3.4
Het door het Scheidsgerecht in de hoofdzaak tussen partijen gewezen vonnis d.d. 23 september 2011 luidt voor zover thans relevant:
“(…)
ARBITRAAL VONNIS
in de arbitrage NA13481 tussen
1. [Gedaagde sub 1]
2. [Gedaagde sub 2]
3. [Gedaagde sub 3]
en
INTERCONFESSIONELE STICHTING GEZONDHEIDSZORG RIVIERENLAND
Arbiters in dezen zijn:
- [Persoon 1], (…);
- [Persoon 2], (..);
- [Persoon 3], (…). (laatstgenoemde ter vervanging van de intussen overleden [Persoon 4], opm rb).
(…)
Op basis van het door partijen toepasselijk verklaarde Arbitrage Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut zullen arbiters beslissen als goede mannen naar billijkheid.
(…)
IV DE VORDERINGEN IN CONVENTIE EN RECONVENTIE
zoals deze luiden na de vaststellingsovereenkomst/akte van compromis d.d. 1 december 2009.
(…)
Vorderingen [Gedaagden] in conventie
[Gedaagden] vordert uit hoofde van de opdracht en in dat kader verrichte aanvullende werkzaamheden en meerwerken van ZRT
A) Restant aanneemsom € 263.000,--
(…)
B) aanvullende opdracht d.d. 11 november 2005 € 46.218,=
(incl. BTW € 55.000,-)
C) Factuur VFAC10-00731 € 2.750,--
D) factuur VFAC10-05781 d.d. 21 december 2006 pro resto(…) € 18.903,--
E) factuur VFAC10-05948 d.d. 8 januari 2008 meerwerk € 3.042,--
F) Meerwerk W/E/B € 513.093,--
Subtotaal (…)
BTW 19% (…)
Totaal €. 1008.651,--
Te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf factuurdata (…) en de BTW en voorts (…) aan [Gedaagden] te restitueren de garantie (…)
(…)
Vordering ZRT in reconventie
in reconventie vordert ZRT [Gedaagden] respectievelijk [Gedaagde sub 1], [Gedaagde sub 2], en [Gedaagde sub 3] ieder hoofdelijk voor het geheel te veroordelen om:
1. Primair:
Aan ZRT te voldoen een bedrag van € 1.184.188,55 als zijnde onverschuldigd betaald op de overeengekomen aanneemsom (een en ander zoals nader onderbouwd onder punt 3 van de memorie van eis in reconventie) met daarover de wettelijke verschuldigde handelsrente vanaf 21 februari 2007 tot de dag van voldoening. ZRT verzoekt arbiters voor recht te verklaren dat het werk op de datum van de buitengerechtelijke ontbinding een waarde vertegenwoordigde van € 2.423.176,45 (inclusief BTW).
Subsidiair:
Voor het geval uw scheidsgerecht oordeelt dat het werk op het moment van buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst een waarde vertegenwoordigt van meer dan € 2.423.176,45 (inclusief BTW) aan ZRT te voldoen als onverschuldigd betaald op de aanneemsom: het overeengekomen bedrag ad € 3.921.050,--(inclusief BTW) minus de door arbiters vastgestelde waarde van het werk met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 21 februari 2007 tot de datum van voldoening. Het verschil tussen het onder het hiervoor bedoelde saldo (zonder wettelijke handelsrente) en € 1.184,188,55 dient als schadevergoeding aan ZRT te worden voldaan met de wettelijke rente daarover vanaf 21 februari 2007 tot de datum van voldoening, een en ander zoals nader toegelicht onder punt 3 van de memorie van eis in reconventie.
2. In verband met de overeengekomen bonus malus regeling aan ZRT te betalen een bedrag van € 630.700,-- (inclusief BTW) met de wettelijke handelsrente vanaf 28 februari 2008.
3. Aan ZRT als aanvullende schadevergoeding te betalen een bedrag van € 704.192,75 met rente een en ander zoals gespecificeerd onder punt 5 van de memorie van eis in reconventie, met daarover de wettelijke rente voor een bedrag van € 368.780 vanaf 1 februari 2007 en voor een bedrag van € 335.412,75 vanaf 1 december 2007 tot de datum van voldoening.
4.Aan ZRT als onverschuldigd terug te betalen bedrag van € 6.392,16, zoals gespecificeerd onder punt 7 van de memorie van eis in reconventie met daarover de wettelijke handelsrente vanaf 21 februari 2007 tot de datum van voldoening.
5.Aan ZRT als onverschuldigd terug te betalen een bedrag van € 55.000,-- met daarover de wettelijke handelsrente vanaf 21 februari 2007 tol de datum van voldoening.
(…)
V. BEVOEGDHEID
[Gedaagden] heeft in conventie de vordering onder C (…) ingetrokken bij de mondelinge behandeling van het geschil op 12 oktober 2009. [Gedaagden] stelt zich te dien aanzien op het standpunt dat arbiters niet bevoegd zijn over deze vordering te oordelen nu zij geen deel uitmaakt van de opdracht van ZRT aan [Gedaagden] in het onderhavige geschil en het daarin vervatte arbitraal beding toepassing mist.
ZRT stelt zich (…) op het standpunt dat een totaal pakket van vorderingen belopende
€ 71.686,23 geen deel uitmaakt van de opdracht van ZRT aan [Gedaagden] en het daarop van toepassing verklaarde arbitrale beding en ook de arbiter in kort geding zich derhalve ten aanzien van die vordering onbevoegd had dienen te verklaren.
