ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6453

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
1376778
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertegenwoordiging en volmacht in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, staat de vraag centraal of de gedaagde binnen de grenzen van haar vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gehandeld. De eiseres, een taxateur, heeft een factuur van € 2.380,00 ingediend bij de gedaagde, die als vertegenwoordiger van [x B.V.] zou hebben opgetreden. De eiseres stelt dat de gedaagde geen volmacht had om namens [x B.V.] de overeenkomst aan te gaan, terwijl de gedaagde betwist dat zij buiten haar bevoegdheid heeft gehandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich heeft gepresenteerd als gevolmachtigde en dat zij aansprakelijk kan worden gehouden voor het ontbreken van een toereikende volmacht, zoals bepaald in artikel 3:70 BW. De rechter heeft de gedaagde toegelaten tot het leveren van tegenbewijs en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan op 8 februari 2013, waarbij de kantonrechter de gedaagde in staat heeft gesteld om bewijs te leveren van haar vertegenwoordigingsbevoegdheid. De zaak wordt vervolgd op een openbare terechtzitting op 5 maart 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te: [plaats],
eiseres,
gemachtigde: Agin Timmermans,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te: [plaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.L.A. Voskuilen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het proces
1.1 Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
• het exploot van dagvaarding van 16 augustus 2012, met producties;
• de conclusie van antwoord;
• de conclusie van repliek;
• de conclusie van dupliek.
1.2 De uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
De kantonrechter ontleent aan de processtukken de hierna opgesomde feiten. Deze worden als vaststaand beschouwd omdat zij door één van de partijen zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden.
2.1 Per e-mail van 25 november 2010 heeft [gedaagde], in de persoon van de heer [A] de opdracht voor taxatie van de volgende panden van [x B.V.] bevestigd aan [eiseres]:
- woning met aanpandige bedrijfsruimte aan de [adres I] te [plaats];
- recreatiewoning aan de [adres II];
- bedrijfspand aan de [adres III];
- bedrijfspand aan de [adres IV].
Voorts staat in de e-mail van [A] het volgende, voorzover van belang:
“(..) Volgens afspraak bedraagt de prijs inclusief verschotten exclusief omzetbelasting
€ 1.650,00 voor deze 4 taxaties. De nota wordt gedragen door [x B.V.] (..)”
2.2 [B] en [C] zijn werkzaam bij [x B.V.].
2.3 Bij e-mail van 29 november 2010 trekt [A] de opdracht aan [eiseres] in. Hij schrijft onder meer:
“(..) vandaag bereikte mij bezwaren van één van de eigenaren om op deze wijze de opdracht aan u te verstrekken. U heeft de opdracht nog niet bevestigd aan mij. Ik wil de opdracht intrekken, zodat ik gelegenheid heb om met de andere eigenaar te overleggen. (..)”
2.4 Op 30 november 2010 schrijft [A] aan [B] en [C] onder meer het volgende:
“(..) Deze middag heb ik lang gesproken met [B] en deze heeft voor zich vastgesteld dat hij verder kon met [taxateurs]. Daarop volgend heb ik gelijk getelefoneerd met dit kantoor. Echter zij hadden de afspraken voor morgen al afgezegd. De afspraken voor donderdag en vrijdag kunnen wel gewoon doorgaan. De afspraken voor morgen worden verzet naar volgende week. Mevrouw [D] neemt daarover contact met jullie op. (..)”
2.5 [eiseres] heeft de onder ro 2.1 genoemde panden getaxeerd en de daarop betrekking hebbende factuur d.d. 21 december 2010 ad € 2.380,00 aan [x B.V.] verzonden. [x B.V.] heeft de factuur onbetaald gelaten.
2.6 De gemachtigde van [x B.V.] heeft [eiseres] bij brief van 31 mei 2012 onder meer het volgende geschreven aan [eiseres]:
“(..) 29-11-10 12.54 [B] aan [A]: beste Herman, als het zoveel scheelt en jij denkt dat deze persoon bekwaam is zie ik daar geen belemmering in. Dus trek dan de opdracht maar in bij [eiseres].
