ECLI:NL:RBROT:2013:BZ3545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
ROT 11/3444
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring bezwaar tegen kapvergunning voor bomen in Schiedam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil over een kapvergunning voor 21 bomen in het Hof van Cyrene te Schiedam. De vergunning was verleend door de gemeente Schiedam op 25 oktober 2010, en het bezwaar van de Vereniging tegen Milieubederf In en Om het Nieuwe Waterweggebied werd op 11 augustus 2011 ongegrond verklaard. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de voorzieningenrechter heeft eerder een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tijdens de zitting op 15 november 2012 werd bevestigd dat de bomen op 23 november 2011 al waren gekapt.

De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, aangezien de bomen reeds gekapt waren en zij geen schade had gesteld te lijden. De rechtbank benadrukte dat de enkele behoefte aan een principiële uitspraak niet voldoende is om procesbelang te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat zij met haar beroep niet meer kon bereiken wat zij beoogde, namelijk het voorkomen van de kap van de bomen of de bescherming van de natuurwaarden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 11/3444
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2013 in de zaak tussen
Vereniging tegen Milieubederf In en Om het Nieuwe Waterweggebied, te Rotterdam, eiseres,
gemachtigde: [naam],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam, verweerder,
gemachtigde: mr. A.M. Bos en mr. M. Schauwaert.
Aan het geding heeft mede als partij deelgenomen:
de Provincie Zuid-Holland, vergunninghouder, gemachtigden D.A.J. van der Staak en T.W. Heins.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een kapvergunning verleend voor het kappen van 21 bomen in het Hof van Cyrene te Schiedam.
Bij besluit van 11 augustus 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
In haar uitspraak van 15 september 2011 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan vergunninghouder een kapvergunning verleend voor het kappen van 21 bomen in het Hof van Cyrene nabij de Schiekade in Schiedam. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder overwogen dat zij bij afweging van de bij het besluit betrokken belangen en gelet op de gegeven omstandigheden, in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen dat een inventariserend archeologisch onderzoek in het kader van het project ‘Bochtafsnijding Delftse Schie’ van groter belang is dan het behoud van de 21 bomen. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat een herplantplicht is opgelegd.
2. Bij brief van 18 augustus 2011 heeft eiseres tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 19 oktober 2012 heeft vergunninghouder desgevraagd verklaard dat de bomen op 23 november 2011 zijn gerooid. Ter zitting is bevestigd dat kap van de bomen inmiddels heeft plaatsgevonden.
Ter zitting is door eiseres desgevraagd verklaard dat, hoewel de bomen inmiddels zijn gekapt, zij een principiële uitspraak van de rechtbank wenst over de juistheid van het bestreden besluit in het licht van het totale bochtproject.
Eiseres heeft in haar beroepschrift noch ter zitting gesteld schade te lijden tengevolge van de kap, noch heeft zij gesteld dat aan de vergunning meer of andere voorwaarden hadden moeten worden verbonden in verband met de compensatie van de bomen die zijn gekapt. De rechtbank is van oordeel dat, nu het hier een vergunning betreft voor een eenmalige activiteit die reeds ten uitvoer is gelegd, eiseres met haar beroep niet meer kan bereiken wat zij daarmee beoogt, namelijk het voorkomen van de kap van de bomen, dan wel bescherming van de natuurwaarden. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 oktober 2006, LJN: AZ0835. Waar de rechter is geroepen om te beslissen in een geschil met feitelijke betekenis voor partijen kan ingevolge vaste rechtspraak de enkele behoefte aan een principiële uitspraak een dergelijk belang niet opleveren. Gelet hierop ontbreekt het procesbelang en is het beroep niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, voorzitter, en mr. C.H.M. Pastoors en mr. J.M.M. Bancken, leden, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.