ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2686

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
392701 / HA ZA 11-2213
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst en dekking bij schade aan zeiljacht na aanvaring

In deze zaak vorderde eiser, een gepensioneerd brandweerman en ervaren zeezeiler, dat de Europeesche Verzekering Maatschappij N.V. dekking zou bieden voor schade aan zijn zeiljacht, de Santa Maria, die op 28 augustus 2011 was ontstaan door een aanvaring tijdens een tropische storm in New Bedford, Massachusetts. Eiser had een verzekeringsovereenkomst afgesloten met Europeesche, waarbij clausule 25 van toepassing was, die stipuleerde dat stalling in het buitenland alleen verzekerd was indien het vaartuig een vaste ligplaats had in een bewaakte marina. Eiser stelde dat de schade gedekt was, omdat hij de Santa Maria had achtergelaten onder toezicht van een kennis, maar de rechtbank oordeelde dat de voorwaarden van de verzekering niet waren nageleefd. De rechtbank concludeerde dat de Santa Maria op het moment van de schade geen vaste ligplaats had in een bewaakte marina, maar in een mooringveld lag, wat niet voldeed aan de eisen van de verzekering. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de specifieke voorwaarden in verzekeringsovereenkomsten, vooral in situaties met verhoogde risico's zoals stormen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 392701 / HA ZA 11-2213
Vonnis van 30 januari 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te Edam,
eiser,
advocaat mr. D.M. Gouweloos,
tegen
de naamloze vennootschap
EUROPEESCHE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Gerritsen-Bosselaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en Europeesche genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 december 2011, met producties;
- de conclusie van antwoord van 8 februari 2012, met producties;
- de conclusie van repliek van 2 mei 2012, met producties;
- de conclusie van dupliek van 25 juli 2012;
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitaantekeningen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is een gepensioneerd brandweerman en een ervaren zeezeiler. Sinds 1995 is hij eigenaar van het 14,5 meter lange zeiljacht Santa Maria (hierna: de Santa Maria). [eiser] heeft de Santa Maria zelf opgeknapt. Na zijn pensionering heeft hij met wisselende bemanningen lange internationale reizen met het schip gemaakt. Daarbij heeft hij onder andere verschillende havens in de Verenigde Staten aangedaan. De Santa Maria diende feitelijk als zijn huis.
2.2. Laatstelijk heeft [eiser] via assurantiekantoor [A] Yachtverzekeringen per 1 maart 2011 een verzekeringsovereenkomst (WA en Casco) voor de Santa Maria gesloten met Europeesche. Het verzekerd bedrag bedraagt € 272.268. De polisvoorwaarden PLV 302 zijn van toepassing. Het polisblad vermeldt voorts dat de clausules 25, 4 en 99 van toepassing zijn.
2.3. Met clausule 4 wordt het standaard dekkingsgebied van artikel 3 van de polisvoorwaarden, kort weergegeven de Europese binnenwateren en het gebied tot maximaal 5 zeemijl uit de Europese kust, uitgebreid tot alle wateren binnen 73 en 24 graden Noorderbreedte en 30 graden Oosterlengte en 30 graden Westerlengte.
2.4. Clausule 25 betreft een verdere uitbreiding. De clausule luidt als volgt:
"In afwijking van het gestelde in de voorwaarden WSP 302 wordt hierbij aangetekend dat:
- het vaargebied Garant Extra is uitgebreid naar een Caribeandekking, gelegen:
tussen 73o NB en 10o NB en 90o WL en 30o OL;
- tijdens de vaart op zee er minimaal 2 bemanningsleden met voldoende aantoonbare nautische ervaring aan boord van het verzekerde vaartuig moeten zijn;
- de verzekering geen dekking biedt voor verlies of schade aan het vaartuig door de met name genoemde stormen of orkanen in de categorie 1 t/m 5 van de Saffir Simpson Scale (Hurricanes) gedurende de periode van 1 juli t/m 31 oktober van elk jaar in de gebieden:
tussen 35o NB en 13o NB en 110o WL en 55o WL;
- art. 13.3, 13.4 en 13.5 zijn uitgesloten van de dekking;
- stalling in het buitenland alleen verzekerd is indien het vaartuig een vaste ligplaats heeft in een bewaakte marina."
