ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2723
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Te late betaling griffierecht en toepassing van de hardheidsclausule in civiele procedure
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een geschil met de besloten vennootschap RESIDENCE WATERWEELDE B.V. over de te late betaling van het griffierecht. De procedure begon met een dagvaarding op 23 november 2012, waarbij eisers moesten zorgen dat het griffierecht binnen vier weken na de eerste zitting op de rekening van de rechtbank was bijgeschreven. De rechtbank ontving het griffierecht echter pas op 17 januari 2013, wat te laat was volgens de geldende regels. De rechtbank heeft de eisers erop gewezen dat op grond van artikel 3 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) iedere verschenen partij in een civiele procedure een griffierecht verschuldigd is.
De rechtbank heeft vervolgens de mogelijkheid van ontslag van de gedaagde van de instantie overwogen, zoals bepaald in artikel 127a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Echter, de rechtbank kan deze consequentie buiten toepassing laten als dit zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, zoals vermeld in artikel 127 lid 3 Rv. Eisers hebben aangevoerd dat hun advocaat, mr. F.M.A. Potter, een rekening-courantverhouding met de rechtbank heeft, maar dat het griffierecht abusievelijk niet van deze rekening is afgeschreven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er verwarring kan zijn ontstaan over de voorwaarden voor het gebruik van de rekening-courantfaciliteit, en heeft daarom besloten om de hardheidsclausule toe te passen. Dit betekent dat Waterweelde niet van de instantie zal worden ontslagen, omdat dit in strijd zou zijn met het belang van eisers bij toegang tot de rechter. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 27 maart 2013, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.