ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2123

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
ROT 12/2085
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen signalering in het SISA-systeem

In deze zaak hebben eisers, ouders/verzorgers van een kind, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin een brief van eisers niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft de signalering van het kind in het Stadsregionaal Instrument Sluitende Aanpak-signaleringssysteem (SISA). De rechtbank oordeelt dat eisers een actueel en reëel belang hebben bij een uitspraak, omdat de signalering van Bureau Jeugdzorg nog niet is uitgewerkt. De rechtbank stelt vast dat de brief van 14 november 2011, waarin eisers bezwaar maakten tegen de registratie, niet als een bezwaarschrift kan worden gekwalificeerd. Dit komt doordat de brief een reactie was op een kennisgeving van de SISA-beheerders en niet gericht was tegen een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de brief van 31 januari 2012, die door eisers is ingediend, tijdig was en dat verweerder deze ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het betaalde griffierecht aan eisers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 12/2085
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2013 in de zaak tussen
[…], […], te […], hierna ook te noemen: eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam, verweerder,
gemachtigden: mr. R. Osse en M. Smeding.
Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder een brief van eisers tegen een beslissing van verweerder gedateerd 7 december 2011 niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2012. Eiser is verschenen. Eiseres is vertegenwoordigd door eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek aangehouden, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie in te dienen.
Bij brief van 9 november 2012 heeft verweerder nadere informatie ingediend.
Bij brief van 23 november 2012 en 30 november 2012 heeft eiser gereageerd.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting, heeft de rechtbank op 4 februari 2013 het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Bij brief van 28 oktober 2011 hebben de beheerders van het Stadsregionaal Instrument Sluitende Aanpak-signaleringssysteem (SISA-signaleringssysteem) aan eisers, als ouders/verzorgers van […], bericht dat […] is gesignaleerd door de politie en Bureau Jeugdzorg. Daarbij is vermeld dat het mogelijk is om binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief bezwaar te maken. Bij brief van 14 november 2011 hebben eisers gereageerd op deze brief en bezwaar gemaakt tegen de registratie. De beheerder van het SISA- signaleringssysteem heeft op 15 november 2011 aangegeven dat binnen vier weken antwoord zou worden gegeven op het ingediende bezwaar. Bij brief van 18 december 2011 hebben eisers een ingebrekestelling gestuurd aan het SISA-signalersingssysteem.
2. Bij brief van 19 december 2011 heeft verweerder een brief gedateerd 7 december 2011 aan eisers gestuurd. Bij brief van 31 januari 2012 hebben eisers op deze brief gereageerd. Bij brief van 15 februari 2012 hebben eisers verweerder gemaand zo spoedig mogelijk een beslissing te nemen op hun brief van 14 november 2012, ten aanzien waarvan zij stellen dat deze brief een bezwaarschrift is als bedoeld in artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, voor zover thans van belang, drie besluiten genomen. Besloten is de brief van 14 november 2011 niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze brief niet is gericht tegen een besluit in de zin van de Awb. De brief van 31 januari 2012 is aangemerkt als een bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 7 december 2011, maar dit bezwaarschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Ten derde heeft verweerder vastgesteld dat geen dwangsom verschuldigd is omdat binnen twee weken na ingebrekestelling vanwege uitblijven van een reactie op de brief van 14 november 2011 (gekwalificeerd als een verzoek in de zin van artikel 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens – Wbp -) is gereageerd.
4. Eisers hebben in beroep tegen het bestreden besluit aangevoerd dat de registratie van […] in het SISA-signaleringssysteem onterecht is. Zij betogen verder dat de brief van 14 november 2011 ten onrechte niet wordt beschouwd als een bezwaarschrift. Deze brief is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De brief van 31 januari 2012 moet beschouwd worden als een aanvulling op het bezwaar van 14 november 2011. Indien dit niet wordt gevolgd, betogen eisers dat de brief van 31 januari 2012 binnen de bezwaartermijn is ingekomen, omdat de bezwaartermijn was aangevangen op 21 december 2011, zodat 31 januari 2012, de dag waarop het bezwaar per faxbericht bij verweerder is ingekomen, nog binnen de termijn is. Om deze reden is het bezwaarschrift van 31 januari 2012 ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Ten laatste betogen eisers dat zij het niet eens zijn met de afwijzing van de vordering tot een dwangsom, omdat uiteindelijk pas is beslist op 2 april 2012.
