parketnummers: 10/701215-12 en 10/701260-09 (tul)
[Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2013
[verdachte],
geboren te Curaçao op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Rijnmond te Rotterdam,
hierna: verdachte.
Raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 februari 2013 waarbij de officier van justitie mr. C.D. Kardol, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling behandeld met bovenvermeld parketnummer. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van haar requisitoir aangekondigd dat nog een ontnemingsvordering tegen verdachte zal worden ingesteld.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven en zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de periode van 23 mei 2011 tot en met 26 juni 2012 te Rotterdam en/of Poortugaal en/of Spijkenisse en/of elders in Nederland cocaïne heeft gedeald.
3 De voorvragen
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4
De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft zich onder meer gebaseerd op de bevindingen met betrekking tot de voertuigen met de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] nabij het psychiatrisch centrum Delta, de verklaringen van de beveiliger [beveiliger 1] en van de gebruikers [gebruiker 1], [gebruiker 2] en [gebruiker 3], het bijgehouden logboek, de bevindingen en de historische gegevens van de telefoonnummers eindigend op [laatste cijfers telefoonnummer 1] en [laatste cijfers telefoonnummer 2] en het aantreffen van geld en luxegoederen in de woning van verdachte.
Ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaringen van [gebruiker 1], [gebruiker 2] en [gebruiker 3] heeft de officier van justitie zich, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 1994, op het standpunt gesteld dat deze verklaringen zonder meer kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel, omdat de verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Daarbij komt dat zowel [gebruiker 2] als [gebruiker 3] informatie heeft gegeven die overeenkomt met de situatie van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte de schijn tegen heeft, maar dat dit niet de conclusie rechtvaardigt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring.
Zowel de auto met het kenteken [kenteken 1] als de telefoon met het telefoonnummer eindigend op [laatste cijfers telefoonnummer 2] was in gebruik bij de pleegbroer van verdachtes vriendin, [pleegbroer], die hij tot de laatste zittingsdag niet heeft willen verraden. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs in het dossier aanwezig is dat er daadwerkelijk sprake is geweest van cocaïne, nu nader onderzoek daaromtrent ontbreekt.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 1994, dat de verklaringen van [gebruiker 2] en [gebruiker 3] niet zonder meer kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel, omdat de verklaringen geen steun vinden in andere bewijsmiddelen en de verdediging getuige [gebruiker 1] niet heeft kunnen ondervragen. Subsidiair dienen deze verklaringen behoedzaam te worden bezien.
Ten slotte heeft de raadsman verweer gevoerd tegen zowel het begin als het eind van de ten laste gelegde periode.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Motivering bewezenverklaarde
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 31 januari 2012, proces-verbaalnummer PL17J0 2011267892-4, opgenomen als pagina's 3 tot en met 7 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende de verklaring van getuige [beveiliger 1]:
Ik ben als beveiliger werkzaam binnen het Delta Psychiatrisch Centrum (Delta) te Poortugaal.
U vraagt mij wat ik u kan vertellen over de meldingen die ik de afgelopen tijd bij de politie gedaan heb betreffende een [automerk/-type 1]. Ik kan u daarover het volgende vertellen:
Een van de eerste keren dat ik de [automerk/-type 1] gezien heb rond en op het Deltaterrein, was in september 2011. Ik weet namelijk nog dat ik op 8 september 2011 aan het werk was. Ik zag toen rond 11:00 uur een zwartkleurige [automerk/-type 1] met het kenteken [kenteken 1] geparkeerd staan in een parkeervak aan de locatie [locatienaam] op het Deltaterrein. Het viel mij toen op dat er diverse mannen om de auto heen stonden. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig naar mij keek en vervolgens wegreed. Ik zag dat de bestuurder een man was van vermoedelijk Antilliaanse of Surinaamse afkomst.
Ik zag dat de patiënten vanuit het Delta achter de auto aanfietsten. Ik zag dat een van de patiënten met een telefoon aan zijn oor al bellend achter de auto aan fietste. Ik ben de auto en de patiënten vervolgens op een afstand gaan volgen en zag dat de [autotype 1] op circa 200 meter voorbij het Deltaterrein stopte en parkeerde. Ik zag dat een van de patiënten zijn hand door het geopende portiersraam stak en iets aan de bestuurder gaf. Hierop gaf de bestuurder iets terug. Daarna zag ik dat de andere patiënt iets aan de bestuurder gaf en daarvoor iets terug kreeg.
