vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
1. [eiseres sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3], in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater],
wonende te [woonplaats],
eisers bij exploot van dagvaarding van 12 juli 2012,
gemachtigde: mr. A.J.I. Mullenders te Rotterdam,
[gedaagde], in zijn hoedanigheid van voormalig executeur van de nalatenschap van [erflater],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.R. Oosterhout te Leiden.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
• het exploot van dagvaarding;
• de conclusie van antwoord;
• het tussenvonnis van 11 oktober 2012 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
• de op 12 december 2012 en op 6 februari 2013 ingekomen producties 14 tot en met 22 zijdens eisers
• het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 12 februari 2013.
Hierna is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1 Eisers sub 1 en 2 zijn de dochter en de zoon van wijlen de heer [erflater] die is overleden op [datum overlijden]. De [erflater] heeft bij testament van 4 juni 2010 beschikt over zijn nalatenschap waarbij eiser sub 1 en 2 ieder voor een gelijk deel zijn benoemd tot erfgenaam. Tot de nalatenschap behoorden onder andere een appartement in [woonplaats], een vordering op [x BV] en een vordering op de heer [A].
2.2. In voornoemd testament staat onder meer:
(…)
VIII Executeursbenoeming
1. Benoeming executeur
Ik benoem tot executeur de heer [gedaagde], wonend: [adres] [woonplaats], geboren te [geboorteplaats en -datum].
(…)
7.Loon
De door de executeur in zijn uitoefening van zijn taak gemaakte kosten komen voor rekening van de erfgenamen, naar rato van hun verkrijging.
De executeur komt als loon toe:
a. een op uurbasis te bepalen bedrag tegen een uurtarief van één honderd twintig euro (€120,-) exclusief eventueel verschuldigde omzetbelasting, uit te betalen op maandbasis
(…)
8. Meer executeurs
Zijn er twee of meer executeurs, dan kan ieder van hen alle werkzaamheden alleen verrichten. Het hierboven bedoelde loon komt de executeurs gezamenlijk, ieder voor een gelijk deel toe.
(…)
2.3. Gedaagde, die een bekende was van de [erflater], heeft de benoeming aanvaard.
2.4. Gedaagde verricht (advies)werkzaamheden namens [y BV] en [z BV] aan derden. Laatstgenoemde vennootschap is gevestigd op het huisadres van gedaagde.
2.5. Bij factuur van 3 juni 2010 heeft [y BV] wegens werkzaamheden in de periode april 2010 tot 1 juni 2010 € 10.091,20 in rekening gebracht bij de [erflater]. Hij heeft deze rekening betaald.
2.6. Kort na [datum overlijden] heeft gedaagde als executeur uit de nalatenschap van de [erflater] € 8.632,26 betaald aan [y BV] wegens verrichte werkzaamheden voor de [erflater] in de periode van 1 juni 2010 tot [datum overlijden]
2.7. In januari/februari 2011 hebben eisers sub 1 en 2 de rechtbank verzocht gedaagde te ontslaan als executeur. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 3 februari 2011 zijn eisers sub 1 en 2 met gedaagde overeengekomen dat een tweede executeur zou worden toegevoegd, te weten notaris Van der Hammen in Zevenhuizen, de werkgever van de echtgenote van eiser sub 2. Deze notaris heeft uiteindelijk niet ingestemd met zijn benoeming.
2.8. Namens eiser sub 1 heeft eiser sub 3 in juli 2011 een verzoekschrift bij deze rechtbank ingediend om een tweede executeur toe te voegen. Dit heeft ertoe geleid dat eiser sub 3 bij notariële akte van 12 oktober 2011 is toegevoegd als executeur.
2.9. Op 25 januari 2012 heeft gedaagde zich schriftelijk teruggetrokken als executeur.
2.10. [z BV] heeft een of meer facturen opgesteld wegens de executeurswerkzaamheden van gedaagde. Daarbij heeft zij BTW in rekening gebracht. Het totaalbedrag inclusief BTW bedraagt € 30.045,86.
3. De vordering
3.1. Eisers hebben na wijziging van hun vordering ter comparitie gevorderd dat gedaagde bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot:
1. betaling aan de boedel van een bedrag van € 8.632,26, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [datum overlijden] tot aan de dag der algehele voldoening binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis,
2. betaling aan de boedel van een bedrag van € 5.283,60 binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis,
3. betaling aan de boedel van een bedrag van € 3.213,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis,
4. betaling aan de boedel van een bedrag van € 6.566,40, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij bij toewijzing van de vorderingen 2 en 3 de in dat verband reeds terugbetaalde BTW in mindering wordt gebracht op voormeld bedrag,
met veroordeling van gedaagde in de kosten van het onderhavige geding inclusief de nakosten ten belope van € 131,- als betaling binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis plaatsvindt en € 199,- indien betaling niet binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis plaatsvindt, in laatstgenoemd geval te vermeerderen met alle noodzakelijke kosten van betekening van het vonnis, executoriale beslaglegging, (over) betekening van gelegde beslagen en de kosten van executie zelf, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf de dag dat de kosten ingeval van niet-betaling binnen veertien dagen na vonniswijziging worden gemaakt.
