ECLI:NL:RBROT:2013:CA1248

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
10/996528-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan een organisatie met oplichting van de IND voor verblijfsvergunningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met het oplichten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bij het aanvragen van verblijfsvergunningen voor vreemdelingen. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 10 april 2013 en werd afgesloten op 8 mei 2013. De verdachte werd onder andere verweten dat hij samen met anderen vreemdelingen hielp bij het verkrijgen van een verblijfsstatus in Nederland, terwijl deze vreemdelingen daar geen recht op hadden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor mensensmokkel en valsheid in geschrift, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen. Echter, de rechtbank vond wel dat de verdachte had deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk had om misdrijven te plegen, waaronder oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden en een geldboete van € 50.000,-. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de openbare orde, en dat de verdachte uit eigenbelang had gehandeld zonder rekening te houden met de maatschappelijke gevolgen van zijn daden. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder vier beeldschermen en een laptop, werden verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team straf 1
Parketnummer: 10/996528-10
Datum uitspraak: 22 mei 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te [plaatsnaam],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman mr. A. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam, waargenomen door
mr. A.M.J. Comans, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2013. Het onderzoek is, gelijktijdig met het onderzoek tegen andere verdachten in de mega-zaak Buggiba, gesloten op 8 mei 2013.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Deze tekst is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officieren van justitie mrs. C.E.J. Backer en M. Erskine, hierna gezamenlijk aangeduid als de officier van justitie, hebben gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen.
GELDIGHEID DAGVAARDING
Feit 2
Namens de verdachte is opgemerkt dat de zinsnede; “(…) er sprake is van (een) onjuiste en/of fictieve dienstverband(en) en/of salaris(sen)”, opgenomen in de tenlastelegging van feit 2, ‘niet helemaal duidelijk is’ en dat in die zin sprake zou zijn van partiële nietigheid van de dagvaarding.
Omdat de raadsman aan zijn opmerking geen (duidelijke) conclusie verbindt, zal de rechtbank deze verder onbesproken laten.
Feit 3
Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 3 partieel nietig is nu niet duidelijk is op welke personen het woord “waaronder” in de tenlastelegging ziet.
De verdachte wordt onder 3 verweten dat hij, al dan niet samen met zijn mededader(s), valselijk en/of listiglijk en /of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid heeft doen voorkomen dat een of meer personen, waaronder negen bij naam genoemde personen, voldoen aan de voorwaarden om als vreemdeling in Nederland arbeid te verrichten en/of te verblijven.
Tegen de achtergrond van de inhoud van het dossier is ten aanzien van de met naam genoemde negen personen duidelijk waarop de beschuldiging ziet. Met het woord ‘waaronder’ wordt aan de verdachte verweten dat hij ook nog voor andere personen op eenzelfde wijze – als voor de met naam genoemde negen personen – valse aanvragen zou hebben gedaan. Niet duidelijk is om welke personen dit zou gaan. Hiermee is ten aanzien van het woord ‘waaronder’ in de tenlastelegging niet voldaan aan de eisen die worden gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal dan ook de dagvaarding partieel nietig verklaren voor zover het de opname van het woord ‘waaronder’ in de tenlastelegging van feit 3 betreft.
Feit 5
Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding nietig is wat betreft het tenlastegelegde (gewoonte) witwassen vermeld in feit 5, omdat niet duidelijk is waartegen de verdachte zich heeft te verdedigen nu dit feit onvoldoende omschreven is.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Onder 5 is aan de verdachte deelname aan een criminele organisatie ten laste gelegd. Die organisatie zou onder meer ‘witwassen’ tot oogmerk hebben. De tenlastelegging voldoet op dit punt aan de daaraan krachtens artikel 261 Sv te stellen eisen en bevat een zodanige opgave van het feit en de omstandigheden waaronder dat feit is begaan dat het de verdachte duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. Een nadere omschrijving van het witwassen waarop het oogmerk van de organisatie mede gericht zou zijn, is in dit verband niet vereist.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Feit 1
Onder 1 wordt de verdachte, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij in vereniging met een of meer anderen uit hoofde van beroep of uit gewoonte negen met name genoemde vreemdelingen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en/of dat hij uit winstbejag die vreemdelingen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl de verdachten wisten of ernstige redenen hadden om te vermoeden dat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk is.
De tenlastelegging is toegesneden op het bepaalde in artikel 197a leden 1, 2 en 4 van het Wetboek van Strafrecht. Deze bepalingen strekken ertoe uitvoering te geven aan de internationale verplichting sancties te treffen tegen een ieder die een vreemdeling opzettelijk helpt om illegaal het grondgebied van Nederland binnen te komen en tegen een ieder die een vreemdeling uit winstbejag opzettelijk behulpzaam is bij een illegaal verblijf op Nederlands grondgebied.
