proces-verbaal
RECHTBANK ROTTERDAM
Parketnummer: 11.197974.11
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 23 april 2013.
Tegenwoordig zijn:
mr. F. van Laanen, politierechter,
mr. W. van Prooijen, officier van justitie en
H.E.C. Otterman, griffier.
De politierechter doet de zaak uitroepen tegen verdachte
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1960,
wonende te [woonadres verdachte].
De verdachte is niet verschenen.
De officier van justitie is van opvatting dat verstek tegen de verdachte moet worden verleend. De politierechter stelt vast dat de dagvaarding in persoon aan verdachte is betekend en dat verdachte, blijkens de uitdraai die zich in het dossier bevindt, op 22 april 2013 niet was gedetineerd. De politierechter beveelt dat tegen de verdachte verstek wordt verleend en dat de behandeling van de zaak buiten diens aanwezigheid wordt voortgezet.
De officier van justitie draagt de zaak voor. Zakelijk weergegeven wordt verdachte ten laste gelegd dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.75A van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Dordrecht, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door de burgemeester van Dordrecht. Dit betrof een verblijfsontzegging.
De politierechter deelt de korte inhoud mee van:
- een proces-verbaal met nummer PL1810 2013014240, met de op ongenummerde p. 3, genoemde documenten (25 bladzijdes);
- een uittreksel justitiële documentatie, verdachte betreffend, d.d. 12 februari 2013.
De officier van justitie voert het woord, leest haar vordering voor en legt deze aan de politierechter over. De officier van justitie rekwireert tot bewezenverklaring. Verdachte zegt bij de politie enerzijds dat hij niet weet van de verblijfsontzegging. Deze is hem evenwel in persoon uitgereikt door een ondergemandateerd lid van het wijkteam. Verdachte zegt anderzijds echter ook bij de politie op de vraag dat hij niet op de desbetreffende locatie mag komen en waarom hij dat doet, dat dit voor hem korter is. Verdachte moest het ook wel weten, want hij is er al vaker mee geconfronteerd en voor veroordeeld. Door in het verboden gebied te zijn, overtreedt verdachte automatisch het hem gegeven bevel c.q. de vordering. De officier van justitie vordert twee weken gevangenisstraf.
De politierechter sluit het onderzoek ter terechtzitting en spreekt het in dit proces-verbaal aangetekende mondeling vonnis uit.
---------------------------------------------------------------------------------------------
A A N T E K E N I N G V A N H E T M O N D E L I N G V O N N I S
---------------------------------------------------------------------------------------------
1. Inhoud van de tenlastelegging.
Aan verdachte is bij dagvaarding met parketnummer 10-031090-13 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2013 te omstreeks 16.55 uur, te Dordrecht opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.75A van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Dordrecht, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door A.A.M. Brok, burgemeester van de gemeente Dordrecht, zijnde een ambtenaar, belast met de uitoefening van enig toezicht, of een persoon krachtens wettelijk voorschrift, voortdurend of tijdelijk met enige openbare dienst belast, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar of persoon van hem op 02 januari 2013 (schriftelijk) had bevolen en/of gevorderd om gedurende de periode van woensdag 09 januari 2013 te 14.00 uur en eindigende woensdag 27 februari 2013 te 14.00 uur, zich niet te bevinden in het gebied begrensd door Varkenmarkt, Gravenstraat, Wijnstraat, Nieuwbrug, Voorstraat, Weeshuisplein, Doelstraat, Steegoversloot, Sint Jorisbrug, Sint Jorisweg, Park Merwestein, Groenedijk, Vrieseweg, Oranjepark, Dubbeldamseweg-Noord, Singel, Spuiweg, Spuiplein, Boogjes, Suikerstraat, Voorstraat, Stadhuisplein, Sint Jacobsplein, Houttuinen en Varkenmarkt en voorts het gebied begrensd door de Hoge Bakstraat, Singel, Koninginnestraat en Havenstraat binnen de gemeente Dordrecht, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering door zich op genoemd tijdstip op de Cornelis de Wittstraat te bevinden.
2.1 De politierechter is van oordeel dat niet is bewezen dat sprake is van 'een bevel of een vordering krachtens artikel 2.75A van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Dordrecht, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan' en overweegt daartoe als volgt.
2.2 De tenlastelegging is toegespitst op artikel 184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Deze bepaling eist een 'krachtens wettelijk voorschrift gedaan bevel of gedane vordering'. Van een zodanig bevel of een zodanige vordering kan slechts sprake zijn indien dit bevel of deze vordering is gegeven krachtens een verbindend wettelijk voorschrift en in overeenstemming met een op dat voorschrift berustende bevoegdheid. De politierechter dient dus te onderzoeken of het in de tenlastelegging genoemde wettelijk voorschrift verbindend is en of het bevel of de vordering rechtmatig is gegeven (vgl. het arrest van de Hoge Raad (HR) van 12 februari 2013, LJN BY8311). In verband met de verbindendheid van het voorschrift geldt, voor zover hier relevant, ingevolge de artikelen 147, 149, 160 en 172 van de Gemeentewet dat de gemeenteraad de verordeningen vaststelt die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt, het college van burgemeester en wethouders bevoegd is beslissingen van de raad uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast, en de burgemeester bij uitsluiting is belast met de feitelijke handhaving van de openbare orde (vgl. HR 11 oktober 2005, NJ 2008, 207). Voorts moet een dergelijk voorschrift uitdrukkelijk inhouden dat de betrokken ambtenaar is gerechtigd tot het doen van een bevel of vordering (vgl. HR 27 maart 2012, LJN BV6665).
