ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/10/401511 / HA ZA 12-421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machineschadeverzekering met branddekking en aansprakelijkheid van verzekeraars

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Tetterode-Nederland B.V. en verschillende verzekeraars, waaronder Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en HDI-Gerling Verzekeringen N.V. Tetterode, een bedrijf dat zich bezighoudt met de verhuur van machines aan drukkerijen, vorderde schadevergoeding van de verzekeraars na een brand in het gebouw van een klant, Drukkerij Bijkorf B.V., waarbij de gehuurde machines beschadigd raakten. De verzekeraars weigerden uitkering op basis van hun verweer dat Tetterode opzet, bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld had, omdat zij de klant had gesuggereerd dat een eigen brandverzekering niet nodig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor dekking onder de verzekering zijn vervuld en dat de verweren van de verzekeraars niet konden slagen. De rechtbank oordeelde dat Tetterode zich niet had gedragen op een wijze die niet verenigbaar was met het secundaire karakter van de branddekking. De rechtbank verklaarde voor recht dat de gedaagden ieder voor hun aandeel in de polis gehouden zijn om de uit de brand voortvloeiende schade aan Tetterode te vergoeden, en veroordeelde hen tot betaling van een bedrag van € 318.553,09, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de verhuurder als de huurder in het kader van verzekeringen en de noodzaak voor duidelijke communicatie over verzekeringsverplichtingen. De rechtbank wees ook op de noodzaak voor de verzekeraars om hun verweren goed te onderbouwen, wat in dit geval niet gebeurde. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Tetterode direct aanspraak kan maken op de schadevergoeding, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/401511 / HA ZA 12-421
Vonnis van 27 februari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TETTERODE-NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. Chr.H. van Dijk,
tegen
1. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de rechtspersoon naar het land van vestiging
ACE EUROPEAN GROUP LIMITED,
gevestigd te Londen,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Tuit.
Partijen zullen hierna Tetterode en Delta Lloyd c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 oktober 2012;
- het proces-verbaal van comparitie van 14 januari 2013;
- de ter comparitie overgelegde pleitaantekeningen van mr. Van Dijk en mr. Tuit.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tetterode houdt zich bezig met de verhuur van machines aan drukkerijen.
2.2. Vanaf 1989 heeft tussen partijen een machineschadeverzekering bestaan. Het betreft hier een beurspolis. Tot 2005 maakte van die verzekering onder meer een volledige primaire branddekking deel uit.
2.3. Eind 2004 heeft Delta Lloyd c.s. de verzekeringsovereenkomst (pro forma) opgezegd, omdat zij de voorwaarden op een aantal punten wilde aanpassen. Onder meer wenste Delta Lloyd c.s. de primaire branddekking te vervangen door een secundaire branddekking. Hierover heeft tussen partijen overleg plaatsgevonden. Dit overleg verliep via de makelaar van Tetterode, te weten [X]. In dit overleg zijn partijen tot overeenstemming gekomen. Per 1 januari 2005 is onder de nieuwe voorwaarden opnieuw een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. De premie van 2½ promille is ongewijzigd gebleven.
2.4. Sinds 1 januari 2005 luidt de toepasselijke clausule “Inclusief brand” als volgt:
“In afwijking van hetgeen in de polisvoorwaarden is bepaald is schade veroorzaakt door brand, ontploffing en blikseminslag, ongeacht of deze gevaren zijn veroorzaakt door eigen gebrek, eigen bederf of uit de aard en de natuur van het verzekerde object zelf onmiddellijk voortspruiten, en voor zover elders niet of onvoldoende verzekerd, mede onder deze verzekering begrepen.”
De zinsnede “en voor zover elders niet of onvoldoende verzekerd” is nieuw toegevoegd ten opzichte van de voor 2005 geldende tekst. In haar berichten over de wijzigingen aan Tetterode heeft [X] de hier bedoelde wijziging aangeduid als “beperking branddekking”.