In deze zaak is vast komen te staan dat de verdachte samen met anderen vreemdelingen die daarop geen aanspraak konden maken, heeft gefaciliteerd bij het verkrijgen van een verblijfsstatus in Nederland. Daarmee verwierven die vreemdelingen de mogelijkheid ogenschijnlijk legaal Nederland in te reizen en zich daar vervolgens op te houden. Dat is echter niet voldoende voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Beoordeeld moet immers worden of het de betreffende personen op het moment dat zij daadwerkelijk Nederland inreisden en daar - naar het zich laat aanzien: kortstondig - verbleven, ontbrak aan een geldige titel voor die inreis en dat verblijf.
Voor de meeste vreemdelingen die vermeld zijn in de tenlastelegging biedt het dossier wel aanknopingspunten voor data waarop zij Nederland zijn ingereisd, doch er is geen wettig en overtuigend bewijs aangetroffen dat die vreemdelingen op die data niet beschikten over een geldige titel om Nederland in te reizen en daar - kortstondig - te verblijven. Dat laatste geldt uit de aard der zaak eens te meer ten aanzien van de vreemdelingen voor wie geen aanknopingspunten zijn gevonden voor data van inreis in Nederland.
De verdachte zal daarom van de onder 1 ten laste gelegde mensensmokkel worden vrijgesproken.
Feit 2
Aan de verdachte is - kort weergegeven - ten laste gelegd dat hij zich, samen en in vereniging met een of meer anderen, ten aanzien van 15 in de tenlastelegging gespecificeerde documenten heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Het gaat daarbij telkens om geschriften die in strijd met de waarheid het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen een vreemdeling en een in Nederland gevestigde werkgever inhouden of suggereren, en/of die in strijd met de waarheid inhouden of suggereren dat de betreffende vreemdeling daadwerkelijk in Nederland zijn verblijfplaats heeft.
Dat die stukken een rol hebben vervuld bij het zich verschaffen van een verblijfsstatus door de vreemdelingen die daar geen aanspraak op konden maken en voor wie de verdachte bij het verkrijgen van die status als bemiddelaar optrad, is op zichzelf niet reeds voldoende om tot bewezenverklaring van valsheid in geschrift terzake te komen.
Aan de verdachte wordt om te beginnen meer specifiek verweten dat hij die geschriften samen en in vereniging met een of meer anderen heeft opgemaakt en/of vervalst. Het dossier biedt echter geen aanknopingpunten voor een mogelijke vervalsing van een of meer reeds bestaande stukken. Verder geldt dat van geen van die geschriften kan worden vastgesteld door wie deze zodanig zijn vervolmaakt - door deze waar nodig verder in te vullen en/of te ondertekenen - dat deze een bewijsbestemming hebben verkregen. Ook kan niet worden vastgesteld of de verdachte daarbij een rol heeft vervuld die hem tot (mede)pleger van het valselijk opmaken van die stukken maakt. De omstandigheid dat bij de verdachte thuis of op kantoor kopieën van deze of soortgelijke valselijk opgemaakte stukken zijn aangetroffen, maakt dat niet anders. Dat laatste geldt ook ten aanzien van de tekstbestanden van de arbeidsovereenkomsten die onder 5A tot en met 5D in de tenlastelegging zijn opgesomd en die volgens enkele processen-verbaal van relaas als bestand in een computer van de verdachte zijn aangetroffen en waarvan de auteur volgens de bijlage van het overzichtsproces-verbaal genummerd AMB 108 [verdachte] zou zijn (de overeenkomsten onder 5B, 5C en 5D).
Aan de verdachte is verder ten laste gelegd dat hij samen en in vereniging met een of meer anderen van die 15 geschriften gebruik heeft gemaakt door deze toe te zenden aan het UWV-werkbedrijf en/of het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en/of de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Niet is gebleken dat de verdachte de betreffende aanvragen strekkend tot verkrijging of verlenging van een verblijfsdocument en/of tot afgifte of verlenging van een tewerkstellingsvergunning zelf heeft ingediend bij de IND respectievelijk het UWV/CWI. De aanvragen tot afgifte of verlenging van de tewerkstellingsvergunningen zijn, zo volgt uit de betreffende aangiften van het UWV, ingediend door een advocaat, niet zijnde een medeverdachte in deze zaak. De aanvragen strekkend tot verkrijging van een verblijfsvergunning of een verlenging daarvan zijn, zo valt te lezen in de betreffende aangiften van de IND, ingediend ten behoeve van de vreemdeling - naar valt aan te nemen op naam van het bedrijf waarvoor de vreemdeling in naam zou gaan werken - of zijn door de vreemdeling zelf ingediend. Niet kan worden vastgesteld dat degenen die de betreffende aanvragen daadwerkelijk indienden daarbij opzettelijk gebruik maakten van valse geschriften; het komt zelfs niet onaannemelijk voor dat men meende tegen betaling van aanzienlijke bemiddelingskosten op legitieme wijze een verblijfsstatus te verwerven. Voorts kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met een of meer anderen die het opzet hadden gebruik te maken bij de indiening van de betreffende valse stukken ter verkrijging van een verblijfsstatus, dat medeplegen van valsheid in geschrift door opzettelijk gebruik van valse geschriften bewezen kan worden.