2.3 Het in de tenlastelegging genoemde artikel 2:75A van de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht (hierna: APV Dordrecht) luidt op 2 januari 2013 - de datum van beslissing omtrent de verblijfsontzegging - als volgt:
'1. Het is degene die op een openbare plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet gebruikt of verhandelt, of zich gedraagt in strijd met de artikelen 2:48, 2:74, 2:74 A of 2:74 B verboden zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied, nadat dit aan diegene - in het belang van de openbare orde - bij besluit van de burgemeester is bekendgemaakt.
2. Het verbod gesteld in het eerste lid geldt gedurende het in het besluit van de burgemeester genoemde tijdvak van maximaal 8 weken.
3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, indien en voor zover de belanghebbende in een door het college aangewezen gebied zijn woning heeft, zijn beroep uitoefent of hulpverlenende instanties bezoekt.'
2.4 Uit bijlage B bij het overzichtsproces-verbaal, d.d. 13 februari 2013 (p. 12-13 van het doorlopend genummerde dossier met nummer PL1810 2013014240) blijkt dat een wijkteamlid namens de burgemeester van de gemeente Dordrecht (hierna: de burgemeester), overwegende dat deze 'bevoegd is verblijfsontzeggingen [...] op te leggen' en gelet op artikel 2:75A APV Dordrecht, een 'besluit' heeft genomen dat het verdachte is verboden zich in een bepaalde periode in een bepaald gebied te bevinden. Het Besluit mandaat verblijfsontzeggingen artikel 2.4.13 APV (thans kennelijk artikel 2:75A APV Dordrecht), dat zich op p. 23-24 van het genoemde dossier bevindt, is een besluit van de burgemeester om aan de (toenmalige) korpschef van de politie Zuid-Holland-Zuid mandaat te verlenen tot 'het opleggen' van een dergelijke verblijfsontzegging. Hierbij is ondermandaat mogelijk gemaakt. Het ondermandaat dat zich op p. 25 van het genoemde dossier bevindt, is een besluit van die korpschef om daar genoemde ambtenaren aan te wijzen die een dergelijke verblijfsontzegging kunnen 'uitreiken'.
2.6 De politierechter concludeert op grond van het voorgaande het volgende.
2.6.1 Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan het negeren van 'een bevel of een vordering'. Uit de genoemde bijlage kan immers slechts worden afgeleid dat namens de burgemeester, overigens overeenkomstig de terminologie van artikel 2:75A, eerste lid APV Dordrecht, een 'besluit' is genomen waarbij verdachte bepaald gedrag wordt verboden. Daaruit volgt niet dat aan verdachte iets is bevolen of dat iets van hem is gevorderd.
2.6.2 Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan het negeren van een (vermeend) bevel of (vermeende) vordering 'krachtens wettelijk voorschrift gedaan'. Immers,
A) Artikel 2:75A APV Dordrecht rept, zoals zojuist ook is overwogen, van een besluit en niet van een 'bevel' of 'vordering'.
B) Artikel 2:75A, eerste lid APV Dordrecht bevat geen bevoegdheidsgrondslag voor de burgemeester, maar is een verbodsbepaling. De bepaling houdt dus niet uitdrukkelijk in dat de burgemeester gerechtigd is tot het doen van een bevel of een vordering.
C) Gelet op de bewoordingen en de plaatsing van artikel 2:75A, eerste lid in afdeling 14 van hoofdstuk 2 van de APV Dordrecht, welk hoofdstuk is getiteld 'Openbare orde en veiligheid', ziet die bepaling op de feitelijke handhaving van de openbare orde. Dit brengt mee dat de gemeenteraad buiten zijn verordenende bevoegdheden is getreden door in artikel 2:75A, eerste lid APV Dordrecht het college van burgemeester en wethouders, in plaats van de burgemeester, aan te wijzen als het bevoegde orgaan voor het aanwijzen van een gebied waar iemand zich niet mag bevinden, nadat dit aan diegene in het belang van de openbare orde bij besluit van de burgemeester is bekendgemaakt. De APV Dordrecht is dus in zoverre onverbindend.
D) Het wijkteamlid is ter zake evenmin op een andere grond bevoegd. Blijkens het in het mandaatbesluit geformuleerde ligt hieraan de opvatting ten grondslag dat de daarbij door de burgemeester gemandateerde bevoegdheid een bevoegdheid is die de burgemeester ontleent aan artikel 2.75A APV Dordrecht. Deze opvatting is evenwel onjuist, zoals hiervoor is overwogen. Ook de vraag of de (toenmalige) korpschef en in ondermandaat het wijkteamlid bevoegd was, wordt daarom ontkennend beantwoord (vgl. Hof Amsterdam 8 februari 2013, LJN BZ1517). Daar komt nog bij dat in het door de korpschef verstrekte ondermandaat geen bevoegdheid tot besluiten is neergelegd, zoals het wijkteamlid wel heeft gedaan, maar slechts tot uitreiken.
3. Uitspraak
De politierechter spreekt verdachte vrij van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
4
Parketnummer: 11.197974.11
[naam verdachte]