2.5. Sinds 2005 is de tekst van de onderhavige clausule, voor zover hier van belang, niet inhoudelijk gewijzigd.
2.6. De algemene voorwaarden die Tetterode hanteert in haar contracten met klanten luiden, voor zover van belang, als volgt:
“5. Verlies, schade, verzekering en diensten
[…]
5.3 Huurder zal het object aantoonbaar op zo uitgebreid mogelijke voorwaarden verzekeren en verzekerd houden tegen alle risico’s met betrekking tot het object […]. Verhuurder kan van huurder op eerste verzoek bewijs van verzekeringscontracten eisen die vóór de levering van het object zullen worden afgesloten, alsmede van de premiebetaling. Huurder zal de terzake verschuldigde premies op tijd betalen. De polis zal een clausule bevatten dat de verzekeringsmaatschappij iedere oorzaak van ophouding of opschorting van de verzekering aan verhuurder meldt […].
[…]
5.5 Verhuurder is gerechtigd voor rekening van huurder voor aanvullende verzekering zorg te dragen. […]”
2.7. In mei 2010 en juni 2010 heeft Tetterode aan Drukkerij Bijkorf B.V. (hierna: Bijkorf) een offsetpers en een vouwmachine verhuurd. Op de daartoe gesloten overeenkomsten zijn de hiervoor weergegeven algemene voorwaarden van toepassing. In de begeleidende brieven van Tetterode aan Bijkorf staat onder meer de volgende opmerking:
“Conform artikel 5.5 in de Algemene Voorwaarden […] zal [Tetterode] de machines verzekeren tegen machinebreuk en brand, doch niet tegen de daaruit voortvloeiende bedrijfsschade.”
2.8. Op 22 augustus 2010 heeft brand gewoed in het gebouw van Bijkorf. De offsetpers en de vouwmachine zijn daarbij beschadigd geraakt. Een door Delta Lloyd c.s. aangestuurde expert heeft de schade getaxeerd op € 319.803,09.
2.9. Bij de afwikkeling van de schade van Bijkorf door diens verzekeraar is de schade aan de machines van Tetterode buiten beschouwing gebleven, omdat, volgens de desbetreffende expert, die machines “apart [zijn] verzekerd door verhuurder”.
2.10. Tetterode heeft jegens Delta Lloyd c.s. aanspraak gemaakt op uitkering onder de verzekering. Delta Lloyd c.s. heeft uitkering geweigerd.
2.11. Partijen hebben overleg gevoerd over een minnelijke regeling.
2.12. Als gevolg van het onderhavige geschil heeft Tetterode per 1 januari 2011 een nieuwe verzekering afgesloten, opnieuw met secundaire branddekking. Deze kent een vergelijkbare clausule als weergegeven onder 2.4. Een van de deelnemende verzekeraars is gedaagde onder 4.
2.13. Ten tijde van het schadevoorval beliep het aandeel in de verzekering van de respectieve deelnemende verzekeraars:
- gedaagde onder 1: 37,5%
- gedaagde onder 2: 22,5%
- gedaagde onder 3: 20%
- gedaagde onder 4: 20%.
3. Het geschil
3.1. Tetterode vordert, kort weergegeven,
i. te verklaren voor recht dat gedaagden ieder voor wat betreft hun aandeel in de polis gehouden zijn om de uit de brand voortvloeiende schade aan Tetterode te vergoeden;
ii. gedaagden te veroordelen het met hun aandeel in de polis overeenkomende percentage van € 319.803,09 aan Tetterode te betalen, vermeerderd met wettelijke rente;
iii. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 5.537,23, vermeerderd met wettelijke rente;
iv. gedaagden te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Delta Lloyd c.s. voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met proceskosten, nakosten en wettelijke rente.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen staat op zichzelf niet ter discussie dat in het onderhavige geval voldaan is aan de voorwaarden voor dekking onder de verzekering van het in 2.8 bedoelde schadevoorval. Ter comparitie heeft Delta Lloyd c.s. dat desgevraagd met zoveel woorden bevestigd.