[B] (..) heeft [y] Makelaardij in [plaats], in persoon van de heer [E], als taxateur in de arm genomen.
Samengevat
[A]:
- had begrepen dat de taxaties geregeld konden worden (e-mail 26-11-10). Hij was er dus duidelijk ook zelf niet zeker van dat hem een opdracht ten titel van volmacht was gegeven en had dit daarom zekerheidshalve eerst moeten vragen, hetgeen niet is gedaan.
- heeft een prijs met [eiseres] afgesproken zonder voorafgaand overleg met, laat staan toestemming van, cliënte. (..) De omvang van de volmacht, zou daarvan sprake zijn geweest, was niet ingevuld, dit terwijl [A] daarvoor nu juist ex artikel 3:70 BW jegens uw cliënt mede diende in te staan.
- had er wijs aan [gedaagde] cliënte eerst te vragen of akkoord werd gegaan met [eiseres] als taxateur en de prijs van de taxaties.
Afsluiten is het evident dat mijn cliënte geen volmacht heeft afgegeven. (..)”
3. De vordering
3.1 [eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 2.380,00 aan hoofdsom, € 300,00 aan buitengerechtelijke kosten en € 139,66 aan verschenen rente.
3.2 Aan haar vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag. De heer [A] van [gedaagde] heeft namens [x B.V.] opdracht gegeven tot taxatie van een viertal panden die in eigendom zijn van [x B.V.]. [eiseres] heeft de opdracht in december 2010 uitgevoerd en de factuur voor de overeengekomen bedragen op 21 december 2010 aan [x B.V.] gezonden. [x B.V.] heeft de factuur niet voldaan en stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] de opdrachtgever is en niet zij. Bij het sluiten van de overeenkomst heeft [gedaagde] niet binnen de grenzen van haar bevoegdheid gehandeld omdat zij niet de bevoegdheid had om namens [x B.V.] de bewuste overeenkomst met [eiseres] aan te gaan. Op grond van artikel 6:70 BW behoort [gedaagde] in te staan voor de door haar gepretendeerde vertegenwoordigings-bevoegdheid. Nu zij die bevoegdheid mist is zij op grond van artikel 3:70 BW jegens [eiseres] gehouden tot betaling van de factuur voor de vier taxaties.
4. Het verweer
[gedaagde] heeft de vordering van [eiseres] betwist en heeft onder meer het volgende aangevoerd. [gedaagde] verzorgt de boekhouding en de jaarstukken voor [x B.V.] en [x B.V.] Holding B.V. De bestuurders van [x B.V.] zijn [B] en [C]. [x B.V.] heeft [gedaagde] verzocht om voor de taxatie van vier van haar panden de onderhandelingen te voeren met [eiseres]. Het ging hier met name over de tariefstelling die [eiseres] voor de door haar uit te voeren werkzaamheden in rekening zou brengen. [gedaagde] heeft in opdracht van [C] gehandeld. Op 30 november 2010 heeft [gedaagde] de afspraak voor de taxaties door [eiseres] aan [B] en aan [C] bevestigd. [gedaagde] heeft niet buiten de grenzen van haar bevoegdheid gehandeld. [x B.V.] is contractspartij van [eiseres] en dient aangesproken te worden voor de door haar onbetaald gelaten factuur van [eiseres].
5. De beoordeling van de vordering
5.1 De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] binnen de grenzen van haar vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gehandeld.
5.2 Artikel 3:70 BW houdt in dat degene die namens een ander een overeenkomst sluit met een derde, jegens de derde dienst in de staan voor het bestaan en de omvang van zijn volmacht, tenzij de derde wist of moest weten dat een toereikende volmacht ontbrak dan wel de inhoud van de volmacht volledig aan de derde was medegedeeld. Dit instaan voor het bestaan en de omvang van de volmacht houdt in dat de pseudo-gevolmachtigde, indien de volmacht niet in de gestelde omvang aanwezig blijkt te zijn, aan de derde de door het ontbreken van een toereikende volmacht ontstane schade dient te vergoeden.