Op 30 september 2011 was ik bezig met mijn ronde over het Deltaterrein. Ik zag bij de kledinginzamelbakken op de [straatnaam 1], dat is direct rechts naast de ingang van het deltaterrein, de [automerk/-type 1] staan met het kenteken [kenteken 1]. Ik zag dat er een aantal patiënten van het Delta omheen stond. Ik zag vanuit de bosjes, op circa 15 meter afstand, dat een van de patiënten door het geopende portierraam iets aan de bestuurder gaf en de bestuurder daarop iets terug gaf. Ik zag dat dit zich nog drie keer herhaalde. Er stonden namelijk vier patiënten te wachten.
Op 13 oktober 2011 zag ik dat er bij de glasbakken op de [straatnaam 1] diverse patiënten, waarvan ik weet dat zij verslaafd zijn aan drugs, stonden. Ze stonden met z'n vijven te wachten. Ik ben hun richting op gelopen. Op het moment dat ik bij de groep aankwam, zag ik dat de [automerk/-type 1] met het kenteken [kenteken 1]aan kwam rijden. Ik zag dat de bestuurder dezelfde man was als degene die ik 8 september in de [automerk/-type 1] achter het stuur heb zien zitten. Ik zag dat de bestuurder naar mij keek en vervolgens richting het dorp van Poortugaal reed. Ik zag dat de vijf patiënten vervolgens richting het dorp van Poortugaal liepen en circa 15 minuten later verspreid terug het Deltaterrein op kwamen lopen.
Op 9 december 2011 werd ik gebeld door een bewoonster van de [straatnaam 2]. Ze meldde dat de bekende dealer in de zwarte [automerk/-type 1] met het kenteken [kenteken 1] er weer stond.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2011 proces-verbaalnummerPL17J0 2011267892-3, opgenomen als pagina 8 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende het relaas van verbalisanten dan wel een van hen:
Personenauto, merk [automerk 1], type [autotype 1], kleur zwart, kent: [kenteken 1]
Na onderzoek in het politiesysteem nsis bleek dat de auto ten name gesteld was van:
Naam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Adres: [woonadres]
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2012 proces-verbaalnummerPL17K0 2011372361-2, opgenomen als pagina's 17 tot en met 18 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende het relaas van verbalisanten dan wel een van hen:
Op 14 december 2011 ter hoogte van de [straatnaam 3] in Spijkenisse zag ik een personenauto, merk [automerk 1], type [autotype 1] en zwart van kleur staan, waarvan het portierraam was geopend en er op de bestuurdersplaats een manspersoon zat. Ik zag dat er naast voornoemde personenauto een manspersoon stond. Ik zag dat voornoemde manspersonen met elkaar in gesprek waren. Hierop zijn wij naar voornoemde manspersonen gefietst. Ik zag en hoorde vervolgens dat voornoemde personenauto hard wegreed. Ik zag dat de personenauto was voorzien van het kenteken [kenteken 1]. Wij zagen de manspersoon staan die snel was weggelopen bij de [automerk/-type 1]. De manspersoon bleek volledig te zijn genaamd: [naam betrokkene], geboren [geboortedatum]. Met toestemming van [naam betrokkene] mochten wij in zijn mobiele telefoon kijken. Wij zagen dat hij net had gebeld met het nummer [telefoonnummer 2]. Later zagen wij dat de personenauto op naam is gesteld van [verdachte], wonende [woonadres]. Op 15 december 2011 verscheen een manspersoon aan het bureau van politie te Spijkenisse, die ik herkende als de bestuurder van de [automerk/-type 1]. Hij legitimeerde zich als [verdachte].
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012 proces-verbaalnummer
PL17J0 2011267892-15 opgenomen als pagina's 12 tot en met 13 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende het relaas van verbalisanten dan wel een van hen:
Op 22 mei 2012 omstreeks 15:00 uur zag ik, verbalisant [verbalisant 1], dat er een vrouw op een bankje zat bij de ingang van het Deltaterrein. Dit bankje staat ter hoogte van de [straatnaam 2], tegenover [locatienaam], en is mij ambtshalve bekend als dealplek. Ik kan de vrouw als volgt beschrijven: Getinte vrouw, junkachtig type, roze T-shirt en een spijkerbroek. Dit heb ik middels de portofoon doorgegeven aan mijn collega's op het Deltaterrein. Vervolgens zag ik een Antilliaanse man over het fietspad, komende vanuit de richting van de [straatnaam 4], richting het Delta lopen. Ik kan hem als volgt beschrijven: Antilliaanse man, zwart T-shirt, spijkerbroek, petje en een klein schoudertasje. Ik zag dat de vrouw opstond en in de richting van de Antilliaanse man liep. Dit heb ik wederom middels de portofoon doorgegeven.