Evenmin kan het gebruikmaken van een of meer van de 15 nader omschreven stukken door het doen toezenden daarvan aan de IND en/of het UWV/CWI door de verdachte en een of meer mededaders bewezen worden verklaard. Onopgehelderd is gebleven in welke verhouding de indiener(s) van de geschriften en de verdachte en/of zijn mededader(s) op dit specifieke punt tot elkaar stonden, zodat niet kan worden vastgesteld of de verdachte en/of zijn mededader(s) de indiener(s) van die stukken als werktuig hebben gebruikt.
Op gelijke gronden als hiervoor is overwogen, is ook geen bewijs voorhanden voor de beschuldiging dat de verdachte al dan niet samen met een of meer anderen de bedoelde 15 geschriften aan de IND en/of het UWV/CWI heeft afgeleverd of doen afleveren, te weten feitelijk aan de IND en/of het UWV/CWI ter beschikking heeft gesteld of doen stellen.
Van de kopieën van de meergenoemde 15 stukken die in de woning van de verdachte of op zijn kantooradres zijn aangetroffen, hetzij in hard-copy, hetzij opgeslagen in een computergeheugen kan gezegd worden dat de verdachte deze voorhanden heeft gehad, maar dat is niet toereikend voor een bewezenverklaring van valsheid in geschrift in de zin van artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Er is geen bewijs aangetroffen van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan bewezen kan worden verklaard dat dit voorhanden hebben is geschied om desgewenst van die kopieën en de bewijsbestemming van die stukken gebruik te kunnen maken.
Op de gronden die hiervoor zijn uiteengezet, moet de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs integraal worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd.
Feit 3
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij de IND en het UWV/CWI heeft opgelicht door in aanvragen tot afgifte van verblijfs- respectievelijk tewerkstellingsvergun-ningen voor de in de tenlastelegging genoemde vreemdelingen valse gegevens in te vullen/op te geven, waardoor de IND en het UWV/CWI tot de afgifte van die vergunningen zijn overgegaan.
Nu gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 2 is overwogen, niet kan worden vastgesteld of de verdachte een rol heeft vervuld bij het opmaken van die aanvragen, dan wel bij het indienen daarvan bij de IND en het UWV/CWI, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte tevens moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 3 ten laste is gelegd.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 4 primair, 5 en onder 6 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
4. primair
hij in de periode van september 2010 tot en met 11 januari 2011, te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [vreemdeling] uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en die persoon daartoe gelegenheid en middelen heeft verschaft, immers hebben verdachte, en zijn mededader - voor huisvesting van genoemd persoon gezorgd en - ervoor gezorgd dat die persoon werk en inkomsten had terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat dat verblijf wederrechtelijk was
5.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 januari 2011, in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en [naam] en [naam],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- oplichting (fraude met aanvragen van diverse vergunningen);
6. primair
hij in de periode van september 2009 tot en met 1 april 2010 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid van [naam bank] heeft bewogen tot de afgifte van geld (totaal 500.000,- Euro) hebbende hij, verdachte, en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk aan [naam bank] een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie overgelegd, waarmee in strijd met de waarheid de indruk is gewekt dat de daarop genoemde persoon voor het daarop genoemde bedrijf werkte en daarvoor geld ontving, het gaat daarbij om de volgende bescheiden:
- een salarisspecificaties van [naam] BV met betrekking tot [naam] over de maand december 2009, en
- een werkgeversverklaring van [naam] BV met betrekking tot [naam] d.d. 08-01-2010,
waardoor [naam bank] werd bewogen tot de afgifte van bovenbedoelde goederen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Namens de verdachte is in algemene zin de juistheid van de (vertaling van de) tapgesprekken betwist. De rechtbank realiseert zich dat bij een vertaling - met name van de Chinese taal - sprake kan zijn van interpretatieverschillen. Daarmee hoeft echter de vertaling nog niet onjuist te zijn. De algemene stelling van de verdediging dat de tapgesprekken onjuist zijn vertaald is dan ook onvoldoende om tot de slotsom te kunnen leiden dat een of meer tapgesprekken niet tot bewijs kunnen dienen.