3.2. Aan hun vordering is - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd: in de periode van 1 juni 2010 tot aan zijn overlijden was de [erflater] al ernstig ziek. Het is daarom onbegrijpelijk dat gedaagde, althans zijn vennootschap, in die periode voor ruim € 8.000,- advieswerkzaamheden heeft verricht, terwijl er in de maanden daarvoor ook al voor ruim € 10.000,- aan werkzaamheden zijn verricht. Eisers kunnen zich geen voorstelling maken van de werkzaamheden die in de periode na 1 juni 2010 zouden moeten zijn verricht. De factuur is na de dood van hun vader opgesteld door gedaagde en door gedaagde als executeur betaald aan zijn vennootschap. Volgens eisers gaat om een fraudeleuze factuur.
In de periode na de dood van de [erflater] is gedaagde aan de slag gegaan als executeur. Dit ging echter niet voortvarend en eiser sub 1 en 2 werden niet of nauwelijks geïnformeerd door gedaagde over zijn werkzaamheden. Daarom hebben zij toen aan de rechtbank verzocht om een executeur toe te voegen. Daarover is ter zitting bij de rechtbank overeenstemming bereikt met gedaagde. Uiteindelijk is die toevoeging niet doorgegaan, omdat de beoogd tweede executeur zich terugtrok. Enige tijd later hebben zij nogmaals aan de rechtbank verzocht een executeur toe te voegen. Dit is eiser sub 3 geworden. Eisers vinden het onbegrijpelijk dat gedaagde 37 uur nodig heeft gehad om zich voor te bereiden op deze zittingen. Het onder 2 gevorderde is daarom ten onrechte gedeclareerd door gedaagde.
Op grond van het testament moet het executeursloon naar rato verdeeld worden over het aantal executeurs. Toen er een tweede executeur was benoemd had gedaagde uitsluitend nog recht op een vergoeding van € 60,- per uur. Hij heeft echter nadien 45 uur in rekening gebracht voor het oorspronkelijke tarief van € 120,- per uur. Gedaagde heeft toegezegd het ten onrechte in rekening gebrachte te zullen terugbetalen aan de boedel, maar dat heeft hij nooit gedaan. Hierop ziet dus het onder 3 gevorderde.
Gedaagde is in privé benoemd als executeur en niet zijn vennootschap. Gedaagde heeft daarom ten onrechte BTW in rekening gebracht. Gedaagde moet daarom het onder 4 gevorderde terugbetalen aan de boedel.
4. Het verweer
4.1. Gedaagde voert allereerst aan dat de verkeerde partij is gedagvaard, omdat niet gedaagde in privé de executeurwerkzaamheden heeft uitgevoerd maar zijn vennootschap. Deze rechtspersoon heeft ook de facturen gestuurd aan de boedel en zij had dus in rechte moeten worden betrokken in plaats van gedaagde.
Gedaagde is in de laatste tien dagen van het leven van de [erflater] dagelijks meer dan 12 uur bij hem geweest. Eerst na zijn overlijden kon hij de factuur daarvan opmaken. Gedaagde merkt op dat hij geen filantropische instelling is, maar een ondernemer. Om die reden heeft hij over al zijn bestede uren BTW in rekening gebracht.
In de procedure die eiser sub 1 en 2 tegen hem als executeur hebben aangespannen diende hij zich te verweren. De daarmee gemoeide uren zijn daarom in rekening gebracht bij de boedel. Ten aanzien van het onder 3 gevorderde merkt gedaagde op dat eiser sub 3 ook een hoger bedrag dan € 60,- per uur in rekening brengt bij eiser sub 1 en sub 2.
5. De beoordeling van de vordering
5.1. Gedaagde wordt in het testament van de [erflater] benoemd tot executeur. Van een rechtspersoon die deze werkzaamheden op zich zou moeten nemen wordt geen melding gemaakt. Gedaagde heeft deze benoeming aanvaard. Daarmee is hij dus als privé-persoon executeur geworden. Indien gedaagde niet als privé-persoon executeur had willen worden, maar uitsluitend via zijn besloten vennootschap, dan had hij simpelweg de benoeming niet moeten aanvaarden, dan wel zijn vennootschap bij notariële akte als executeur moeten toevoegen. Het testament voorziet immers in die laatste mogelijkheid. Dat is echter niet gebeurd. Het moge dan zo zijn dat gedaagde uitsluitend via zijn besloten vennootschap werkt, volgens de wet kan in beginsel ieder natuurlijk persoon tot executeur worden benoemd. Met het al dan niet zijn van een filantropische instelling heeft dat niets van doen, omdat gedaagde, zij het als privé-persoon, loon ontvangt voor zijn werkzaamheden als executeur. Nu de vordering van eisers ziet op betalingen die gedaagde als executeur ten laste van de boedel heeft gedaan, hebben eisers dan ook de juiste partij gedagvaard.
