ECLI:NL:RBROT:2013:CA1237

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-870170-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen in cocaïne met gevangenisstraf van 24 maanden

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 28 mei 2013 door de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het dealen in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van twee jaar en vijf maanden actief betrokken was bij de verkoop van cocaïne, wat schadelijk is voor de gezondheid en leidt tot overlast in de samenleving. De rechtbank heeft de processtukken en de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte. Tijdens de zitting op 14 mei 2013 zijn de bewijsstukken besproken, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde bewezen is, met uitzondering van enkele punten waar de verdachte van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De opgelegde straf is in lijn met de ernst van de feiten en de impact die de handel in harddrugs heeft op de samenleving. De rechtbank heeft besloten dat er geen aanleiding is om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op 28 mei 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team Straf 3
parketnummer: 11/870170-12
verkort vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 mei 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Rijnmond, HvB De Schie, Professor Jonkersweg 7 te Rotterdam,
hierna: verdachte.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 14 mei 2013.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
2 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3 Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëndertig maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
4 De bewijsbeslissing
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 4 juni 2012
te Dordrecht opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd
en vervoerd (gebruikers)hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverweging
Door de raadsman is aangevoerd dat slechts bewezen kan worden dat verdachte gedurende een gedeelte van de tenlastegelegde periode, te weten tien tot twaalf maanden, cocaïne heeft gedeald, nu de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ongeloofwaardig zijn en de getuigenverklaring van [getuige 3] door verdachte wordt betwist.
De rechtbank overweegt als volgt.
Door de getuige [getuige 1] is op 8 juni 2012 bij de politie verklaard dat zij zeker weet dat verdachte cocaïne dealde vanaf het moment dat zij drie jaar geleden met verdachte is gaan samenwonen op de [adres] te Dordrecht.
Door de getuige [getuige 3] is op 26 juni 2012 bij de politie verklaard dat hij sinds vijf jaren, vanaf het moment dat hij is verhuisd, beginnend vanaf de zomer van 2007, dagelijks zijn cocaïne bij verdachte koopt.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van getuige [getuige 3], zeker nu deze steun vindt in de verklaring van getuige [getuige 1].
Op grond van genoemde verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanaf 1 januari 2010 cocaïne heeft gedeald. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, meermalen gepleegd.
6 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7 De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaren en vijf maanden schuldig gemaakt aan het dealen in cocaïne.
Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die schadelijk is voor de gezondheid en sterk verslavend is. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Enerzijds overlast in de buurten waar de handelsactiviteiten plaatsvinden, anderzijds overlast doordat - hetgeen als een feit van algemene bekendheid mag worden beschouwd - verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden hanteert de rechtbank als uitgangspunt voor het met enige regelmaat verkopen, afleveren en vervoeren van gebruikershoeveelheden harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden. Dit uitgangspunt gaat uit van een persoon die niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 april 2013 is verdachte eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor overtreding van de Opiumwet en daar ook voor veroordeeld. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Bouman GGZ d.d. 14 augustus 2012.
Alles afwegende en in afwijking van de eis van de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden passend en geboden is. In de omstandigheid dat de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting van oordeel is dat verdachte beperkte hoeveelheden heeft gedeald en hij een beperkte klantenkring had, ligt met name het verschil tussen de strafoplegging en hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank ziet geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen, nu verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden zich opnieuw met het dealen van harddrugs bezig te houden.
7.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
7.2.1 De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten de personenauto en het geld, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de personenauto aan verdachte toebehoort en dat de feiten hiermee zijn begaan. Voorts is gebleken dat het bij verdachte aangetroffen geld afkomstig is van of gebruikt is bij het plegen van de strafbare feiten.
De rechtbank zal de in beslag genomen goederen verbeurd verklaren.
8 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen berusten op de artikelen 33, 33a , 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.1 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
- Geld Euro 120,00;
- 1.00 STK Personenauto, Opel Astra, Kl: zwart, [KENTEKEN].
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Mourik, voorzitter, mr. M. van Nooijen en mr. M. van Kuilenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 4 juni 2012
te Dordrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
één of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer: 11/870170-12
Vonnis d.d. 28 mei 2013