ECLI:NL:RBROT:2013:BZ7038

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
1372941
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verhaal zonder dwangbevel in verkeerssanctiezaak

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een verhaal zonder dwangbevel, ingediend door de betrokkene tegen de officier van justitie. De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen van € 180,00 voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht, vermeerderd met € 6,00 aan administratiekosten. De betrokkene heeft het sanctiebedrag en de eerste verhoging tijdig betaald, maar de administratiekosten zijn niet betaald. Hierdoor werd een tweede verhoging van € 270,00 toegepast, wat leidde tot het verhaal op de bankrekening van de betrokkene. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 1 maart 2013, waarbij de betrokkene werd gehoord. De kantonrechter oordeelde dat het verhaal ten onrechte had plaatsgevonden, omdat de verdere verhoging van het sanctiebedrag niet wettelijk was toegestaan bij niet-betaling van de administratiekosten. De kantonrechter verklaarde het verzet gegrond en bepaalde dat het geïncasseerde bedrag van € 289,26 door de officier van justitie aan de betrokkene moest worden teruggegeven, evenals het griffierecht van € 73,00. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23, 24 en 25 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), waarin staat dat verhogingen alleen zijn toegestaan bij niet-betaling van de sanctie en de eerste verhoging, niet bij niet-betaling van administratiekosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam, ingevolge artikel 27, zesde lid juncto artikel 26, zesde lid van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV).
Deze beschikking wordt gegeven op het verzetschrift van: [betrokkene], wonende te [adres], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen: betrokkene.
Procedure
Het verzetschrift is op 1 augustus 2012 ter griffie binnengekomen en richt zich tegen het verhaal (zonder dwangbevel) van de officier van justitie te Leeuwarden, waarbij op of omstreeks 31 juli 2012 een bedrag van € 289,26 ten gunste van de officier van justitie van de bankrekening van betrokkene is afgeschreven.
De officier van justitie heeft een schriftelijk commentaar op het verzetschrift overgelegd, gedateerd 1 november 2012. Daarbij zijn bijlagen overgelegd.
De mondelinge behandeling van het verzetschrift heeft plaatsgehad op de terechtzitting van 1 maart 2013. De betrokkene is op de terechtzitting gehoord.
Feiten
Bij initiële beschikking van 17 november 2011, verzonden op 22 november 2011, is aan betrokkene ter zake van het niet stoppen voor een rood licht uitstralend verkeerslicht, begaan met een motorvoertuig waarvan het kenteken op naam van betrokkene stond, een sanctie opgelegd van € 180,00, vermeerderd met € 6,00 aan administratiekosten. Tegen deze beschikking is geen beroep ingesteld.
De opgelegde sanctie en administratiekosten zijn niet tijdig voldaan.
In verband hiermee is aan betrokkene op 2 februari 2012 een eerste aanmaning verzonden tot betaling vóór 3 maart 2012 van € 276,00, zijnde de totaalsom van het sanctiebedrag van € 180,00, de administratiekosten van € 6,00 en de toegepaste verhoging van € 90,00.
Op of omstreeks 28 februari 2012 heeft betrokkene het sanctiebedrag van € 180,00 en de toegepaste verhoging van € 90,00, totaal bedragende € 270,00, aan het CJIB overgemaakt; op genoemde datum is de rekening van het CJIB voor dit bedrag gecrediteerd.
De aanmaningskosten van € 6,00 zijn niet door betrokkene betaald.
Daarop is op 19 maart 2012 door het CJIB een tweede aanmaning naar betrokkene verzonden. Daarbij is aan betrokkene meegedeeld dat de sanctie verder is verhoogd met
€ 270,00.
Betrokkene heeft vervolgens op 16 mei 2012 de administratiekosten van € 6,00 (alsnog) betaald. De verdere (tweede) verhoging van € 270,00 heeft hij onbetaald gelaten.
Op 31 juli 2012 is door de officier van justitie verhaal (zonder dwangbevel) toegepast en is ten laste van de bankrekening van betrokkene een bedrag van € 289,26 afgeschreven. Dit bedrag betreft de totaalsom van de (niet-betaalde) verdere (tweede) verhoging van € 270,00, vermeerderd met € 19,26 aan incassokosten.
De schriftelijke kennisgeving van dit verhaal (zonder dwangbevel), gedateerd 1 augustus 2012, is aan betrokkene betekend.
Standpunt betrokkene
Betrokkene heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat hij de € 6,00 aan administratiekosten aanvankelijk niet heeft betaald vanwege een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam waarbij is beslist dat die kosten niet verschuldigd zijn. Later is hij alsnog tot betaling van dit bedrag overgegaan. Betrokkene ging er na deze betaling van uit dat de kwestie was afgerond. Door de overschrijving van zijn bankrekening van het bedrag van € 270,00, vermeerderd met de incassokosten van € 19,26, heeft betrokkene voor één overtreding twee keer een sanctie moeten betalen. Hij vindt dit niet juist. Het verhaal op zijn bankrekening waarbij het tweede bedrag van € 270,00 is geïncasseerd heeft volgens betrokkene dan ook ten onrechte plaatsgevonden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat betrokkene met de betaling op 28 februari 2012 van het bedrag van € 270,00, zijnde het sanctiebedrag van
€ 180,00 vermeerderd met de toegepaste verhoging van € 90,00, niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Betrokkene had immers niet € 276,00, maar € 276,00 dienen te betalen. Het onbetaald gelaten bedrag van € 6,00, zijnde de administratiekosten, heeft hij niet tijdig voldaan. Daarom is een tweede verhoging toegepast van € 270,00, welk bedrag betrokkene niet heeft voldaan. Betrokkene had kunnen weten welke gevolgen deze niet-betaling zou meebrengen. Op de aanmaning die hem naar aanleiding van de tweede verhoging is toegezonden staat duidelijk vermeld dat alsdan verhaal zou kunnen worden genomen op zijn goederen, inkomsten en vermogen.