Ik ben vervolgens in de richting van de bankjes gefietst. Ik zag de vrouw met het roze T-shirt in de richting van de [straatnaam 2] lopen. Tevens zag ik de Antilliaanse man in de richting van de vrouw lopen. Ik zag dat ze wat tegen elkaar zeiden. Ik zag de vrouw met het roze shirt wat aan de Antilliaanse man geven. Ik zag dat de Antilliaanse man het bekeek voordat hij het in zijn tasje stopte. Vervolgens zag ik de man iets aan de vrouw met het roze shirt geven. Ik hoorde de vrouw vervolgens tegen de Antilliaanse man het volgende zeggen: "Loop nog even gezellig met mij mee" of woorden van gelijke strekking. Ik zag de vrouw hierbij richting de bankjes wijzen. Ik hoorde de Antilliaanse man zeggen: "Nee, nee". Ik zag dat hij hierbij met zijn hoofd schudde. Ik zag dat de Antilliaanse man vervolgens richting een blauwe [automerk/-type 2], voorzien van het kenteken [kenteken 2], liep. Mij is ambtshalve bekend dat dit voertuig op naam staat van: [verdachte] geboren op [geboortedatum] te Curaçao,
Ik zag dat de Antilliaanse man aan de bijrijderkant het voertuig instapte. Vervolgens zag ik dat het voertuig wegreed in de richting van de [straatnaam 5].
Hierop ben ik op de fiets achter de vrouw met het roze shirt aangereden. Ik zag dat ze weer terug het Deltaterrein op liep in de richting van de bankjes. Ik zag dat een vijftal junkachtige types in haar richting kwamen lopen. Ik zag dat ze een man die tussen de junkachtige types liep, aansprak. Ik zag dat ze samen ongeveer tien meter verder het Deltaterrein richting de bankjes opliepen. Vervolgens zag ik hen samen naast de bosschages stilstaan. Na ongeveer 15 seconden liepen ze naar één van de bankjes en gingen ze daarop zitten.
Ik sprak de vrouw met het roze shirt aan en legitimeerde mij als zijnde politieambtenaar. Ik vertelde haar dat zij was aangehouden ter zake bezit van drugs en dat zij niet tot antwoorden verplicht was. Tevens vertelde ik haar dat ze recht had op een advocaat voorafgaand aan het eerste politieverhoor. Ik hoorde haar vervolgens ongevraagd het volgende verklaren: "Ik ben verslaafd meneer, ik zit hier op het Delta voor mijn verslaving. Ik heb geen drugs meer bij me." Ik zag dat de vrouw een basepijp in haar hand hield. Hierop vroeg ik waar ze drugs had. Ik hoorde haar het volgende verklaren: "Ik heb geen drugs meer, dat is al op."
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2012 proces-verbaalnummer PL17J0 2011267892-19 opgenomen als pagina 15 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende het relaas van verbalisanten dan wel een van hen:
Ik verbalisant zag dat het proces-verbaal van bevindingen onder nummer 2011267892-15 niet volledig was. Abusievelijk ben ik vergeten te vermelden dat de vrouw, waarover het volgende signalement is gegeven: Getinte vrouw, junkachtig type, roze T-shirt en een spijkerbroek, later aan mij opgaf te zijn:
[gebruiker 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2012 proces-verbaalnummer PL17J0 2011267892-18 opgenomen als pagina 14 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende het relaas van verbalisanten dan wel een van hen:
Op 22 mei 2012 hoorde ik van collega [verbalisant 1] via de portofoon, dat zij gezien had dat het voertuig met het kenteken [kenteken 2] wegreed vanaf de [straatnaam 2] richting de [straatnaam 4] te Poortugaal. Op dat moment zag ik dat genoemde voertuig mij op circa twintig meter afstand passeren en de [straatnaam 2] oprijden. Ik zag dat de bijrijder een voor mij onbekend negroïde persoon was. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig met zijn hoofd uit het raam hing. Ik zag dat de bestuurder de mij ambtshalve bekende [verdachte], geboren op [geboortedatum] te Curaçao was.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 mei 2012 proces-verbaalnummer PL17J0 2011267892-14 opgenomen als pagina's 71 tot en met 73 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende de verklaring van [gebruiker 1]:
V: Je bent vandaag aangehouden door de politie bij het Delta psychiatrisch ziekenhuis. Waarom ben je aangehouden?
A: Ik zat op een bankje en ineens wordt ik aangehouden door de politie. De jongen naast mij wilde mijn shit. Hij was een sjekkie aan het draaien en toen kwam de politie en werd alleen ik meegenomen en hij niet. Ik wist niet dat je niet mocht gebruiken daar.