Ten aanzien van één tapgesprek, weergegeven op pagina 2791 en verder in het dossier, is de vertaling op een onderdeel tijdens het onderzoek op de terechtzitting specifiek en concreet betwist met de stelling dat op de opmerking van de gesprekspartner van [verdachte] dat het 'dan dus om een lege huls bedrijf' gaat niet een 'ja' van [verdachte] is gevolgd, zoals valt te lezen in de transcriptie van het gesprek, maar een soort zucht, zoals [verdachte] heeft gehoord bij het uitluisteren van tapgesprekken. Wat daarvan zij, de rechtbank zal dat gesprek in zoverre niet bezigen voor het bewijs. Het verweer wordt daarom gepasseerd.
Namens de verdachte is, voor zover thans van belang: voor het geval de rechtbank tot een veroordeling ter zake van feit 5 zou komen, verzocht het dossier te laten aanvullen met een beslissing van de IND, althans een verslag van een hoorzitting volgend op het kenbaar gemaakte voornemen om de verblijfsvergunning van de heer [naam] in te trekken. Aan dat verzoek is ten grondslag gelegd dat dat stuk een meer afgewogen beeld zou kunnen doen ontstaan over het al dan niet fictieve karakter van de adressen die in het dossier voorkomen, nu uit dat stuk zou blijken dat de IND vestigingsadressen van [naam] en zijn bedrijf heeft aanvaard en geen aanleiding heeft gezien wijziging te brengen in de verblijfsstatus van [naam], hetgeen naar alle waarschijnlijkheid iets zegt over het karakter van die adressen als reële adressen.
De voorwaarde waaronder dit verzoek is gedaan, is in vervulling gegaan. De rechtbank wijst het verzoek af omdat de noodzaak daartoe ontbreekt. Onvoldoende concreet is onderbouwd dat en waarom dat stuk in weerwil van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen zou uitwijzen dat de betreffende vreemdelingen, anderen dan [naam], wel daadwerkelijk verbleven op de adressen waar zij stonden ingeschreven en de betreffende bedrijven daadwerkelijk een onderneming voerden in Nederland op de aangegeven adressen.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte de hierna bewezen verklaarde feiten heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage II, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
4. primair
medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en hem daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is;
5.
deelneming aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
6. primair
oplichting.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon, de persoonlijke omstandig-heden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich over een lange periode bezighield met oplichting bij het aanvragen van verblijfsvergunningen voor een groot aantal vreemdelingen, die daarvoor rijkelijk dienden te betalen. Deze organisatie hield hiervoor een schijnconstructie in stand, waarbij een werkrelatie van de vreemdeling met een in Nederland gevestigd bedrijf werd geveinsd. In het kader daarvan werden onder andere valse werkgeversverklaringen en arbeidsovereenkomsten aan de IND, het UWV dan wel het CWI overgelegd. Ook werden adressen geregeld waarop de vreemdelingen zich konden inschrijven, terwijl zij in werkelijkheid niet op die adressen verbleven. De verdachte vervulde hierbij een bemiddelende, faciliterende en cruciale rol.
Georganiseerde criminaliteit in de hier bedoelde zin vormt een ernstige bedreiging voor de openbare orde. Bij het illegaal binnenloodsen van mensen in Nederland wordt de Nederlandse wet- en regelgeving op het gebied van immigratie doorkruist.
Daarnaast hebben de verdachte en zijn vrouw, medeverdachte [naam], tegen betaling onderdak verschaft aan een vreemdeling en zij lieten deze vreemdeling onder meer werken als ‘nanny’ voor hun kinderen, terwijl zij wisten dat dit wederrechtelijk was. De verdachte heeft aldus het vreemdelingenbeleid van de Nederlandse overheid ondermijnd.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan hypotheekfraude.
De verdachte en zijn vrouw hebben door gebruik te maken van een valse werkgevers-verklaring en salarisspecificatie een hypotheekbank opgelicht voor een aanzienlijk geldbedrag.
Door zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat door het maatschappelijk verkeer in de juistheid van geschriften gesteld moet kunnen worden. Verdachte heeft louter uit eigenbelang gehandeld, zonder zich rekenschap te geven van de maatschappelijke gevolgen van zijn handelwijze.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij, zoals blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 maart 2013 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
In het feit dat de verdachte met zijn criminele activiteiten financieel gewin voor ogen heeft gehad, ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte tevens een geldboete op te leggen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat na te melden straf passend en geboden is. De straf is lager dan geëist wegens de vrijspraak voor de feiten 1, 2 en 3 en door een andere waardering van het voorgevallene.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de voorlopige hechtenis van de verdachte of de schorsing daarvan op te heffen.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen, te weten vier beeldschermen en een laptop, verbeurd te verklaren.
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp van deze voor¬werpen begaan.
Voornoemde goederen zullen worden verbeurd verklaard.
Die verbeurdverklaring zal worden opgelegd als bijkomende straf voor de bewezen verklaarde feiten.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 47, 57, 140, 197a en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding voor zover het betreft feit 3 partieel nietig;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 4 primair, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, alsmede tot een geldboete van € 50.000,- (vijftigduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 285 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de bewezen verklaarde feiten:
vier beeldschermen en een laptop.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en M.V. van Baaren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Snoeren en A.C. de Sain, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2013.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 22 mei 2013.