2.5. In juli en augustus 2011 heeft [eiser] de Santa Maria ondergebracht in de haven van New Bedford (Massachussets) USA op een zogenoemde "mooringplaats". Zelf verbleef [eiser] in die periode achtereenvolgens drie weken in Canada, een week op de Santa Maria en vier weken in Nederland. Tijdens de afwezigheid van [eiser] werd de Santa Maria dagelijks bezocht door een kennis van hem, de heer [B] (hierna: [B]). Deze hield volgens afspraak met [eiser] op deze wijze toezicht en verrichte ook enige onderhoudswerkzaamheden op het schip.
2.6. Op 28 augustus 2011 passeerde de (inmiddels) tropische storm Irene over New Bedford. Een schip dat ten zuiden van de Santa Maria op een mooringplaats lag brak los. Daardoor ontstond een aanvaring met de Santa Maria. Vervolgens brak ook de Santa Maria los en dreef zij in noordelijke richting tot zij lagerwal bereikte. Een en ander met grote schade tot gevolg.
2.7. [eiser] heeft de schade aan de Santa Maria laten begroten door een expert ter plaatse. In het uitgebrachte expertiserapport worden de reparatiekosten begroot op USD 347.376 exclusief belastingen.
2.8. [eiser] heeft de schade gemeld bij Europeesche. Europeesche heeft dekking geweigerd op grond van haar oordeel dat de Santa Maria op 28 augustus 2011 in het buitenland was gestald en geen vaste ligplaats had in een bewaakte marina (Clausule 25, laatste gedachtestreepje).
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - kort weergegeven - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de polis van Europeesche dekking biedt voor de schade die op of omstreeks 28 augustus 2011 aan de Santa Maria is ontstaan;
- Europeesche te veroordelen tot betaling van USD 347.376, USD 1.777,50, USD 868,50 en USD 640,00, alles te vermeerderen met BTW, en EUR 1.600,00, alles tevens te vermeerderen met wettelijke rente;
- Europeesche te veroordelen in de kosten van het geding, met nakosten en rente.
3.2. Europeesche voert verweer en concludeert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [eiser] zal afwijzen met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] grondt zijn vorderingen op de verzekeringsovereenkomst. Daartoe stelt hij - kort weergegeven - het volgende. Er heeft zich op 28 augustus 2011 een verzekerd voorval voorgedaan. Europeesche is gehouden dekking te verlenen voor de daardoor ontstane schade. De schade bedraagt:
- USD 347.376 exclusief BTW aan herstelkosten, conform expertiserapport;
- USD 1.777,50 aan bereddingskosten, conform expertiserapport;
- USD 1.508,50 aan kosten ter vaststelling van de schade (kosten expertiserapport);
- EUR 1.600,00 aan kosten in verband met het huren van een vervangend vakantieverblijf.
Voorts is Europeesche op grond van artikel 6:119 BW vanaf 28 augustus 2011, de schadedatum, wettelijke rente verschuldigd over de te vergoeden schade.
4.2. De kern van het geschil betreft de vraag of Europeesche dekking mag weigeren op grond van de in Clausule 25 geformuleerde voorwaarde dat stalling in het buitenland alleen verzekerd is indien het vaartuig een vaste ligplaats heeft in een bewaakte marina.
4.3. Eerst dient te worden beoordeeld of Clausule 25 van toepassing is. Bij dagvaarding onder 4.3 en 4.4 heeft [eiser] gesteld dat Clausule 25 in het geheel toepassing mist omdat daarin wordt verwezen naar voorwaarden "WSP 302", terwijl op de verzekerings¬overeenkomst de voorwaarden "PLV 302" van toepassing zijn. Europeesche heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat de voorwaarden WSP 302 en PLV 302 inhoudelijk precies aan elkaar gelijk zijn, en dat dit bij [eiser] bekend was. Voorts heeft zij aangevoerd dat indien Clausule 25 niet van toepassing zou zijn, de schade aan de Santa Maria is ontstaan op een plaats waar de verzekering geen dekking biedt. In dit verband heeft zij erop gewezen dat Clausule 25 nu juist het verzekerde gebied zodanig uitbreidt dat het mede het gebied omvat waar de schade is ontstaan. [eiser] heeft bij conclusie van repliek en tijdens de pleitzitting niet gereageerd op deze stellingen van Europeesche. Nu [eiser] zijn stelling dat Clausule 25 toepassing mist niet heeft gehandhaafd, en geen andere redenen zijn gesteld of gebleken om Clausule 25 niet van toepassing te achten, is Clausule 25 van toepassing. Derhalve is tevens van toepassing de achter het laatste gedachtestreepje van Clausule 25 geformuleerde voorwaarde dat stalling in het buitenland alleen verzekerd is indien het vaartuig een vaste ligplaats heeft in een bewaakte marina.