V: Hoe lang ben je al verslaafd?
A: Ik ben al twee jaar verslaafd aan cocaïne en rook dit op.
V: Als je drugs wilt kopen hoe doe je dat?
A: Ik bel [ongeveer voornaam verdachte 1] en dan kom hij naar mij toe
V: Hoe kom je dan in contact met de dealer?
A: Ik heb zijn telefoonnummer een paar maanden geleden gekregen. Toen ik hem gebeld had kwam hij. Hij stopte naast mij en zei toen dat ik hem kon bellen voor drugs dus dat heb ik toen gedaan.
Ik bel hem vaak op en soms kan ik bij hem instappen en gaan we even rijden. Ik wil dan vaak de wit oproken natuurlijk, dus dan zeg ik dat ik uit wil stappen.
V: Op welk telefoonnummer kun je hem bereiken?
A: Ik heb twee nummers in mijn telefoon van hem [telefoonnummer 2] [ongeveer voornaam verdachte 1]. Dit is zijn oude nummer. Hij heeft sinds twee weken dat nieuwe nummer omdat jullie achter hem aanzitten.
Zijn nieuwe nummer is: [telefoonnummer 1].
V: Hoe lang koop je al van deze dealer?
A: Van [ongeveer voornaam verdachte 1] koop ik ongeveer drie maanden, sinds ik op het Delta woon. Hij gaf mij twee weken geleden een nieuw nummer.
V: Hoe heet de dealer?
A: [ongeveer voornaam verdachte 2], [ongeveer voornaam verdachte 3], hij heeft zoveel namen.
V: Ze waren vandaag toch met z'n tweeën?
A: De nieuwe jongen verkoopt aan ons. Ik weet niet hoe hij heet. [ongeveer voornaam verdachte 1] reed in de auto vandaag.
V: Hoe is de kwaliteit?
A: Ik vind het goed, maar de meeste schooiers die op het Delta zitten, zeggen dat hij niet goed is. Maar ik vind dat hij goede wit heeft. Er kopen wel erg veel mensen bij hem hoor. Hij komt iedere dag zeker zeven of acht keer langs.
V: Er is gezien dat je iets overgaf aan de dealer.
A: Ja, nadat ik hem gebeld had vanmorgen, kwam hij met een Italiaanse jongen. Ik heb toen voor twintig euro gekocht bij de Italiaanse jongen. Hij reed in dat busje, maar [ongeveer voornaam verdachte 1] zat ernaast. Ik heb toen één bolletje met drie tot vier strepen gekocht. Iets later moest ik weer gebruiken. Ik heb toen [ongeveer voornaam verdachte 1] gebeld en gezegd dat hij moest komen. [ongeveer voornaam verdachte 1] belde mij terug. Hij zei: 'Kom naar het bankje'. Ik hoor ineens '[voornaam gebruiker 1], [voornaam gebruiker 1]'. Ik zie [ongeveer voornaam verdachte 1] samen met de nieuwe jongen in de auto zitten. De nieuwe jongen kwam naar mij toe, waarna ik voor acht euro een bolletje kocht bij hem. Dit heb ik gelijk in de bosjes opgerookt. Vervolgens reden ze hard weg.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2012 proces-verbaalnummer PL17J0 2012351862-33 opgenomen als pagina's 27 tot en met 28 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende het relaas van verbalisanten dan wel een van hen:
Tijdens de RC-zoeking werd er ook gezocht in een motorvoertuig, zijnde een [automerk/-type 2], kleur grijs, voorzien van kenteken: [kenteken 3]. Het voertuig staat op naam van verdachte [verdachte].
Tijdens het zoeken trof collega een SIM-kaarthouder van provider Lebara aan onder de zonneklep aan de bestuurderszijde. De SIM-kaarthouder werd in beslag genomen.
Ik zag dat op de kaart stond geschreven: Mobiele nummer: [telefoonnummer 1].
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2012 van de politie Rotterdam Rijnmond met proces-verbaalnummer PL17J0 2012351862-41 als pagina's 94 tot en met 96 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende het relaas van verbalisanten dan
Op 26 juni 2012 werd verdachte [verdachte] aangehouden in zijn woning als verdacht van overtreding van de Opiumwet, direct daarna werd zijn woning aan de [woonadres] doorzocht. Tijdens de doorzoeking werden zes mobiele telefoons in beslag genomen voor onderzoek.
C.09
Blackberry Bold
C.01
Nokia C2
De goederen C.01 en C.09 werden aangetroffen in de slaapkamer.
[Vriendin verdachte], vriendin van de verdachte [verdachte], verklaarde tijdens de doorzoeking dat deze telefoons van haar waren.