4.2. Delta Lloyd c.s. stelt zich echter op het standpunt dat zij niet tot uitkering behoeft over te gaan, omdat (i) het handelen van Tetterode moet worden aangemerkt als opzet, bewuste roekeloosheid dan wel merkelijke schuld, (ii) een aanspraak op uitkering is komen te vervallen omdat het handelen van Tetterode moet worden aangemerkt als risicoverzwaring en (iii) het beroep van Tetterode op uitkering onder de verzekering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.3. Aan alle drie verweren ligt het volgende betoog van Delta Lloyd c.s. ten grondslag. Met de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst onder nieuwe voorwaarden in 2005 is een wezenlijke wijziging beoogd: niet langer bood de verzekering ten aanzien van brand een primaire dekking, maar voortaan gold slechts een secundaire dekking. Dat wil zeggen dat brand voortaan slechts verzekerd was als de huurder van de desbetreffende machines zelf niet of onvoldoende verzekerd was. Een professionele makelaar als [X] moet geacht worden van deze strekking op de hoogte te zijn, en die kennis moet aan Tetterode worden toegerekend. Hoewel artikel 5.3 van de algemene voorwaarden van Tetterode op zichzelf in overeenstemming is met deze bedoeling van de brandclausule (in dat artikel wordt op de huurder immers de verplichting gelegd zelf voor een zo volledig mogelijke brandverzekering zorg te dragen), heeft Tetterode geheel in strijd met die strekking haar klant Bijkorf geïnformeerd dat zij zelf (dus Tetterode) voor een brandverzekering zou zorg dragen (zie de in 2.7 geciteerde zinsnede uit de desbetreffende brieven). Deze mededeling komt er op neer dat Bijkorf de machines juist niet tegen brand behoefde te verzekeren. Aldus heeft Tetterode door haar eigen handelen Delta Lloyd c.s. in de positie gebracht dat deze onder de verzekering zou moeten uitkeren – aldus nog steeds Delta Lloyd c.s.
4.4. Tetterode heeft dit betoog bestreden. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich in haar contracten met haar klanten juist geheel in overeenstemming met de secundaire dekking uit de verzekeringsovereenkomst opstelt, namelijk door haar klanten contractueel te verplichten zelf voor een “zo uitgebreid mogelijke” verzekering zorg te dragen (artikel 5.3 van de algemene voorwaarden). Dat zij zich daarnaast het recht heeft voorbehouden ook zelf voor een “aanvullende” verzekering zorg te dragen (artikel 5.5) doet aan die verplichting van de klant niet af. Tetterode verklaart die mogelijkheid aldus dat zij het zich niet kan veroorloven afhankelijk te zijn van de vraag of haar klant diens verzekeringsplicht al dan niet nakomt of diens premieverplichtingen al dan niet volledig vervult. De door Delta Lloyd c.s. gewraakte opmerking in de brieven aan Bijkorf hebben tegen deze achtergrond geen andere strekking dan Bijkorf te informeren dat Tetterode daadwerkelijk van de in artikel 5.5 van de algemene voorwaarden voorziene mogelijkheid gebruik maakt. Een verder gaande betekenis kan aan die opmerking niet worden gehecht, met name niet dat daaruit zou volgen dat Bijkorf van haar verzekeringsplicht uit hoofde van artikel 5.3 van de algemene voorwaarden zou zijn ontslagen. Tot zover het standpunt van Tetterode.
4.5. De rechtbank is van oordeel dat de verweren van Delta Lloyd c.s. niet kunnen slagen. Ter toelichting wijst de rechtbank op het volgende.