TEKST NADER OMSCHREVEN TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 januari 2011,
te Rotterdam en/of [plaatsnaam] en/of Capelle aan den IJssel,
in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) (een) ander(en), te weten
- [vreemdeling] (AMB/029) en/of
- [vreemdeling] (AMB/031) en/of
- [vreemdeling] (AMB/034) en/of
- [vreemdeling] (AMB/035) en/of
- [vreemdeling] (AMB/036) en/of
- [vreemdeling] (AMB/037) en/of
- [vreemdeling] (AMB/038) en/of
- [vreemdeling] (AMB/039) en/of
- [vreemdeling] (AMB/040),
(telkens) behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot
Nederland en/of die perso(o)n(en) daartoe (telkens) gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft,
en/of
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van
verblijf in Nederland en/of die perso(o)n(en) daartoe (telkens) gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers hebben/heeft verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
- in China contact gelegd met de vreemdeling(en), en/of
- de aanvra(a)g(en) verzorgd danwel betrokkenheid gehad bij de aanvra(a)g(en)
van (diverse) vergunning(en) voor de vreemdeling(en) terwijl bij die
aanvra(a)g(en) fictieve gegevens zijn opgegeven, en/of
- voor (een) fictie(f)(ve) adres(sen) gezorgd ten behoeve van inschrijving in
het GBA van de vreemdeling(en), en/of
- voor (een) fictie(f)(ve) vestigingsadres(sen) gezorgd van BV's (in
oprichting)/werkgevers bij wie de vreemdeling(en) in loondienst zou(den)
treden en/of was/waren, en/of
- (diverse) afspra(a)k(en) voor de vreemdeling(en) gemaakt/geregeld bij de IND
en/of de gemeente en/of (een) andere instantie(s), en/of
- als contactpersoon in Nederland en/of in China gefungeerd voor de
vreemdeling(en), en/of
- hotelreserveringen gemaakt voor de vreemdeling(en), en/of
- de vreemdeling(en) begeleid als ze in Nederland was/waren, en/of
- de vreemdeling(en) geïnformeerd over hoe ze de Nederlandse autoriteiten te
woord moest(en) staan en/of ten behoeve van deze vreemdeling(en) zelf de
Nederlandse autoriteiten te woord gestaan, en/of
- voor informatie gezorgd over BV's (in oprichting) die op de aanvra(a)g(en)
voor (diverse) vergunning(en) voor de vreemdeling(en) werd(en) opgevoerd als
werkgever, en/of
- de administratie laten verzorgen van de BV('s) (in oprichting) die de
vreemdeling(en) (fictief) in dienst had(den), en/of
- met zijn mededader(s) en die vreemdeling(en) afspraken gemaakt over
geldbedrag(en) die door die vreemdeling(en) aan verdachte en/of zijn
mededader(s) dienden te worden betaald voor door verdachte en/of zijn
mededader(s) aan die vreemdeling(en) verleende diensten
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige
redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of dat verblijf (telkens)
wederrechtelijk was,
en/of
van bovenomschreven feit(en) een beroep en/of gewoonte hebben/heeft gemaakt;
artikel 197a lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 januari 2011
te Rotterdam en/of [plaatsnaam] en/of Den Haag en/of Rijswijk,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,(telkens)
een of meer hieronder genoemde geschrift(en) valselijk heeft/hebben opgemaakt
en/of vervalst, en/of
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van de/het hieronder genoemde
valse/vervalste geschrift(en), bestaande het gebruik (telkens) hierin dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) de/het hieronder genoemde geschrift(en)
heeft/hebben toegezonden en/of doen toezenden aan het UWV-werkbedrijf en/of
het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en/of de Immigratie- en
Naturalisatiedienst (IND), en/of
de hieronder genoemde valse/vervalste geschrift(en) voorhanden heeft/hebben
gehad en/of heeft/hebben afgeleverd en/of doen afleveren bij het
UWV-werkbedrijf en/of het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en/of de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
te weten een of meerdere (kopieën) van de volgende geschriften
(een) vals(e) of vervalst(e) verzoek(en) om advies voor de afgifte machtiging
tot voorlopig verblijf kennismigrant, te weten
1A een verzoek om advies voor de afgifte machtiging tot voorlopig verblijf
met betrekking tot [vreemdeling] d.d. 02-02-2010 (DOC/017-07/08 en 41/42),
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens)- valselijk in
strijd met de waarheid - op/in die/dat verzoek(en) om advies voor de afgifte
machtiging tot voorlopig verblijf kennismigrant (een) onjuiste en/of fictieve
verblijfsadres(sen) en/of vestigingsadressen en/of dienstverband(en) en/of
salaris(sen) en/of salarisbetaling(en) was/waren vermeld,
en/of
(een) vals(e) of vervalst(e) aanvraag(formulier(en)) verblijfsvergunning (met
MVV), te weten
2A een aanvraag verblijfsvergunning kennismigrant met MVV met betrekking tot
[vreemdeling] d.d. 19-11-2010 (DOC/016-01/03 en 25/27), en/of
2B een aanvraag verblijfsvergunning regulier met MVV met betrekking tot
[vreemdeling] d.d. 08-05-2007 (DOC/011-53/64 en 77), en/of
2C een aanvraag verblijfsvergunning met MVV met betrekking tot [vreemdeling] d.d.