Uit onderzoek van de telefoons C.01 en 0.09 bleek ons dat in deze telefoons onder de contacten in totaal 4 keer de naam [voornaam verdachte] voorkwam. [voornaam verdachte] is de voornaam van verdachte [verdachte].
In C.09 stond:
-[voornaam verdachte] [telefoonnummer 2]
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 29 augustus 2012 proces-verbaalnummer PL17J0 2012351862-44 opgenomen als pagina's 110 tot en met 117 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende de verklaring van [vriendin verdachte]:
V: Op welk adres staat u ingeschreven?
A: [woonadres].
V: Met wie woont u daar?
A: Met mijn partner meneer [verdachte].
V: Onder welke naam heb jij de telefoonnummer(s) van [voornaam verdachte] opgeslagen?
A: Gewoon onder zijn naam.
V: Heb jij nog andere vrienden of kennissen met de naam [voornaam verdachte]?
A: Nee.
V: Tijdens de zoeking bij jullie hebben we ook jouw telefoons meegenomen voor onderzoek. De telefoons zijn uitgelezen en in de Blackberry stonden drie telefoonnummers met de naam [voornaam verdachte] en in de Nokia een keer, hoe zit dat?
A: Dat kan zijn dat dat oude nummers van hem waren.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012 van de politie Rotterdam Rijnmond met proces-verbaalnummer PL17J0 2012351862-47 inhoudende het relaas van verbalisanten dan wel een van hen:
Naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie werd een nader onderzoek ingesteld naar de historische verkeersgegevens telefonie van het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Een aantal drugsgebruikers heeft verklaard dat zij op dit nummer hun drugsdealer konden bereiken:
De officier van justitie had de volgende drie vragen:
1.Blijkt uit de historische verkeersgegevens of het nummer
[telefoonnummer 2] een zendmast gebruikt in de omgeving van het Delta Ziekenhuis.
Bij nader onderzoek van deze verkeersgegevens van het nummer [telefoonnummer 2] werd door mij het volgende geconstateerd:
1. Uit deze gegevens blijkt dat in de periode 1 september 2011 tot 29 juni
2012 in totaal 905 contacten zijn vastgelegd, waarbij de telefoon die dit nummer gebruikt, contact maakt met de zendmast gelegen aan de [straatnaam 4] [nummer] te Poortugaal.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 mei 2012 proces-verbaalnummer PL17J0 2012351862-10 opgenomen als pagina's 79 tot en met 81 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende de verklaring van [gebruiker 3]:
V: Hoe lang ben je al verslaafd?
A: Ja, ik koop bij een jong binkie, nogal fanatiek, een fel ventje.
V: Als je drugs wilt kopen hoe doe je dat?
A: Hij komt langsrijden.
V: Hoe kom je dan in contact met de dealer?
A: Ik bel hem op.
V: Op welk telefoonnummer kun je hem bereiken?
A: [telefoonnummer 2].
V: Hoe lang koop je al van deze dealer?
A: Al zeker een jaar. Hij had de laatste keer discipine in zijn coke gedaan.
V: Hoe heet de dealer?
A: [naam]
[naam] weet trouwens dat jullie hem zoeken. Gisteren is een meisje aangehouden en hij heeft via de politie gehoord dat zij was aangehouden. Gisterenavond belde hij mij en wilde weten waar dat meisje woonde, omdat zij een verklaring tegen hem hadden afgelegd. Hij wil nu niet meer op het Delta komen.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 mei 2012 proces-verbaalnummer PL17J0 2012351862-14 opgenomen als pagina's 86 tot en met 89 van het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met registratienummer PL17J0 2012351862, inhoudende de verklaring van [gebruiker 2]
V: Gebruik je wel eens verdovende middelen?
A: Ja, vooral cocaïne. Dat gebruik ik één keer in de week. Dan is het geld op.
V. Wie is jouw vaste dealer?
A. Die is er voorlopig mee gestopt. Eén vrouwelijke patiënt van de Delta is opgepakt en heeft een verklaring tegen hem afgelegd.
V: Kun je die oude dealer beschrijven?
A: Een Antilliaanse jongen. Hij rijdt in een donkere auto. Volgens mij komt hij uit de omgeving van Hoogvliet/Spijkenisse. Hij dealt bij het Delta.
V: Hoe lang heb je van hem gekocht?
A: Ik denk zeker wel een jaar.
V: Was hij de vaste dealer van de Delta?
A: Ja, die er mee gestopt is, was de vaste dealer.