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Procesbelang
De signalering van […] in het SISA is het gevolg van twee signalen die zijn afgegeven. Eén signaal is afgegeven door de politie op 5 oktober 2011 en bleef actief tot 5 januari 2012. Dit signaal was dus uitgewerkt voordat het bestreden besluit genomen werd. Blijkens het besluit van verweerder van 7 december 2011 wordt een signalering in zijn geheel verwijderd uit het systeem wanneer één signaal de einddatum heeft bereikt. Er is dan geen grond de registratie van […] in het SISA-systeem vanaf januari 2012 te continueren (andere signalen daargelaten). De rechtbank heeft daarom het procesbelang van eisers aan de orde gesteld. In verband met het procesbelang heeft eiser naar voren gebracht dat het hem om het principe gaat. Hij is het ten principale oneens met de wijze van informatievergaring en informatieverwerking in het SISA-systeem. De rechtbank is echter niet gehouden tot beantwoording vragen die alleen om het principe worden gesteld. Zij is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij haar ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 27 augustus 2008, LJN: BE9272). Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers nog wel een actueel en reëel belang bij een uitspraak omdat de signalering van Bureau Jeugdzorg nog niet is uitgewerkt. Dit signaal is afgegeven op 5 oktober 2011 en blijft 24 maanden actief in SISA. Indien voor 5 oktober 2013 één enkel nieuw signaal aan het SISA zou worden afgegeven, zou dit, zo heeft verweerder ter zitting toegelicht, vanwege het nog actieve signaal van Bureau Jeugdzorg tot gevolg hebben dat opnieuw een signalering van […] in het SISA wordt opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat eisers daarom een rechtens te beschermen belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
7. Reikwijdte beroep
Omdat het beroep zich richt tegen het besluit waarbij het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk is verklaard, dient de rechtbank hierover een uitspraak te doen. De rechtbank kan daarom niet toekomen aan een inhoudelijk oordeel over de signalering van […] in het SISA-signaleringssysteem. De gronden van eisers die daarop betrekking hebben, blijven dus buiten beschouwing.
8. De brief van 14 november 2011
De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat de brief van 14 november 2011 als een bezwaarschrift in de zin van de Awb moet worden beschouwd. De brief is een reactie op de mededeling bij brief van 28 oktober 2011 van de beheerders van het SISA-signaleringssysteem dat […] is gesignaleerd. De SISA-registratie is op grond van hoofdstuk 1a van de Wet op de jeugdzorg (Wjz) in het leven geroepen en is een verwerking als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder e van de Wbp. Weliswaar is in de brief van de SISA-beheerders vermeld dat het mogelijk is om binnen veertien dagen bezwaar te maken, maar daarbij is verwezen naar artikel 36 van de Wbp. Het gebruik van de term “bezwaar maken” hoe verwarrend wellicht ook, betekent niet dat reeds daarom sprake is van een “bezwaar” als bedoeld in artikel 6:4 van de Awb. Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Wbp, voor zover thans van belang, kan degene aan wie overeenkomstig artikel 35 van die wet kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, de verantwoordelijke verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen. De brief van 28 oktober 2011 is een kennisgeving als bedoeld in artikel 35 van de Wbp (zie ook de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 september 2011, LJN: BS8748). De brief van eisers moet in de systematiek van de Wbp en bezien tegen de achtergrond van de feitelijke aard van de verwerking van de initiële signalen en de feitelijke aard van de melding daarvan door de beheerders, begrepen worden als een verzoek op grond van artikel 36 van de Wbp. Pas wanneer dit verzoek wordt geweigerd of toegewezen is sprake van een rechtshandeling in de zin van artikel 1:3 Awb, waartegen bezwaar kan worden gemaakt in de zin van artikel 7:1 van de Awb (vergelijk de artikelsgewijze toelichting op artikel 45 van de Wbp, TK 1997-1998, 25892, nr. 3). Verweerder heeft de brief van 14 november 2011 terecht niet gekwalificeerd als een bezwaarschrift.