De beoordeling
Ingevolge artikel 27 WAHV dient verzet tegen verhaal als het onderhavige te worden gedaan binnen een week na de betekening van de kennisgeving van het verhaal aan degene aan wie de sanctie is opgelegd waarvoor het verhaal wordt toegepast. Stukken op grond waarvan kan worden beoordeeld of deze termijn in acht is genomen ontbreken. Hoewel dat op de weg van de officier van justitie had gelegen zijn geen stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken van de datum van betekening van de kennisgeving van verhaal en daarmee van de begindatum van de termijn waarbinnen verzet mogelijk is. Of betrokkene -zoals hij heeft gesteld- het verzet tegen het verhaal niet binnen de daarvoor geldende termijn heeft gedaan kan derhalve niet worden nagegaan. Mede in aanmerking genomen dat de officier van justitie niet heeft aangevoerd dat de verzettermijn is overschreden, wordt het er daarom voor gehouden dat tijdig verzet is gedaan.
Uit bovenstaand feitenoverzicht volgt dat het verhaal in dit geval is toegepast voor de in de tweede aanmaning van 19 maart 2012 genoemde verdere (tweede) verhoging van het sanctiebedrag met € 270,00. Volgens de officier van justitie is die verhoging door betrokkene verschuldigd omdat hij binnen de in artikel 24 WAHV genoemde betalingstermijn uitsluitend de opgelegde administratieve sanctie van € 180,00 en de eerste verhoging van die sanctie met € 90,00, derhalve in totaal € 270,00, heeft voldaan en niet tevens de administratiekosten van € 6,00.
De artikelen 23, 24 en 25 WAHV bepalen het volgende (cursiveringen van kantonrechter):
artikel 23:
1. Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moeten de administratieve sanctie en de administratiekosten zijn voldaan.
2. De sanctie wordt van rechtswege met vijftig procent verhoogd indien deze niet tijdig geheel wordt voldaan.
artikel 24:
Degenen aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is tot betaling van het
ingevolge artikel 23 verhoogde bedrag verplicht binnen vier weken nadat de officier
van justitie hem over de gewone post een aanmaning heeft toegezonden.
artikel 25:
1. Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft de sanctie en de daarop gevallen verhoging geheel te voldoen binnen de in de aanmaning gestelde termijn van vier weken, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verder verhoogd met honderd procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging, en kan door de officier van justitie verhaal worden genomen op de goederen , de inkomsten en het vermogen van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.
2. …
De vraag die ter beoordeling staat is of de niet-betaling van de administratiekosten van
€ 6,00 meebrengt dat betrokkene de in artikel 25 WAHV bedoelde verdere (tweede) verhoging verschuldigd is geworden. Die vraag wordt ontkennend beantwoord, nu voor een dergelijke (verdere) verhoging van de administratieve sanctie (waarvoor het verhaal is toegepast) geen steun is te vinden in de wet. Artikel 25 WAHV bepaalt immers dat de verdere verhoging uitsluitend plaatsvindt indien de administratie sanctie en de daarop gevallen (eerste) verhoging niet geheel zijn betaald. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu vaststaat dat deze beide posten tijdig zijn voldaan. De wet voorziet niet in de mogelijkheid tot (verdere) verhoging van het sanctiebedrag indien de administratiekosten niet tijdig zijn betaald. Daarbij wordt opgemerkt dat de administratiekosten niet tot de administratieve sanctie kunnen worden gerekend, gelet op het bepaalde in artikel 23 WAHV, waarin de administratiekosten en de administratieve sanctie als twee afzonderlijke posten worden genoemd.
Nu het verhaal is gedaan ter incassering van de onverschuldigde (immers: zonder wettelijke basis toegepaste) verdere (tweede) verhoging van het sanctiebedrag heeft het verhaal ten onrechte plaats gevonden. Het verzet daartegen zal daarom gegrond worden verklaard, met bepaling dat het geïncasseerde bedrag van € 289,26 door de officier van justitie aan betrokkene zal worden teruggegeven. Tevens zal worden bepaald dat het door betrokkene op de voet van artikel 26 WAHV betaalde griffierecht, te weten een bedrag van € 73,00 door de griffier van deze rechtbank aan betrokkene zal worden gerestitueerd.
De beslissing
De kantonrechter:
verklaart het verzet gegrond.
bepaalt dat het ten laste van betrokkene geïncasseerde bedrag van € 289,26 door de officier van justitie aan betrokkene wordt teruggegeven;
bepaalt dat het door betrokkene aan griffierecht betaalde bedrag van € 73,00 aan betrokkene wordt gerestitueerd;
Deze beschikking is gegeven door mr. M.K. Asscheman-Versluis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.