V. Kun je vertellen hoe het werkt als je drugs gaat kopen?
A. Die oude dealer belde ik dan op [telefoonnummer 2] en dan kwam hij met zijn auto bij ons brengen.
V: Zou je de dealer van vanmiddag herkennen?
A: Nee, maar de oude dealer wel, want dat was mijn vaste dealer.
V: Hoe vaak heb je van hem gekocht?
A: Ik denk zeker wel zestig keer in het afgelopen jaar.
A. U toont mij een politiefoto.
OPMERKING VERBALISANT;
De personalia van de man op de politiefoto met het nummer PL17J0:08:03278 zijn [verdachte] geboren op [geboortedatum] te Curaçao ++
A: Jazeker dat is hem! Ik herken deze persoon voor 100% als de persoon waarvan ik altijd mijn drugs kocht en die sinds gisteren gestopt is omdat de politie achter hem aan zit. Hij was het afgelopen jaar mijn vaste dealer en ik heb zeker zestig keer drugs van hem gekocht. Ik kocht dan voornamelijk basecoke.
Op grond van de in de bewijsmiddelen weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel, dat verdachte te Poortugaal in de periode van 23 mei 2011 tot 23 mei 2012 cocaïne heeft gedeald.
Nadere bewijsoverwegingen
[Pleegbroer]
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volstrekt niet is gebleken van enige betrokkenheid van [pleegbroer] en dat deze door de verdachte eerst ter terechtzitting aangevoerde betrokkenheid zich niet laat rijmen met de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Voorts acht de rechtbank ongeloofwaardig dat verdachte langdurig heeft gezwegen over de betrokkenheid van [pleegbroer], uitsluitend omwille van de omstandigheid dat deze [pleegbroer] de/een pleegbroer zou zijn van verdachtes vriendin en aan verdachte zou hebben toegezegd de door hem, [pleegbroer], voor verdachte veroorzaakte problemen op te lossen. Door [pleegbroer]s toedoen en stilzwijgen - het doorbreken waarvan voor verdachte uitkomst zou hebben geboden - heeft verdachte immers langdurig in voorarrest gezeten, terwijl verdachte stelt al omstreeks december 2012 te hebben geweten dat [pleegbroer], die naar Curaçao zou zijn vertrokken, zijn toezeggingen niet gestand zou doen. Zij overweegt voorts dat uit het dossier voldoende vast is komen te staan dat verdachte, voor zover in het licht van de tenlastelegging relevant, de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op [laatste cijfers telefoonnummer 2]. De rechtbank wijst in dit verband in het bijzonder ook op het feit dat in de telefoon van de vriendin van verdachte de naam van verdachte, '[voornaam verdachte]', staat vermeld bij het telefoonnummer eindigend op [laatste cijfers telefoonnummer 2] en niet de naam van haar gestelde pleegbroer, die volgens verdachte [voornaam pleegbroer] heet. De verklaring van verdachte wordt daarom onaannemelijk geacht en het verweer wordt dan ook verworpen.
Cocaïne
De rechtbank slaat met betrekking tot de aard van de door verdachte verhandelde verdovende middelen acht op de verklaringen van getuigen [gebruiker 1], [gebruiker 3] en [gebruiker 2], die allen verklaren (regelmatige en/of verslaafde) gebruikers van cocaïne te zijn en dat zij cocaïne van hun dealer, verdachte, hebben gekocht. Voorts relateert verbalisant [verbalisant 2] op ambtseed als zijn bevinding dat [gebruiker 1] op het moment dat hij haar spreekt en dat zij verklaart de bij verdachte gekochte drugs net te hebben gebruikt, nog een basepijp in haar hand houdt. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat verdachte wel degelijk cocaïne heeft verkocht. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.
Gebruik van de verklaringen van [gebruiker 2], [gebruiker 3] en [gebruiker 1]
Onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 1 februari 1994, 14 april 1998 en HR 20 juni 2003, welke rechtspraak de Hoge Raad in zijn recente arrest van 29 januari 2013, LJN BX5539, r.o. 3.3.1-3.3.2 heeft herhaald en bevestigd, overweegt de rechtbank als volgt. Het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde de verdachte belastende verklaring is niet ongeoorloofd en in het bijzonder niet onverenigbaar met art. 6, lid 1, en lid 3, aanhef en onder d, EVRM, indien de verdediging in enig stadium van het geding, hetzij op de terechtzitting hetzij daarvoor, de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen.