02-01-2007 (DOC/013-45/46 en 94),
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens)- valselijk in
strijd met de waarheid - op/in die/dat aanvraagformulier(en)
verblijfsvergunning met MVV (een) onjuiste en/of fictieve verblijfsadres(sen)
en/of vestigingsadressen en/of dienstverband(en) en/of salaris(sen) en/of
salarisbetaling(en) en/of verblijfsdoel(en) in Nederland was/waren vermeld,
en/of
(een) vals(e) of vervalst(e) aanvraag(formulier(en)) verlenging
verblijfsvergunning, te weten
3A een aanvraag(formulier) verlenging verblijfsvergunning met betrekking
tot [vreemdeling] d.d. 12-09-2008 (DOC/020-17/18 en 73/74),
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) - valselijk in
strijd met de waarheid - op/in die/dat aanvraagformulier(en) verlenging
verblijfsvergunning (een) onjuiste en/of fictieve verblijfsadres(sen) en/of
vestigingsadressen en/of werkgever(s) en/of dienstverband(en) was/waren
vermeld en/of
was vermeld dat [naam] de afgelopen 12 maanden niet langer dan 3 maanden
buiten Nederland is geweest,
en/of
(een) vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring(en), te weten
4A een werkgeversverklaring van [naam] BV met betrekking
tot werknemer [vreemdeling] d.d. 03-07-2007 (DOC/020-10 en 75), en/of
4B een werkgeversverklaring van [naam] BV met betrekking tot werknemer
[vreemdeling] d.d. 02-01-2007 (DOC/013-47 en 96),
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) valselijk - in
strijd met de waarheid - op/in die/dat werkgeversverklaring(en) (een)
onjuiste en/of fictieve verblijfsadres(sen) en/of vestigingsadressen en/of
dienstverband(en) en/of salaris(sen) en/of salarisbetaling(en) was/waren
vermeld,
en/of
(een) vals(e) of vervalst(e) arbeidsovereenkomst(en), te weten
5A een arbeidsovereenkomst tussen [naam] BV en [vreemdeling] d.d.
5 juli 2010 (DOC/016-12/14 en 17/18 en DON/001-216/219), en/of
5B een arbeidsovereenkomst tussen [naam] BV en [vreemdeling] d.d.
12 september 2006 (DOC/10-56/57 en DON/001-152/154), en/of
5C een arbeidsovereenkomst tussen [naam] BV en [vreemdeling] d.d.
1 maart 2007 (DOC/012-69/70 en 90/91 en DON/001-52/53), en/of
5D een arbeidsovereenkomst tussen [naam] BV en [vreemdeling] d.d.
5 juli 2006 (DOC/013-24/25 en 43/44 en 108/109 en 110/111 en
DON/001-178/179), en/of
5E een arbeidsovereenkomst tussen [naam] BV en [vreemdeling] d.d.