4.4. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe voornoemde voorwaarde dient te worden uitgelegd. [eiser] stelt dat de in Clausule 25 voorkomende begrippen "stalling", "bewaakte marina" en "vaste ligplaats", welke niet in de verzekerings¬overeenkomst zijn gedefinieerd, in het voordeel van [eiser] dienen te worden uitgelegd. [eiser] wijst er in dit verband op dat hij de verzekeringsovereenkomst als consument zonder verzekeringstussenpersoon is aangegaan. Assurantiekantoor [A] Yachtverzekeringen is bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst als gevolmachtigd agent van Europeesche opgetreden.
4.5. De rechtbank stelt voorop dat bij de uitleg van polisvoorwaarden in beginsel bepalend is welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uitleg in het voordeel van een consument kan eerst aan de orde komen indien voor die consument twijfel over de betekenis van een relevant beding mogelijk zou zijn. Dat is hier echter niet het geval. Bij [eiser] kan in redelijkheid geen twijfel hebben bestaan over de betekenis van de in Clausule 25 geformuleerde voorwaarde dat stalling in het buitenland alleen verzekerd is indien het vaartuig een vaste ligplaats heeft in een bewaakte marina. De clausule is, althans voor zover in het kader van dit geschil relevant, op een voldoende duidelijke wijze geredigeerd om volledig begrijpelijk te zijn voor een verzekeringnemer zoals [eiser].
4.6. [eiser] stelt dat het begrip "stalling" slechts betrekking heeft op situaties waarin het schip niet of nauwelijks wordt bezocht. Daarvan was in dit geval volgens zijn stellingen geen sprake. Het schip was slechts tijdelijk aangelegd. Bovendien werd het dagelijks - en soms zelfs meerdere malen per dag - bezocht en gecontroleerd door [B], die een schriftelijke verklaring over zijn bemoeienissen met de Santa Maria heeft afgelegd. [B] was bovendien gemachtigd door [eiser]. [eiser] stelt dat [B] op grond van artikel 1 van de Polisvoorwaarden dient te worden aangemerkt als verzekerde onder de polis. Naar de rechtbank begrijpt, bedoelt [eiser] daarmee te stellen dat er dagelijks een verzekerde aan boord van het schip kwam. Deze stellingen kunnen [eiser] echter niet baten.
4.7. Vast staat dat [eiser] de Santa Maria voor langere tijd op een mooringplaats in de haven van New Bedford heeft achtergelaten terwijl hij zelf achtereenvolgens drie weken in Canada, een week op de Santa Maria en vier weken in Nederland verbleef. De rechtbank is van oordeel dat voor [eiser] zonder meer duidelijk behoorde te zijn dat gedurende de perioden van zijn afwezigheid sprake was van "stalling" van de Santa Maria in de zin van de verzekeringsovereenkomst, althans van de noodzaak daartoe. Dat [B] op verzoek/in opdracht van [eiser] gedurende de perioden van langdurige afwezigheid van [eiser] een oogje in het zeil hield en in dat kader de Santa Maria dagelijks bezocht en daarop bepaalde handelingen verrichtte verband houdende met noodzakelijk of wenselijk onderhoud, doet er niet aan af dat de Santa Maria gedurende deze perioden in de relevante zin gestald was.
