telefoonverkeer en een mail en een powerpointpresentatie die als verklaring zijn bedoeld.
2.8. Tri-Ennium heeft deze lezing betwist. Zij heeft met name gesteld dat de weblogs niet bevestigen dat het is gegaan zoals door Tri-Ennium gesteld. Ook heeft Tri-Ennium, onderbouwd met stukken, aangevoerd dat de wachtwoorden voor haar telefoonlijnen ook bij Telespectrum bekend waren.
2.9. Gelet op deze stellingen over en weer heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige omtrent de vraag of de oorzaak van en de feitelijke gang van zaken bij het telefoonverkeer in het onderhavige weekend kan worden vastgesteld, een en ander te beoordelen op basis van de stukken die zich in het dossier bevinden. De deskundige zal tevens gevraagd kunnen worden of en, zo ja, in hoeverre in dit verband van betekenis is dat Telespectrum voor de webportal gebruik maakt van een http-adres en niet van een (beveiligd) https-adres, zoals Tri-Ennium heeft gesteld (conclusie, onder 44).
2.10. De rechtbank zal partijen gelegenheid geven zich uit te laten over de modaliteiten van een dergelijk deskundigenonderzoek, dat wil zeggen de specifieke deskundigheid van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen. Het spreekt vanzelf dat het de voortgang van de procedure ten goede komt als partijen het hierover eens worden. Bij de conclusie na dit tussenvonnis kan Telespectrum ook reageren op de stelling van Tri-Ennium dat ook zij (Telespectrum) beschikte over de wachtwoorden voor de telefoonlijnen van Tri-Ennium.
2.11. De deskundige zal in beginsel moeten kunnen beschikken over de volledige weblogs. Telespectrum heeft gesteld dat het hier gaat om vele honderden pagina’s. De rechtbank geeft Telespectrum in dit verband in overweging die documenten in digitale vorm bij de rechtbank (en bij Tri-Ennium) te deponeren, zodat overlegging in papieren vorm achterwege kan blijven.
2.12. Ten slotte wijst de rechtbank er op dat de kosten van het deskundigenonderzoek in beginsel door Telespectrum voorgeschoten zullen moeten worden. Bij eindvonnis zal vervolgens worden bepaald welke partij de definitieve kosten dient te voldoen. In zoverre is het deskundigenonderzoek ook voor Tri-Ennium niet zonder financieel risico.
2.13. Ook in de situatie dat het misbruik van de telefoonlijnen geheel in het domein van Tri-Ennium is gelegen, zal in beginsel ten minste een deel van de telefoonkosten voor rekening van Telespectrum moeten komen. Dit houdt verband met de omstandigheid dat Telespectrum pas na het desbetreffende weekend heeft ingegrepen in het telefoonverkeer. De rechtbank beoordeelt die maatregel als te laat. Op grond van de overeenkomst heeft Telespectrum immers aan Tri-Ennium beloofd dat de telefoonlijnen “7 dagen per week, 24 uur per dag [worden] bewaakt door een team van ervaren technisch personeel”. Vast staat dat, blijkens de eigen stellingen van Telespectrum (conclusie na tussenvonnis, sub 15), de leverancier van de lijnen (Verizon) al op zaterdag 22 januari 2011 (om 17:27 uur) en vervolgens nog eens op zondag 23 januari 2011 (8:44 uur) per mail aan Telespectrum heeft gewaarschuwd voor “suspicious traffic” over de lijnen van Tri-Ennium. Naar aanleiding van die mails heeft Telespectrum echter pas op maandag 24 januari 2011 maatregelen getroffen, naar eigen zeggen omdat tijdens het weekend de mails niet worden gelezen. Met Tri-Ennium is de rechtbank van oordeel dat die handelwijze niet valt te rijmen met de in de overeenkomst door Telespectrum op zich genomen continue bewaking. Het oordeel omtrent de omvang van de kosten die op deze grond voor rekening van Telespectrum moeten komen houdt de rechtbank aan tot na het deskundigenbericht, mede ook omdat dit oordeel (mede) afhankelijk kan zijn van het nog te voeren debat over de overeenkomst uit 2007.
2.14. Aldus moet er rekening mee gehouden worden dat bij eindvonnis in deze procedure geoordeeld zal worden dat de vordering van Telespectrum deels toewijsbaar is en deels moet worden afgewezen. Mede gelet op de te verwachten kosten van het deskundigenonderzoek en de daarmee gemoeide tijd, zouden partijen aanleiding kunnen zien alsnog de zaak in der minne te regelen. Als partijen ter beproeving van een minnelijke regeling behoefte hebben aan een comparitie van partijen, kunnen zij zulks in hun conclusies na tussenvonnis vermelden. De rechtbank zal dan voorafgaande aan de benoeming van een deskundige een comparitie gelasten.
2.15. In afwachting van de conclusies van partijen zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verwijst de zaak naar de rol van 8 mei 2013 voor conclusie na tussenvonnis als bedoeld in 2.5 en 2.10 door Telespectrum, waarna Tri-Ennium kan reageren;
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2013.?