ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
ROT 13/1508
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake invoer rundvlees uit Argentinië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van douanerecht. Het verzoek was ingediend door de verzoeksters, waaronder Frigorificos ArreBeef SA, Thermotraffic Holland B.V. en Hansa Meat, tegen een besluit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van 23 januari 2013. Dit besluit weigerde de invoer van een partij rundvlees uit Argentinië, die in een container was vervoerd en met de aanduiding 'zonder been' was gemarkeerd. De NVWA had bepaald dat de partij rundvlees, bestaande uit 21.965 kilogram, niet in de Europese Unie mocht worden toegelaten en dat deze binnen 60 dagen na het besluit teruggestuurd moest worden naar een derde land, in dit geval Argentinië.

De verzoeksters maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de partij rundvlees alsnog in de EU zou worden toegelaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang meer bestond, aangezien de partij rundvlees al was teruggezonden naar Argentinië. De voorzieningenrechter baseerde zijn oordeel op de informatie van de NVWA, die had aangegeven dat Thermotraffic op 4 maart 2013 had verklaard de partij vlees voor 11 maart 2013 terug te zenden. Bovendien was de partij verzegeld door een officiële NVWA-dierenarts en was deze inmiddels op transport gegaan.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was en wees dit af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen, waaronder de verzoeksters en de NVWA.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/1508
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 maart 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. Frigorificos ArreBeef SA (ArreBeef), te Buenos Aires (Argentinië);
2. Thermotraffic Holland B.V. (Thermotraffic), te Rotterdam;
3. Hansa Meat, te Kaltenkirchen (Duitsland),
hierna ook: verzoeksters,
gemachtigde verzoeksters: mr. G.J.M. de Jager,
en
de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), verweerder,
gemachtigde: mr. J.W.R. Markhorst.
Procesverloop
Bij besluit van 23 januari 2013 (bestreden besluit) heeft de officiële dierenarts van NVWA de douane-expediteur Thermotraffic meegedeeld dat een uit Argentinië afkomstige partij rundvlees met de aanduiding “zonder been” van 21.965 kilogram vervoerd in een container, bekend onder GDB-nummer 12112938, voor invoer in de Europese Unie (EU) wordt geweigerd. Bij het bestreden besluit is meegedeeld dat de termijn waarbinnen de gelegenheid bestaat om ter voorkoming van destructie de partij naar een derde land te vervoeren 60 dagen na dagtekening van het bestreden besluit is, te weten tot 25 maart 2013.
Tegen dit besluit hebben verzoeksters bezwaar gemaakt.
Voorts hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de partij rundvlees alsnog in de EU wordt toegelaten.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter doet op de voet van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder partijen uit te nodigen voor een zitting.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek is ingediend op 7 maart 2013. Dat is weliswaar laat, maar nog wel binnen de 60 dagentermijn die is geboden voor vervoer naar een derde land. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verzoeksters op 12 maart 2013 laten weten dat verzoeksters in afwachting waren van de uitslagen van de contra-expertise waaruit blijkt dat de testresultaten negatief zijn, dat er nog een spoedeisend belang bestaat omdat de partij nog in goede staat kan worden doorgelaten, zodat bij toewijzing van het verzoek in zoverre geen schade wordt geleden.
4. NVWA heeft de voorzieningenrechter – eveneens op 12 maart 2013 – bericht dat naar zijn oordeel spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening ontbreekt. NVWA wijst er in dit verband op dat Thermotraffic op 4 maart 2013 heeft verklaard de partij vlees voor 11 maart 2013 terug te zenden naar Argentinië, dat de partij is verzegeld door een officiële NVWA-dierenarts en inmiddels op transport is gegaan. Bovendien is op 19 februari 2013 toestemming gevraagd en gegevens om de partij te mogen invriezen, zodat ook kwaliteitsvermindering als gevolg van bederf in dit stadium geen zwaarwegende factor meer vormt, aldus NVWA.
5. Hoewel de voorzieningenrechter de gemachtigde van verzoeksters bij faxbericht van 13 maart 2013 heeft verzocht per ommegaande te reageren op de berichtgeving van NVWA van 12 maart 2013 heeft de gemachtigde van verzoekster hierop tot op heden niet gereageerd.
6. Gelet op het voorgaande en de ingediende stukken houdt de voorzieningenrechter het ervoor dat de partij vlees is teruggezonden naar Argentinië en dat verzoekster geen (spoedeisend) belang hebben bij hun verzoek, zodat dit – als zijnde kennelijk ongegrond – zal worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.