4.8. [eiser] heeft zich beroepen op artikel 1 onder 1.8 sub b van de toepasselijke polisvoorwaarden PLV302, welke bepaling vermeldt dat als verzekerde (naast de verzekeringnemer ook) moeten worden aangemerkt de door de verzekeringnemer gemachtigde gebruiker van het vaartuig (en de met het vaartuig vervoerde personen). Daarom dient in de visie van [eiser] ook [B] als verzekerde te worden aangemerkt. De rechtbank acht deze visie onjuist. De bemoeienissen van [B] met de Santa Maria betroffen geen gebruik van het vaartuig. [B] gebruikte het schip niet in de zin dat er door hem mee werd gevaren of dat hij daarop verbleef. [B] bezocht de Santa Maria dagelijks slechts - gedurende korte tijd of gedurende iets langere tijd - op verzoek/in opdracht van [eiser] en louter in diens belang in het kader van het uitoefenen van enig toezicht. Deze bemoeienis van [B] met de Santa Maria rechtvaardigt niet dat hij wordt aangemerkt als "de door verzekeringnemer gemachtigde gebruiker van het vaartuig". Dat [B] niet als verzekerde kan worden gekwalificeerd is overigens van beperkt belang. Indien een verzekerde het zich in het buitenland bevindende vaartuig dagelijks slechts even zou bezoeken, zou evenzeer sprake kunnen zijn van "stalling" in de zin van Clausule 25. Ook in een dergelijke situatie heeft een verzekeraar er belang bij dat het vaartuig niet onbeheerd op een willekeurige plaats ligt, maar dat het vaartuig - veel veiliger - ligt op een vaste ligplaats in een bewaakte marina. Dat geldt des te klemmender indien, zoals in het onderhavige geval, bekend is dat er een orkaan op komst is.
4.9. De rechtbank acht evident dat de Santa Maria op 28 augustus 2011 geen "vaste ligplaats" had in een "bewaakte marina". Van de zijde van [eiser] is tijdens de pleitzitting medegedeeld dat "marina" "haven" betekent en dat de door hem voor de Santa Maria gereserveerde plaats in het mooringveld binnen de "bewaakte haven" van New Bedford lag. De plaats in het mooringveld zou bovendien een "vaste ligplaats" zijn omdat deze tevoren was gereserveerd. De rechtbank is echter van oordeel dat "marina" niet " haven", maar "jachthaven" betekent en dat een plaats in een mooringveld iets heel anders is dan een "vaste ligplaats". Als ervaren zeezeiler kent [eiser] uiteraard het onderscheid tussen een "vaste ligplaats in een bewaakte marina" en een - al dan niet gereserveerde - plaats in een mooringveld. Dat is bovendien tijdens de zitting gebleken. [eiser] heeft ter zitting op een overzichtskaartje van het havengebied van New Bedford de marina's binnen de baai aangewezen. Voorts heeft hij het mooringveld aangewezen en de plek waar de Santa Maria in dat mooringveld gedurende (bijna) twee maanden heeft gelegen.
4.10. [eiser] heeft niet betwist de stelling van Europeesche dat een vaste ligplaats in een bewaakte marina aanzienlijk duurder is - omstreeks drie maal duurder volgens Europeesche - dan een plaats in een mooringveld. De stalling van de Santa Maria in een mooringveld in de haven van New Bedford in combinatie met enig afgesproken toezicht door [B] vormde voor [eiser] derhalve een aanzienlijk goedkoper alternatief. Hoewel begrijpelijk is dat dit goedkopere alternatief aantrekkelijk was voor [eiser], was de voor hem voorzienbare consequentie van de keuze voor dat alternatief dat gedurende perioden van stalling dekking onder de door hem afgesloten verzekeringsovereenkomst kwam te ontbreken. Indien [eiser] vanwege de aanzienlijk lagere kosten niettemin wenste over te gaan tot stalling in een mooringveld, had het op zijn weg gelegen om bij Europeesche, althans bij assurantiekantoor [A] Yachtverzekeringen, te informeren of en, zo ja, onder welke voorwaarden stalling onder die omstandigheden onder dekking van de verzekering gebracht zou kunnen worden.