5.2. Het onder 1 gevorderde:
Vooropgesteld wordt dat de factuur van € 8.632,26 weliswaar formeel op naam van [y BV] staat, maar feitelijk ziet deze factuur op werkzaamheden verricht door [gedaagde]. Voornoemde vennootschap is enkel gebruikt om te factureren. Er moet daarom als het ware door de besloten vennootschap heen worden gekeken. [gedaagde] heeft zelf na de dood van de [erflater] de factuur opgesteld en als executeur gezorgd voor de betaling aan de vennootschap, maar feitelijk aan zichzelf. [gedaagde] heeft in het geheel niet duidelijk kunnen worden wat hij tijdens de tien laatste levensdagen van de [erflater] gedurende in totaal 58 uur gedaan heeft voor de [erflater]. Weliswaar vermeldt de factuur ‘conform afspraak met de [erflater]’, maar het bestaan van zo’n afspraak blijkt uit niets. [gedaagde] moet dit bedrag daarom terugbetalen aan de boedel nu dit bedrag feitelijk aan hem ten goede is gekomen.
5.3. Het onder 2 gevorderde:
De nalatenschap van de [erflater] was redelijk overzichtelijk. Grofweg bestond zij uit drie peilers, namelijk de verkoop van het appartement van de [erflater], de incasso van een lening van € 300.000,- aan een Turkse kennis van de [erflater] en het afwikkelen van een hypothecaire geldlening aan de ex-echtgenote (stiefmoeder van eisers sub 1 en 2, ktr) van de [erflater], althans haar vennootschap [x BV] Dat een nalatenschap redelijk overzichtelijk is, behelst niet het oordeel dat er dus niet veel uren gemoeid kunnen zijn met de afwikkeling daarvan. Echter niet valt in te zien waarom gedaagde, nadat eisers sub 1 en 2 hun klachten over zijn functioneren hadden geuit en hem in rechte hadden betrokken, 37 uur heeft moeten besteden aan de voorbereiding van zittingen en zittingen zelf. Bezien in het licht van het feit dat gedaagde sowieso al enige maanden bezig was met de boedel en daarover dus reeds kennis en wetenschap moest hebben, valt niet in te zien wat hij gedurende deze 37 uur heeft gedaan. Gedaagde heeft op dit punt geen verdere duidelijkheid verschaft. Het onder 2 gevorderde zal daarom worden toegewezen.
5.4. Het onder 3 gevorderde
Het testament is duidelijk als het gaat over het uurloon dat een executeur toekomt indien er meer executeurs zijn. Vanaf 12 oktober 2011 waren er twee executeurs en dus had gedaagde vanaf die datum uitsluitend recht op een gehalveerd uurloon van € 60,-. Gedaagde heeft voor werkzaamheden nadien dus ten onrechte ( € 60,- x 45) € 2.700,- vermeerderd met BTW in rekening gebracht. Gedaagde moet dit dus terugbetalen. Dat eiser sub 3 ook meer in rekening brengt bij eisers sub 1 en 2 dan € 60,- per uur miskent het feit dat eiser sub 3 tevens de advocaat is van eisers sub 1 en 2 en door hen is ingehuurd en dat zij hem uit privé-middelen betalen. Het onder 3 gevorderde kan daarom worden toegewezen.
5.5. Het onder 4 gevorderde
Zoals reeds is overwogen is [gedaagde] als privé-persoon benoemd als executeur. [gedaagde] drijft als privé-persoon geen onderneming. Hij heeft daarom ten onrechte BTW in rekening gebracht. Het onder 4 gevorderde moet daarom worden toegewezen.
5.6. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De door eisers (voorwaardelijk) gevorderde afwikkelingskosten (nakosten) worden afgewezen, nu voldoende gegevens ontbreken om die kosten reeds thans te kunnen begroten. Mocht tussen partijen een geschil ontstaan omtrent de omvang van die kosten, staat het eisers vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op de voet van artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
6. De beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de boedel van een bedrag van € 8.632,26, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [datum overlijden] tot aan de dag der algehele voldoening binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis,
2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de boedel van een bedrag van € 5.283,60 binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis,
3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de boedel van een bedrag van € 3.213,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis,
4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de boedel van een bedrag van € 6.566,40, waarbij de in het kader van de veroordeling onder 2 en 3 reeds terugbetaalde BTW in mindering moet worden gebracht op voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
5. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde aan eisers bepaald op € 527,64 voor verschotten en € 600,- voor salaris van de gemachtigde
6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. de Winkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.