4.6. Goed beschouwd staat of valt het standpunt van Delta Lloyd c.s. met haar interpretatie van de in 2.7 bedoelde opmerking in de brieven aan Bijkorf. Het standpunt van Delta Lloyd c.s. komt er immers op neer dat Tetterode met die mededeling Bijkorf heeft ontslagen van diens eigen verzekeringsplicht en daarmee in wezen het secundaire karakter van de verzekering tot een lege huls heeft gemaakt. Die interpretatie kan echter redelijkerwijs niet als juist worden aanvaard. De mededeling houdt immers niet meer in dan dat Tetterode gebruik maakt van het in artikel 5.5 van de algemene voorwaarden voorbehouden recht om zelf voor een verzekering zorg te dragen. De mededeling biedt geen enkel aanknopingspunt voor de gedachte dat daarmee de eigen verzekeringsplicht van Bijkorf zou komen te vervallen. De gekozen bewoordingen wijzen daarop niet, en voorts refereert de mededeling slechts aan artikel 5.5 en niet (ook) aan artikel 5.3. Ook de bewoordingen van de desbetreffende bepalingen uit de algemene voorwaarden bieden redelijkerwijs geen steun voor de door Delta Lloyd c.s. bepleite interpretatie. Artikel 5.5 refereert immers niet aan artikel 5.3 en ook de bewoordingen van artikel 5.5 wijzen er niet op dat het recht van Tetterode om zelf een verzekering af te sluiten in de plaats zou treden van de verzekeringsplicht van Bijkorf. Eerder het tegendeel is het geval, nu artikel 5.5 immers met zoveel woorden spreekt van een “aanvullende” verzekering.
4.7. Dit betekent dat Tetterode zich niet heeft gedragen op een wijze die niet verenigbaar is met het secundaire karakter van de overeengekomen branddekking. Zij heeft dat secundaire karakter niet miskend. Aldus is niet van belang of zij omtrent dat karakter voldoende door [X] is voorgelicht.
4.8. Zoals ter comparitie ook door Tetterode onderkend, is denkbaar dat Tetterode in haar brieven ieder mogelijk misverstand over de strekking van de hier bedoelde mededeling zou hebben uitgesloten, bijvoorbeeld door aan die mededeling toe te voegen de opmerking dat het voorgaande de verzekeringsplicht van de klant als bedoeld in artikel 5.3 van de algemene voorwaarden onverlet laat. Dat het met de wijsheid van de terugblik ook anders en beter had gekund is echter onvoldoende voor het oordeel dat Tetterode merkelijke schuld heeft aan het ontstaan van een uitkeringsplicht van Delta Lloyd c.s. onder de verzekering. Van merkelijke schuld is, blijkens de door Delta Lloyd c.s. aangehaalde bepaling uit de op de verzekering toepasselijke algemene voorwaarden, sprake als de verzekerde zich heeft gedragen op een wijze die een zodanig aanmerkelijke kans op schade met zich brengt dat deze zich van die gedraging had behoren te onthouden. Het achterwege laten van een extra opmerking als zojuist weergegeven kan niet als een dergelijk handelen worden beschouwd. Van merkelijke schuld is dus geen sprake. Dat impliceert dat ook van opzet of bewuste roekeloosheid geen sprake is. Daarvoor is immers een nog zwaardere vorm van schuld nodig.
4.9. Het hiervoor gegeven oordeel brengt ook mee dat het beroep van Delta Lloyd c.s. op artikel 6:248 lid 2 BW niet kan slagen. Niet gezegd kan immers worden dat Tetterode zich op een wijze heeft gedragen die het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maakt dat zij thans een beroep doet op uitkering onder de verzekering. Dat Tetterode vollediger had kunnen zijn in haar berichten aan Bijkorf is ook in dit verband onvoldoende. Evenmin kan worden gesproken van een situatie waarin een normale afweging van belangen door Tetterode is verstoord vanwege het bestaan van een verzekering, zoals aan de orde in het door Delta Lloyd c.s. aangehaalde Allianz/Eindhoven-arrest van de Hoge Raad (NJ 2007, 371). Gesteld noch gebleken is immers dat Tetterode het risico dat Bijkorf de hier bedoelde mededeling in de brieven verkeerd zou interpreteren voor lief heeft genomen in de wetenschap dat zij (Tetterode) dan toch wel een beroep op de verzekering zou kunnen doen.
