ECLI:NL:RBROT:2013:BZ5425
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.R. Houweling
- A. van ’t Laar
- J. de Gans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen en aanslagen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van bezwaarschriften tegen de waardevaststelling van onroerende zaken voor de belastingjaren 2001 tot en met 2004. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de brief van 27 september 2004 niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat uit de brief niet op te maken viel dat eiser bezwaar wilde maken tegen de WOZ-beschikkingen. In plaats daarvan werd de brief opgevat als een verzoek op basis van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ. Bovendien was het bezwaar van 26 februari 2009 ook te laat ingediend, en er was geen verschoonbaarheid voor deze termijnoverschrijding aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de redenen die eiser aanvoerde niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat het uitblijven van een taxatieverslag niet het ongebruikt laten verlopen van de bezwaartermijn kon rechtvaardigen. Eiser had ook aangevoerd dat verweerder in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot een verplichting voor verweerder om de bezwaren inhoudelijk te beoordelen. Daarnaast was de rechtbank niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek om ambtshalve vernietiging of vermindering van de WOZ-beschikking en de bijbehorende aanslagen, en verwees zij naar eerdere jurisprudentie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond voor zover gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar en verklaarde zich onbevoegd voor het verzoek om ambtshalve vernietiging.