9. De brief van 31 januari 2012
Gelet op artikel 2e, derde lid, van de Wjz en de Memorie van Toelichting op de wijziging van de Wet op de Jeugdzorg (Kamerstukken 2008–2009, 31 855, nr. 3), is de rechtsbescherming tegen de opname in de verwijsindex gebaseerd op de Wbp. Op grond van artikel 45 van de Wbp geldt een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 36 van de Wbp, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Awb. Dit betekent dat er bezwaar en beroep openstaat tegen een dergelijke beslissing volgens de normale regels van de Awb.
10. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, vangt de termijn voor het maken van bezwaar aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van (primaire) besluiten geschiedt door toezending of uitreiking aan één of meer belanghebbenden, onder wie begrepen de aanvrager.
11. In het voorliggende geval is niet in geschil dat het besluit van 7 december 2011 op 20 december 2011 door eisers is ontvangen. Wel is geschil is op welke datum het besluit is verzonden, en daarmee op welke datum de bezwaartermijn is aangevangen. Hoewel verweerder wel heeft gesteld dat de brief van 7 december 2011 ook op die datum verzonden is, heeft hij niet aan dit standpunt vastgehouden noch bewijs overgelegd van deze verzending. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat het geschil zich erop toespitst of het besluit op 19 of op 20 december 2011 is verzonden. Eisers stellen dat het besluit op 20 december 2011 is verzonden en dat de eerste dag van de termijn 21 december 2011 is. Verweerder stelt dat het besluit op 19 december 2011 is verzonden omdat het op 20 december 2011 ontvangen is.
12. Verweerder heeft het besluit twee maal verzonden: per Schiepost en aangetekend. Desgevraagd heeft verweerder toegelicht wat de feitelijke gang van zaken is bij postverzending door de gemeente Schiedam. Bij bezorging door Schiepost wordt de post op werkdagen (één maal per dag) iedere ochtend om circa 6.45 u opgehaald bij de postkamer en vervolgens bezorgd in Schiedam. De rechtbank kan verweerder niet volgen in zijn conclusie dat uit deze werkwijze volgt dat de brief op 19 december 2011 moet zijn verzonden. De rechtbank concludeert juist dat de post in de regel op dezelfde dag als deze wordt opgehaald, wordt bezorgd. Verzending vangt aan met het ophalen van de post door Schiepost. In het geval van eisers betekent dit dat het ervoor moet worden gehouden dat de brief van 7 december 2011 op 20 december 2011 is verzonden. De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door de onbestreden verklaring van eiser ter zitting dat hij de aangetekende versie van het besluit op 21 december 2011 heeft ontvangen. Verweerder heeft, ondanks verzoek daartoe van de rechtbank, geen bewijs van de aangetekende verzending kunnen leveren, zodat niet bewezen is dat de aangetekende versie van de brief op 19 december 2011 verzonden is.
13. Rekenend met de aanvangsdatum van 21 december 2011 en een bezwaartermijn van zes weken, is de laatste dag van de termijn 31 januari 2012, zodat eisers met hun faxbericht van 31 januari 2011 tijdig bezwaar hebben gemaakt. Het beroep van eisers is in zoverre gegrond. Verweerder heeft het bezwaarschrift van 31 januari 2012 ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
14. De afwijzing van de vordering tot dwangsom
Eisers stellen dat verweerder een dwangsom heeft verbeurd omdat te laat is beslist op de brief van 14 november 2011. Hoewel deze brief geen bezwaarschrift is (zie hiervoor r.o. 8) is deze brief wel een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Op een dergelijk besluit is ook de wet Dwangsom bij niet tijdig beslissen van toepassing. Verweerder was op grond van artikel 36, tweede lid, van de Wbp gehouden binnen vier weken op de aanvraag van eisers te beslissen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk 12 december 2011 had moeten beslissen. Op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Awb is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Eisers hebben verweerder bij brief van 18 december 2011 een ingebrekestelling verstuurd. Aangezien er nog geen twee weken waren verstreken toen eisers op 20 december 2011 het besluit op het verzoek van 14 november 2011 ontvingen, is er geen dwangsom verbeurd.
15. Het beroep is gegrond. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
16. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit,
- bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L.M. van ‘t Laar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.