5.3 Vast staat dat [gedaagde] zich bij het afnemen van de opdracht heeft gepresenteerd als volledig bevoegd vertegenwoordiger van [x B.V.]. [gedaagde] heeft immers aangevoerd dat zij op verzoek van [x B.V.] de onderhandelingen met betrekking tot de taxatie heeft gevoerd met [eiseres]. Voorts heeft de door [eiseres] uitgevoerde taxatie betrekking gehad op een viertal panden van [x B.V.]. Nu [gedaagde] aangevoerd heeft als gevolmachtigde te handelen stond zij dus jegens [eiseres] in voor het bestaan en de omvang van de volmacht, zoals bedoeld in artikel 3:70 BW. De aldaar genoemde uitzonderingsgevallen doen zich hier immers niet voor, nu op dit punt niet is gesteld of gebleken.
5.4 [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] geen toereikende volmacht had en heeft een brief van de gemachtigde van [x B.V.] in het geding gebracht. In deze brief schrijft de gemachtigde van [x B.V.] dat [gedaagde] geen volmacht had om [x B.V.] te binden jegens [eiseres]. [gedaagde] heeft dit betwist en onder meer aangevoerd dat zij in opdracht van medebestuurder [C] de overeenkomst met [eiseres] heeft gesloten. Voorts heeft [gedaagde] verwezen naar haar e-mail van 30 november 2010 aan [B] en [C] waarin staat: “Deze middag heb ik lang gesproken met [B] en deze heeft voor zich vastgesteld dat hij verder kon[eiseres]taxateurs]. Daarop volgend heb ik gelijk getelefoneerd met dit kantoor. Echter zij hadden de afspraken voor morgen al afgezegd. De afspraken voor donderdag en vrijdag kunnen wel gewoon doorgaan. De afspraken voor morgen worden verzet naar volgende week. Mevrouw [D] neemt daarover contact met jullie op”. Hoewel dit bericht niet te rijmen is met de stelling van [eiseres] (en [x B.V.]) dat [gedaagde] niet bevoegd was [x B.V.] in deze te vertegenwoordigen blijkt hieruit onvoldoende dat [gedaagde] gevolmachtigd was om namens [x B.V.] een overeenkomst van opdracht te sluiten met [eiseres]. Immers, een schriftelijke bevestiging zijdens [B] en Vesters ontbreekt. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter het voorshands – en behoudens tegenbewijs – bewezen acht dat [gedaagde] niet gevolmachtigd was om namens [x B.V.] een overeenkomst van opdracht te sluiten met [eiseres]. [gedaagde] wordt toegelaten tot het tegenbewijs daarvan. Dit houdt in dat zij bewijs moet aandragen op grond waarvan het voorshands geleverd geachte bewijs gemotiveerd wordt weerlegd.
5.5 Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.
6. De beslissing
De kantonrechter, alvorens verder te beslissen:
laat [gedaagde] toe tot het leveren van tegenbewijs als bedoeld in rechtsoverweging 5.4;
verwijst de zaak naar de openbare terechtzitting op dinsdag 5 maart 2013 te 15:30 uur teneinde [gedaagde] in staat te stellen zich bij akte uit te laten of en op welke wijze zij het bewijs wenst bij te brengen;
indien [gedaagde] dat bewijs wenst te leveren door getuigen, dient zij op te geven het aantal en de namen van de voor te brengen getuigen (onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van betrokkenen in de maanden april, mei en juni 2013, zodat onmiddellijk ter zitting een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald). [eiseres] wordt eveneens in de gelegenheid gesteld om op bovengenoemde openbare terechtzitting van deze rechtbank, sector kanton, zijn verhinderdata in de maanden april, mei en juni 2013 op te geven;
de schriftelijke reacties dienen in tweevoud ingestuurd te worden en uiterlijk maandag
4 maart 2013 om 12.00 uur ter griffie ontvangen te zijn;
bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen worden gehouden in het gerechtsgebouw B aan het Wilhelminaplein 100 te Rotterdam voor de hierna te noemen kantonrechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. de Winkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.