4.10. Ten slotte het verweer dat de handelwijze van Tetterode moet worden beschouwd als risicoverzwaring. Ook dat standpunt is gebaseerd op de gedachte dat Tetterode met de hiervoor bedoelde mededeling in haar brieven aan Bijkorf in wezen is uitgegaan van een primaire dekking. Die interpretatie kan echter niet worden gevolgd, zo blijkt uit het voorgaande. Al om die reden faalt ook dit verweer. De overige in dit verband door Tetterode ingenomen stellingen kunnen dus buiten beschouwing blijven.
4.11. De drie door Delta Lloyd c.s. gevoerde verweren slagen dus niet. Dat betekent dat Tetterode aanspraak heeft op uitkering onder de verzekering. De in dit verband gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar. Het in aanmerking te nemen schadebedrag, genoemd in 2.8, staat tussen partijen vast. Wel heeft Delta Lloyd c.s. bij antwoord nog aangevoerd dat op dit bedrag het eigen risico van € 1.250 in mindering strekt. Op die stelling heeft Tetterode niet gereageerd, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Aldus komt in totaal een bedrag van € 318.553,09 voor uitkering in aanmerking. Ieder der gedaagden zal worden veroordeeld tot betaling van dat deel van dit bedrag dat overeenkomt met het aandeel in de verzekering (zie onder 2.13).
4.12. Tetterode vordert voorts vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Zij heeft daartoe gesteld dat zij heeft getracht buiten rechte uitkering onder de verzekering te verkrijgen en dat daartoe op verschillende momenten correspondentie met Delta Lloyd c.s. heeft plaatsgevonden. Ter onderbouwing heeft zij bij dagvaarding onder meer verschillende onderdelen van die correspondentie en ook diverse declaraties van haar advocaat overgelegd. Delta Lloyd c.s. heeft niet betwist dat die correspondentie heeft plaats gevonden. Van een uitvoerige correspondentie is volgens Delta Lloyd c.s. echter geen sprake geweest. Dat laatste is op zichzelf echter geen vereiste voor een verplichting de daarmee gemoeide kosten te vergoeden. Aangenomen moet worden dat met die correspondentie, ook als deze niet zo uitvoerig was als door Tetterode gesteld, ten minste enige kosten gemoeid zijn geweest. Tetterode heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat die kosten gericht waren op voldoening buiten rechte. Anders dan Delta Lloyd c.s. meent zijn die kosten dus niet louter ter instructie van de zaak gemaakt. De rechtbank zal de op dit punt door Delta Lloyd c.s. te vergoeden schade begroten op twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, te weten in totaal € 4.000. Tetterode heeft geen feiten gesteld die moeten leiden tot een hogere vergoeding.
4.13. De wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) is als gevorderd en onweersproken toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding.
4.14. Gedaagden zullen in de proceskosten worden veroordeeld, bestaande uit het door Tetterode betaalde vast recht en het advocaatsalaris (begroot op € 4.000).
4.15. Zowel ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten als ten aanzien van de proceskosten heeft Tetterode hoofdelijke veroordeling van gedaagden gevorderd. Bij antwoord heeft Delta Lloyd c.s. zich op het standpunt gesteld dat geen grond bestaat voor een hoofdelijke veroordeling en dat ook hier moet worden aangesloten bij het aandeel van de respectieve gedaagden in de verzekering. Dit standpunt is door Tetterode niet weersproken, zodat de rechtbank dienovereenkomstig zal beslissen.
5. De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat gedaagden ieder voor hun aandeel in de polis gehouden zijn om de uit de brand voortvloeiende schade aan Tetterode te vergoeden;
veroordeelt gedaagden tot betaling aan Tetterode van het deel van het bedrag van in totaal
€ 322.553,09 dat overeenkomt met hun respectieve aandeel in de verzekeringspolis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagden in de proceskosten van Tetterode, ieder van de gedaagden tot het deel van het bedrag dat overeenkomt met hun respectieve aandeel in de verzekeringspolis, welke proceskosten tot op heden worden begroot op
€ 3.621 aan vast recht, op € 76,17 aan explootkosten en op € 4.000 aan advocaatsalaris;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013.
1980/2537