4 juni 2008 (DOC/014-56/57 en 63/64 en 108/109),
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) valselijk- in
strijd met de waarheid - op/in die/dat arbeidsovereenkomst(en) was vermeld dat
er sprake is van (een ) onjuiste en/of fictieve dienstverband(en) en/of
salaris(sen),
en/of
(een) vals(e) of vervalst(e) loonstro(o)k(en), te weten,
6A 3 loonspecificaties van [naam] BV i.o. met betrekking tot [vreemdeling], over de
maand(en) april en/of mei en/of juni 2009 (DOC/012-71/73 en
DON-001-127 en 130 en 133), en/of
6B 3 loonspecificatie(s) van [naam] B.V. i.o. gericht aan [vreemdeling]
over de/het loonvak(ken) juni en/of juli en/of augustus 2009 (DOC/020-2/4
en DOC/020-93/95), en/of
6C 3 loonspecificatie(s) van [naam] BV i.o. gericht aan [vreemdeling] over de/het
loonvak(ken) april en/of mei en/of juni 2009 (DOC/013-56/58 en 114/116),
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) valselijk- in
strijd met de waarheid - op/in die/dat loonstro(o)k(en) (een) onjuiste en/of
fictieve salaris(sen) en/of salarisbetaling(en)(per kas) en/of
dienstverband(en) en/of (verblijfs en/of vestigings)adres(sen) was/waren
vermeld,
waarbij een/die geschrift(en) bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te
dienen,
- en waarbij het valselijk opmaken of vervalsen is gebeurd met het oogmerk om
dit/deze geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een)
ander(en) te doen gebruiken, en/of
- waarbij ten aanzien van het gebruik maken en/of het voorhanden hebben en/of
het afleveren van deze valse en/of vervalste geschriften hij, verdachte, en/of
zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en
onvervalst;
artikel 225 lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 januari 2011
te Rotterdam en/of [plaatsnaam] en/of Rijswijk en/of Den Haag,
in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
((een) medewerk(st)er(s) van) het UWV-werkbedrijf en/of het Centrum voor Werk
en Inkomen (CWI) en/of de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en/althans
de Staat der Nederlanden heeft/hebben bewogen tot afgifte van
(een) tewerkstellingsvergunning(en) en/of (een) (stempel voor een)
machtiging(en) voorlopig verblijf en/of (een)
sticker(s)/verblijfsaantekening(en) (in het paspoort) en/of (een)
beschikking(en) tot afgifte van een verblijfsvergunning en/of (een) pas(sen)
voor een verblijfsvergunning, althans enig goed,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(telkens) met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven-
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
doen voorkomen dat een of meer personen,
waaronder
- [vreemdeling] (AMB/029) en/of
- [vreemdeling] (AMB/031) en/of
- [vreemdeling] (AMB/034) en/of
- [vreemdeling] (AMB/035) en/of
- [vreemdeling] (AMB/036) en/of
- [vreemdeling] (AMB/037) en/of
- [vreemdeling] (AMB/038)en/of
- [vreemdeling] (AMB/039) en/of
- [vreemdeling] (AMB/040)en/of
voldoen aan de daartoe gestelde voorwaarden om als vreemdeling in Nederland
arbeid te verrichten en/of te verblijven, terwijl bij die aanvra(a)g(en) voor
de hiervoor benodigde vergunning(en) valse en/of onjuiste en/of fictieve
gegevens zijn opgegeven/ingevuld (zoals het bestaan van een arbeidsverband in
loondienst en/of het voldoen aan het looncriterium en/of het hebben van het
(hoofd)verblijf in Nederland),
waardoor (telkens) het UWV-werkbedrijf en/of het Centrum voor Werk en Inkomen
(CWI) en/of de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en/althans de Staat
der Nederlanden werd(en) bewogen tot de afgifte van bovenbedoelde goed(eren);
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van september 2010 tot en met 11 januari 2011,
te Rotterdam en/of [plaatsnaam], in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een ander, te weten
[vreemdeling] (AMB/097)
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of die persoon daartoe (telkens) gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft,
immers hebben/heeft verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
- voor huisvesting van genoemd persoon gezorgd en/of
- ervoor gezorgd dat die persoon werk en/of inkomsten had, althans ervoor
gezorgd dat die persoon arbeid heeft verricht,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was
artikel 197a lid 2 en 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op een of meerdere tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van september 2010 tot en met 11 januari 2011,
te Rotterdam en/of [plaatsnaam], in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een ander, te weten
[vreemdeling] (AMB/097)
die zich wederrechtelijk toegang tot en/of verblijf in Nederland heeft
verschaft, krachtens (mondelinge) overeenkomst en/of aanstelling arbeid
heeft/hebben doen verrichten,
bestaande uit het laten verrichten van werkzaamheden (onder meer als hulp in
de huishouding en/of als nanny) in de woning gelegen aan [adres]
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen
had(den) om te vermoeden dat die toegang en/of dat verblijf (van voornoemde
persoon) wederrechtelijk was;
artikel 197b Wetboek van Strafrecht
5.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 januari 2011
te Rotterdam en/of [plaatsnaam] en/of Capelle aan den IJssel en/of Kloetinge,
in elk geval in Nederland,
(telkens) al dan niet als oprichter en/of leider en/of bestuurder
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit hem, verdachte, en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of
[naam] en/of [naam] en/of (een) ander(en),
welke organisatie tot oogmerk had(den) het plegen van misdrijven,
namelijk
- oplichting (fraude met aanvragen van diverse vergunningen) (artikel 326
Wetboek van Strafrecht), en/of
- valsheid in geschrift (in aanvragen voor diverse vergunningen en/of
werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten en/of loonstroken)
(artikel 225 Wetboek van Strafrecht), en/of
- mensensmokkel (artikel 197a lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht), en/of
- (gewoonte)witwassen (artikel 420ter en/of artikel 420bis Wetboek van
Strafrecht);
artikel 140 lid 1 en 3 Wetboek van Strafrecht
6.
