ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
ROT 11/3366
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning specifieke uitkering voor onderwijsachterstanden en de rechtsgeldigheid van de berekeningssystematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Spijkenisse (eiseres) en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (verweerder) over de toekenning van een specifieke uitkering voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. Eiseres had een specifieke uitkering van € 594.989,02 ontvangen voor het jaar 2011, maar was van mening dat deze berekening onvolledig en onredelijk was, en dat de toepassing van het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011-2014 leidde tot onredelijke gevolgen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de berekeningssystematiek zoals vastgelegd in het Besluit, in overeenstemming is met de wetgeving en dat de betrokken belangen door de regelgevende autoriteit op een redelijke manier zijn afgewogen. De rechtbank benadrukt dat het aan het regelgevend bevoegd gezag is om de criteria voor de toekenning van de uitkering vast te stellen en dat de rechter bij de toetsing van dergelijke besluiten terughoudend moet zijn. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in rechte standhoudt en verklaart het beroep van eiseres ongegrond.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 11/3366
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2013 in de zaak tussen
de gemeente Spijkenisse, eiseres,
gemachtigde: mr. M. de Vos,
en
de minister (thans: de staatssecretaris) van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder,
gemachtigde: mr. J. Dolman.
Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres voor de bestrijding van onderwijsachterstanden voor de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een specifieke uitkering toegekend van € 594.989,02.
Bij besluit van 1 juli 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2012. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde en T. Jardez, beleidsmedewerker Jeugd en Onderwijs. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 168a, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (de WPO) worden bij algemene maatregel van bestuur de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente in aanmerking komt voor een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 165, 166 en 167, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De uitkering wordt per kalenderjaar verstrekt.
Op grond van artikel 1 van het in dit verband tot stand gekomen Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011-2014 (het Besluit, Stb. 2010, 687) komt een gemeente in aanmerking voor een uitkering als bedoeld in artikel 168a van de WPO indien de som van de schoolgewichten, bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO, zoals deze luidde op 1 januari 2010 van de hoofdvestigingen en nevenvestigingen van basisscholen voor zover zij zich bevinden op het grondgebied van de gemeente, gebaseerd op de leerlingenaantallen op 1 oktober 2009, 1 of meer bedraagt.
Op grond van artikel 2 van het Besluit bedraagt de uitkering voor elk van de kalenderjaren 2011, 2012, 2013 en 2014 per gemeente het in geld uitgedrukte product van de som van de schoolgewichten in die gemeente en de uitkomst van de deling van het totaal voor dat jaar op de rijksbegroting voor het doen van deze uitkeringen beschikbare bedrag door de som van de schoolgewichten in de met toepassing van artikel 1 in aanmerking gebrachte gemeenten gezamenlijk.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het toegekende bedrag van € 594.989,02 voor eiseres voor het jaar 2011 is berekend conform de berekeningssystematiek zoals voorgeschreven in het Besluit en dat hij hiervan niet kan afwijken.
3. Eiseres heeft betoogd dat het Besluit, zowel wat betreft de inhoud als de vaststelling en invoering ervan, onvolledig, onredelijk en onzorgvuldig is en dat de toepassing daarvan voor haar leidt tot onredelijke en onevenredige gevolgen.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. De berekeningssystematiek is neergelegd in het Besluit. Aan een algemeen verbindend voorschrift kan verbindende kracht worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift, dan wel indien het in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel. Het is aan het regelgevend bevoegd gezag om bij de vaststelling van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften, zoals het Besluit, de daarbij betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient bij de beoordeling van een dergelijk besluit slechts te toetsen of de betrokken belangen zo onevenwichtig zijn afgewogen dat het regelgevend bevoegd gezag niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Daarbij heeft de rechter niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen, terwijl de rechter ook overigens bij deze toetsing terughoudendheid dient te betrachten.
5. Eiseres betoogt tevergeefs dat het Besluit als zodanig dan wel wat betreft de toepassing in dit concrete geval in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel. Van een onevenwichtigheid bij de belangenafweging als hiervoor bedoeld is met betrekking tot de berekeningssystematiek niet gebleken. Zoals uit de nota van toelichting op het Besluit blijkt is de verdeelsystematiek van de specifieke uitkering uitdrukkelijk gebaseerd op de gewichtenregeling die ook in het basisonderwijs wordt gebruikt. Basisscholen met relatief veel leerlingen met een onderwijsachterstand krijgen op grond van die gewichtenregeling extra geld om compensatie te bieden voor ongunstige omgevingsfactoren. Doel van de extra bekostiging op basis van de gewichtenregeling is dat hierdoor de kinderen zich alsnog naar vermogen kunnen ontplooien. De verdeling van de middelen moet gemeenten helpen bij het vormgeven van de wettelijke opdracht om voldoende aanbod voor hun doelgroep te realiseren. Gemeenten bepalen zelf welke doelgroep dit aanbod wordt geboden.
De wetgever heeft onderkend dat sommige gemeenten, waaronder eiseres, er qua hoogte in specifieke uitkering op achteruit zijn gegaan. Dit heeft, zoals verweerder bij het bestreden besluit heeft uiteengezet, onder meer te maken met het feit dat voor berekening van de huidige specifieke uitkering gebruik wordt gemaakt van de meest recente teldatum 1 oktober 2009 en de nieuwe gewichtenregeling minder definities van leerlinggewichten kent dan de oude gewichtenregeling. Als gevolg hiervan komen nu minder leerlingen in aanmerking voor een gewicht wat bij een gelijkblijvend budget voor de onderhavige uitkering voor een aantal gemeenten nadelige herverdelingseffecten veroorzaakt, zoals bij eiseres, die, naar zij stelt, in 2011 bijna € 800.000,00 minder ontving dan het jaar daarvoor. Zoals verweerder bij het bestreden besluit eveneens heeft uiteengezet betekent de nieuwe verdeling echter ook dat er ten opzichte van de vorige periode nu meer gemeenten budget ontvangen die eerder op basis van de oude verdeling helemaal niets ontvingen. Bovendien zijn er nu op basis van de nieuwe verdeling meer gemeenten op vooruit gegaan dan achteruit. Verder is het drempelbedrag in vergelijking met de voorgaande jaren voor de kalenderjaren 2011 t/m 2014 verhoogd van € 1.945,00 naar € 3.181,76. Nu bewust is gekozen voor een algemene objectieve verdeelsystematiek die voor alle gemeenten zou gelden, waarmee een gelijkmatige verdeling van de beschikbare middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid over alle gemeenten is nagestreefd, is niet voorzien in een overgangsbepaling en/of financiële compensatieregeling voor gemeenten en hoefde daarin ook niet in redelijkheid te worden voorzien.
6. Het bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden, zodat het beroep ongegrond is.
7. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, voorzitter, en mr. M.C. Woudstra en
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Kuil, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.