De rechtbank overweegt dat dit bij [gebruiker 2] en [gebruiker 3] het geval is geweest, aangezien zij zijn gehoord bij de rechter-commissaris. Onder omstandigheden kunnen beginselen van behoorlijke procesorde meebrengen dat het openbaar ministerie bepaalde personen als getuige ter terechtzitting dient te dagvaarden of op te roepen dan wel dat de rechter zodanige dagvaarding of oproeping ambtshalve dient te bevelen bij gebreke waarvan processen-verbaal voor zover inhoudende de door die personen in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Dit zal in ieder geval gelden indien een ambtsedig proces-verbaal, inhoudend een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een persoon, het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit rechtstreeks kan volgen en die persoon nadien door een rechter is gehoord en ten overstaan van deze die verklaring heeft ingetrokken of een op essentiële punten ontlastende nadere verklaring heeft afgelegd, dan wel heeft geweigerd te verklaren omtrent de feiten en omstandigheden waarover hij eerder verklaard heeft. De rechtbank overweegt enerzijds dat [gebruiker 2] en [gebruiker 3] bij de politie voor verdachte belastend hebben verklaard en deze verklaringen ten overstaan van de rechter-commissaris hebben ingetrokken, althans een op essentiële punten ontlastende nadere verklaring hebben afgelegd. Anderzijds overweegt de rechtbank evenwel dat deze verklaringen niet de enige bewijsmiddelen zijn waaruit verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit rechtstreeks kan volgen. De rechtbank verwijst hiertoe naar de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank kan de verklaringen van [gebruiker 2] en [gebruiker 3] bij de politie dan ook tot het bewijs bezigen. Gelet op de andere bewijsmiddelen en op de belangrijke steun die de verklaringen van [gebruiker 2] en [gebruiker 3] daarin vinden, ziet de rechtbank evenmin aanleiding deze verklaringen als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven.
De rechtbank overweegt voorts, onder verwijzing naar de genoemde rechtspraak van de Hoge Raad, dat het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde de verdachte belastende verklaring evenmin ongeoorloofd noch in het bijzonder onverenigbaar is met art. 6, lid 1, en lid 3, aanhef en onder d, EVRM, indien de verdediging niet in enig stadium van het geding - zakelijk weergegeven - de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige heeft kunnen (doen) ondervragen, doch die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. In belangrijke mate, in die zin dat het reeds voldoende is als de betrokkenheid van de verdachte bij het hem ten laste gelegde feit wordt bevestigd door c.q. in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist.
De rechtbank overweegt dat dit bij [gebruiker 1] het geval is geweest, aangezien zij niet op de oproeping bij de rechter-commissaris is verschenen. Haar verklaringen vinden voorts in belangrijke mate steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank verwijst hiertoe naar de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank kan de verklaring van [gebruiker 1] bij de politie dan ook tot het bewijs bezigen. Gelet op de belangrijke steun die de verklaring van [gebruiker 1] in de andere bewijsmiddelen vindt, ziet de rechtbank evenmin aanleiding deze verklaring als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor onder 4.3.1 vermelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 23 mei 2011 tot 23 mei 2012 te Poortugaal (gemeente Albrandswaard) tezamen en in vereniging met een ander of anderen (telkens)
opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
gebruikers- en/of dealershoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank acht daarbij op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte actief was in een periode van één jaar voor 23 mei 2012, maar is met de verdediging van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte actief was vanaf 23 mei 2012 tot de dag van zijn aanhouding.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2 ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van voorarrest. Zij heeft voorts gevorderd dat de rechtbank de voorwerpen op de beslaglijst verbeurd zal verklaren.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair, met verwijzing naar de hiervoor geldende oriëntatiepunten, een gevangenisstraf van kortere duur bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een voorwaardelijke straf bepleit. Voorts heeft de raadsman verzocht om het advies van de reclassering te volgen. De raadsman heeft ten slotte bepleit de vordering wat betreft het beslag niet te volgen, omdat daartoe de aangekondigde ontnemingsprocedure dient. Zulks met uitzondering van de Nokia en het verpakkingsmateriaal, in welk verband de raadsman zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne gedurende de periode van een jaar. Het is algemeen bekend dat het gebruik van een verdovend middel als cocaïne een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De handel in verdovende middelen gaat bovendien gepaard met overlast in de samenleving. Daarnaast genereert het gebruik van verdovende middelen op zijn beurt strafbare feiten. Verdachte heeft door zijn handelen zijn afnemers en de maatschappij in haar algemeenheid bewust aan deze risico's blootgesteld. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) wordt aan iemand die voor het eerst met justitie in aanraking komt voor het verkopen, afleveren en verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs op straat gedurende zes tot twaalf maanden met enige regelmaat, in de regel een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd.