Blijkens punt 7 van de Memorie van Eis in reconventie vordert ZRT van het middels het arbitraal vonnis in kort geding toegewezen bedrag van € 71.686,33 ten slotte nog een bedrag terug van pro resto € 6.392,16 als zijnde onverschuldigd betaald met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 21 februari 2007.
(…) Arbiters zullen zich ten aanzien van de vorderingen in reconventie van ZRT onbevoegd verklaren om van voormelde restantvordering van € 6.392,16 kennis te nemen nu volgens de stelling name van ZRT in conventie het arbitraal beding op dit vorderingenbestand niet van toepassing is, welk standpunt door het Scheidsgerecht gedeeld wordt.
(…)
VII BEOORDELING VAN HET GESCHIL
Arbiters hebben de onderwerpen waarover in dit geschil moet worden beslist onderverdeeld als volgt:
(i)algemene overwegingen; zie hiervoor hoofdstuk VIII;
(ii)de individuele claims van [Gedaagden] in conventie; zie hiervoor hoofdstuk IX;
(iii)de individuele claims van ZRT in reconventie met betrekking tot de door haar gestelde gebreken/schade aan [Gedaagden] toe te rekenen; zie hiervoor hoofdstuk X.
(…) ALGEMENE OVERWEGINGEN
(…)
Ten overvloede tekent het Scheidsgerecht hierbij aan dat uit de hierna volgende beslissingen omtrent de zijdens ZRT gestelde gebreken in het werk van [Gedaagden] volgt, dat van ontwerpfouten van [Gedaagden] niet is gebleken.
Wel vindt het Scheidsgerecht aanleiding een opmerking te maken omtrent de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van partijen die, zoals ook in het onderhavige geval, hebben samengewerkt bij het tot stand brengen van het ontwerp van de te realiseren POK's en OK's.
Partijen hebben blijkens de ontwerpovereenkomst samengewerkt in bouwteamverband.
Arbiters zijn van oordeel dat het optreden in een bouwteam niet inhoudt dat iedere deelnemer ten dele aansprakelijk is voor in gezamenlijk overleg gemaakte fouten, doch dat ieder slechts aansprakelijk is voor fouten die op zijn specifieke terrein zijn gemaakt (…) In samenhang met de opdrachtbrief van 11 november 2005 van ZRT aan [Gedaagden] brengt zulks met zich mee dat [Gedaagden] in beginsel slechts verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid draagt voor ontwerpfouten en fouten in bestekstukken inzake de werktuigkundige installaties voor zover die tijdens de realisatiefase zouden blijken en geen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid draagt voor dergelijke fouten in het E-en B-bestek.
Directievoering/validatie en deelopleveringen
Ingevolge de opdrachtbrief van 13 oktober 2005 verplicht [Gedaagden] zich als hoofdaannemer tot de - kort gezegd - in het W-bestek voorgeschreven gevalideerde deeloplevering van de 2 POK's en de 5 gerenoveerde OK's op de (deel) opleverdata als in de apdrachtbrieven vermeld.
Dienaangaande verschillen partijen van mening of en in hoeverre "gevalideerde" deelopleveringen van het W-werk hebben plaatsgevonden. Voorts verschillen van partijen van mening wat onder "validatie" in dit verband zou moeten worden verstaan.
[Gedaagden] stelt validatie gelijk met een keuring bij oplevering, voorzover die keuring bij de opdracht is overeengekomen. [Gedaagden] verwijst dienaangaande voor de validatie van de luchtbehandelingsinstallatie naar de LUWA-rapportages.
[Gedaagden] stelt voorts dat de W- en E-werken tezamen met het bouwkundige werk aan ZRT zijn opgeleverd en door ZRT respectievelijk door de directie van het werk (de architect) namens ZRT zijn aanvaard op of omstreeks de tijdstippen waarop de deelopleveringen hebben plaatsgevonden.
[Gedaagden] wijst er op dat de TD van ZRT operatiekamers voor gebruik heeft vrijgegeven aan het medisch personeel van de POK's/OK's en/of dat de operaties kort na de opleverdata van start zijn gegaan.
Aan [Gedaagden] toerekenbare gebreken, die na de oplevering in die installaties blijken, zouden door [Gedaagden] worden hersteld in de onderhoudsperiode van 12 maanden na de betreffende deeloplevering - aldus [Gedaagden].
ZRT stelt zich primair op het standpunt dat eerst van deelopleveringen sprake kan zijn na validatie en van oplevering in de zin van de UAV 1989 niet kan worden gesproken voordat de overeengekomen validatie heeft plaatsgevonden.
ZRT betwist dat [Gedaagden] omstandigheden heeft gesteld waaruit gerealiseerde deelopleveringen zouden blijken.
ZRT betwist voorts dat [Gedaagden] heeft aangetoond dat gevalideerde deelopleveringen hebben plaatsgevonden en wijst in dit verband op het ontbreken van enig validatierapport.
ZRT betwist eveneens dat [Persoon 6] directie heeft gevoerd.
Subsidiair onderschrijft ZRT de visie van [Gedaagden] dat voor zover wel tot gevalideerde deelopleveringen zou worden geoordeeld, [Gedaagden] aansprakelijk blijft voor toerekenbare tekortkomingen in het gebouwde in de onderhoudsperiode van 12 maanden na deeloplevering.