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van september 2009 tot en met 1 april 2010
te Rotterdam en/of [plaatsnaam] en/of Den Haag en/of Amsterdam,
in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
((een) medewerk(st)er(s)) van [naam bank]
in elk geval een bank en/of hypotheekverstrekker,
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (een) of meer geldbedrag(en) (totaal
750.000,- Euro), althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(telkens) met vorenomschreven oogmerk (zakelijk weergegeven)
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- bij bovengenoemde instelling een hypothecaire geldlening aangevraagd voor de
financiering van de aankoop van hierna te noemen pand en/of
- bij bovengenoemde instelling een offerte en/of overeenkomst voor een
hypothecaire geldlening overeengekomen voor de financiering van de aankoop
van hierna te noemen pand,
het gaat daarbij om het pand:
[adres] (AMB/100)
en/of
- ten behoeve van en/of ter onderbouwing van deze aanvraag en/of offerte en/of
overeenkomst (telkens) (een) (valse en/of vervalste)
werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) voorhanden gehad en/of
afgeleverd en/of
(vervolgens) aan [naam bank] (die) (valse en/of
vervalste) werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s) ter inzage
gegeven en/of overgelegd en/of gestuurd en/of doen sturen en/of verstrekt
en/of doen verstrekken en/of doen toekomen, waarmee in strijd met de waarheid
de indruk is gewekt dat de daarop genoemde perso(o)n(en) voor de daarop
genoemde bedrijf/bedrijven werkten en/of daarvoor geld ontvingen,
het gaat daarbij om de volgende bescheiden:
- (een) salarisspecificatie(s) van [naam] BV met betrekking tot
[naam medeverdachte] over de maand(en) december 2009 (DOC/027-02 en 03), en/of
- een werkgeversverklaring van [naam] BV met betrekking tot [naam medeverdachte] d.d.
08-01-2010 (DOC/01F-28), en/of
- een salarisspecificatie van [naam] BV met betrekking tot [verdachte] over
de maand december 2009 (DOC/025-26), en/of
- een werkgeversverklaring van [naam] BV met betrekking tot [verdachte]
d.d. 8-01-2010 (DOC/025-25),
waardoor ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam bank]
werd(en) bewogen tot de afgifte van bovenbedoelde goed(eren);
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van september 2009 tot en met 1 april 2010
te Rotterdam en/of [plaatsnaam] en/of Den Haag en/of Amsterdam,
in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of (een) ander(en) gebruik
heeft doen maken van
(een) vals(e) of vervalst(e) salarisspecificatie(s) en/of
werkgeversverklaring(en), te weten
a- (een) salarisspecificatie(s) van [naam] BV met betrekking tot
[naam medeverdachte] over de maand(en) december 2009 (DOC/027-02 en 03), en/of
b- een werkgeversverklaring van [naam] BV met betrekking tot [naam medeverdachte] d.d.
08-01-2010 (DOC/01F-28), en/of
c- een salarisspecificatie van [naam] BV met betrekking tot [verdachte]
over de maand december 2009 (DOC/025-26), en/of
d- een werkgeversverklaring van [naam] BV met betrekking tot [verdachte]
d.d. 8-01-2010 (DOC/025-25),
- (elk) zijnde een geschrift(en) dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat opzettelijk (doen) gebruikmaken (telkens) hierin dat
zij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
die/dat geschrift(en) heeft/hebben toegezonden en/of doen toekomen aan ((een)
medewerk(st)er(s) van) [naam bank],
en
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat
ad a- op voormelde salarisspecificatie(s) is vermeld dat [naam medeverdachte] (voor
werkzaamheden) ten behoeve van/bij [naam] BV in december 2009 een
salaris van 2.665,84 Euro en/of een 13e maand van 2.665,84 Euro heeft
genoten, en/of
ad b- op voormelde werkgeversverklaring is vermeld dat [naam medeverdachte] per 1 juli
2009 een vast dienstverband heeft bij [naam] BV, en/of
ad c- op voormelde salarisspecificatie is vermeld dat [verdachte] (voor
werkzaamheden) ten behoeve van/bij [naam] BV in december 2009 een
salaris van 2.472,84 Euro heeft genoten, en/of
ad d- op voormelde werkgeversverklaring is vermeld dat [verdachte] per
1 september 2009 een vast dienstverband heeft bij [naam] BV,
in elk geval op voornoemde salarisspecificatie(s) en/of
werkgeversverklaring(en) (een) fictieve salaris(sen) en/of salarisbetaling(en)
en/of dienstverband(en) is/zijn vermeld,
en/of
(telkens) opzettelijk
bovenbedoelde/genoemde vals(e) of vervalst(e) geschrift(en)
heeft/hebben voorhanden gehad en/of heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben
doen afleveren bij aan ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam bank],
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en)
bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
artikel 225 Wetboek van Strafrecht