De rechtbank overweegt in strafverzwarende zin dat sprake is van medeplegen, handel met grote regelmaat en meermaals, ook recente recidive, onder meer voor drugsfeiten. Daarbij neemt de rechtbank het verdachte bijzonder kwalijk dat hij de cocaïne verkocht aan een bijzonder kwetsbare groep in de samenleving, namelijk de patiënten van een psychiatrisch ziekenhuis, terwijl verdachte - naar zijn zeggen - bekend was met hun situatie wegens een eerder daar vervulde werkstraf.
Voor wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte rapport van Reclassering Nederland d.d. 3 september 2012. Hierin komt onder meer naar voren dat verdachte financiële problemen en depressieve klachten heeft. Er zou ook sprake kunnen zijn van problematisch drugsgebruik. Mogelijk is er een direct verband aanwezig tussen het delictgedrag en de denkpatronen die hij heeft op het gebied van geld en status. Geadviseerd wordt om verdachte onder toezicht te stellen van de reclassering met een meldingsgebod en een locatiegebod. Tevens wordt een intake geadviseerd bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Het Dok of een vergelijkbare instelling. Indien geïndiceerd zal een behandeling volgen. Ook dient verdachte de reclassering inzage te geven in zijn financiën om een probleemanalyse te maken en daarmee een passende interventie te bepalen.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de samenleving en van verdachte is, indien verdachte op de door de reclassering aangegeven wijze werkt aan zijn problemen. Hiervoor is een stevig strafrechtelijk kader nodig. De rechtbank zal daarom een aanzienlijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit deel van de gevangenisstraf wordt niet ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders bepaalt omdat verdachte toch in herhaling is gevallen of zich niet heeft gehouden aan een bijzondere voorwaarde. Dit om verdachte ertoe te zetten in de toekomst niet nog eens strafbare feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat - in afwijking van de eis van de officier van justitie - een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk passend en geboden is.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee maanden gevangenisstraf, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 31 januari 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij vonnis van de politierechter van de rechtbank te Rotterdam d.d. 31 januari 2011 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 februari 2011. Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en heeft daarmee de algemene voorwaarde overtreden. Op grond daarvan is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling gerechtvaardigd. De rechtbank acht geen redenen aanwezig om daarvan af te zien of om te beslissen als door de raadsman verzocht. In dat verband overweegt de rechtbank dat zij er met met name belang aan hecht om verdachte in te scherpen dat tenuitvoerlegging een reële mogelijkheid is, ook gedurende de nieuwe proeftijd van twee jaar die geldt voor thans op te leggen voorwaardelijke strafdeel.
9 Het beslag
De rechtbank is van oordeel dat de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Dit zijn voorwerpen die blijkens het dossier en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen, hetzij om voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan. Het betreft, kort gezegd, het geld, het Breitlinghorloge, de Nokia en het verpakkingsmateriaal. De rechtbank acht het ter vergelding en preventie passend en geboden om deze goederen verbeurd te verklaren. Daarbij heeft zij ook rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, zoals daarvan is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de gevorderde verbeurdverklaring van de Guccitas en het Rolexhorloge niet blijkt dat is voldaan aan één van de in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht genoemde situaties. Dit gelet op de verklaring van verdachtes vriendin (p. 114 van het dossier) dat deze voorwerpen van haar zijn en dat zij die van haar moeder/tante/schoonzus respectievelijk haar broer heeft gekregen en bij gebrek aan andere verklaringen of stukken ter zake in het dossier. Deze verklaring is evenwel niet toereikend om te kunnen komen tot het oordeel dat zij als de rechthebbende aangemerkt moet worden.
De rechtbank gelast derhalve de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van deze en de overige hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen.
10 De wettelijke voorschriften
De opgelegde straf berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 33, 33a en 33b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt medewerking aan huisbezoeken, een meldingsgebod, een locatiegebod (al dan niet met een elektronisch controlemiddel) en inzage geven in zijn financiën;
* deelname aan een intake bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Het Dok of een vergelijkbare instelling en indien geïndiceerd het volgen van een ambulante behandeling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 6, 14 en 15;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 3, 4 en 5.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter van de rechtbank te Rotterdam d.d. 31 januari 2011 opgelegd is in de zaak onder parketnummer 10/701260-09 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. M. van Kuilenburg en mr. F. van Laanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. den Besten, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2013.
Mrs. Van Kuilenburg en Van Laanen zijn wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De gewijzigde tenlastelegging
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2011 tot 26 juni 2012 te Rotterdam en/of Poortugaal (gemeente Albrandswaard) en/of Spijkenisse en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
gebruikers- en/of dealershoeveelheden cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Parketnummers: 10/701215-12 en 10/701260-09 (tul)
Vonnis d.d. 28 februari 2013