4.11. [eiser] stelt dat uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat dekking dient te worden verleend omdat de schade geen verband houdt met de stalling van de Santa Maria in een mooringveld in plaats van op een vaste ligplaats in een bewaakte marina. Die stelling is evenwel feitelijk onjuist. De schade aan de Santa Maria is immers ontstaan doordat een ander schip tijdens de extreme weersomstandigheden los brak van de mooring. Daardoor brak na een aanvaring ook de Santa Maria los en werd zij door water en wind meegevoerd tot zij aan lager wal kwam. Het risico dat zich heeft gerealiseerd, zou niet hebben bestaan indien de Santa Maria op een vaste ligplaats in een bewaakte marina zou hebben gelegen. Juist is dat ook in dat geval stormschade aan de Santa Maria had kunnen ontstaan, maar onweersproken is de stelling van Europeesche dat het dan schade van andere aard en waarschijnlijk van (aanzienlijk) geringere omvang zou hebben betroffen, welke schade dan inderdaad gedekt zou zijn geweest.
4.12. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat onjuist zijn de stellingen van [eiser] die erop neerkomen dat door hem zodanige maatregelen ter beveiliging van de Santa Maria waren getroffen dat gedurende zijn afwezigheid materieel bezien aan de eisen van Clausule 25 was voldaan. Immers, de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd heeft juist kunnen ontstaan doordat niet aan de eisen van Clausule 25 was voldaan. Dat de haven van New Bedford - dankzij de aanwezigheid van een waterkerende dam en de mogelijkheid om de haven in geval van verwachte extreme weersomstandigheden af te sluiten - een haven is waar veel schepen beschutting plegen te zoeken voor het geweld van tropische stormen en orkanen betekent niet dat binnen die haven een plek in een mooringveld een zelfde mate van beveiliging tegen het geweld van dergelijke stormen biedt als een vaste ligplaats in een bewaakte marina (in die haven). [eiser] heeft niet betwist dat het toen hij een plek in het mooringveld reserveerde ook (nog) mogelijk was geweest om - tegen hogere kosten - een vaste ligplaats binnen een bewaakte marina in die haven te reserveren. Het was voor [eiser] derhalve zonder meer mogelijk geweest om de verzekeringsvoorwaarden naar inhoud en strekking na te leven. Dat het ten tijde van het naderen van de tropische storm Irene wellicht alsnog erg druk werd in de haven doet daar niet aan af. [eiser] had de wijze van stalling van de Santa Maria al veel eerder - vóór juli 2011 - bepaald.
4.13. De visie van [eiser] dat in Clausule 25 de voorwaarde van een vaste ligplaats in een bewaakte marina slechts is gesteld vanwege het risico van brand of diefstal mist onderbouwing. Clausule 25 heeft betrekking op de zogenoemde Caribeandekking. Het ligt alleszins in de rede dat bij de in dat kader geformuleerde voorwaarden ook is gedacht aan beperking van het risico op stormschade. De geformuleerde voorwaarde is ook in dat kader zinvol. Een schip op een vaste ligplaats in een bewaakte marina is in beginsel minder kwetsbaar. Tevens zullen op een dergelijke locatie sneller en eenvoudiger maatregelen ter voorkoming van (verdere) schade kunnen worden getroffen dan op - bijvoorbeeld - een mooringplaats. Dat er wellicht ook plaatsen zijn aan te duiden die weliswaar voldoen aan de kwalificaties "vaste ligplaats" in "een bewaakte marina", maar die niettemin slechts een zeer beperkte veiligheid bieden indien zich een tropische storm voordoet, mogelijk minder dan een mooringplaats in het havengebied van New Bedford, doet aan het vorenstaande niet af. Een verzekeraar mag er op vertrouwen dat de verzekerde niet alleen de verzekerings¬voorwaarden naleeft, maar ook afgezien van de precieze inhoud van die voorwaarden zodanige zorg voor het verzekerde vaartuig zal betrachten dat het risico op schade - ook al is die verzekerd - zoveel als redelijkerwijs mogelijk is wordt beperkt.
4.14. De slotsom is dat Europeesche dekking mocht weigeren. De vorderingen zullen worden afgewezen.
4.15. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Europeesche worden begroot op:
- griffierecht € 3.529,00
- salaris advocaat 8.000,00 (4,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 11.529,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Europeesche tot op heden begroot op
€ 11.529,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema, mr. C. Bouwman en mr. R.C. Verschuur en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2013.
[1729/2477/2323]