ECLI:NL:RBROT:2013:BZ0629

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96413 - HA ZA 12-2018
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overdracht van aandelen en verweer op basis van dwaling en wanprestatie

In deze zaak vorderde de Stichting Fena Beheer (eiseres) de overdracht van aandelen in de besloten vennootschap Lampenwereld Utrecht B.V. (LWU) van E.T. Holland Beheer B.V. (gedaagde) en [gedaagde 2]. De eiseres stelde dat er een overeenkomst was gesloten op 1 oktober 2010, waarbij de aandelen aan haar zouden worden verkocht. De gedaagden voerden aan dat de eiseres geen recht had op nakoming van de overeenkomst, omdat zij pas elf maanden na de overeenkomst was opgericht en dat er sprake was van dwaling en wanprestatie. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet konden aantonen dat de eiseres geen partij bij de overeenkomst was geworden en dat de vordering tot nakoming niet kon worden afgewezen op basis van de argumenten van de gedaagden. De rechtbank concludeerde dat de eiseres recht had op de overdracht van de aandelen, maar dat de gedaagden niet tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team handel
zaaknummer / rolnummer: 96413 / HA ZA 12-2018
Vonnis van 30 januari 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING FENA BEHEER,
gevestigd te Bergen op Zoom,
eiseres,
advocaat mr. M.H.G. de Neef,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E.T. HOLLAND BEHEER B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
2. [Gedaagde 2]
wonende te Spijk,
3. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR E.T. HOLLAND BEHEER,
gevestigd te Gorinchem,
gedaagden,
advocaat mr. F.A. van de Kasteele.
Partijen zullen hierna Fena en [alle gedaagden] (of afzonderlijk E.T. Holland, [gedaagde 2] en het Administratiekantoor) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 augustus 2012 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 november 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. E.T. Holland is enig aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lampenwereld Utrecht B.V. (hierna: LWU).
2.2. Het Administratiekantoor is enig aandeelhouder van E.T. Holland.
2.3. [gedaagde 2] is bestuurder van E.T. Holland en van het Administratiekantoor.
2.4. Op 1 oktober 2010 is een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) tot stand gekomen waarin onder meer het volgende staat vermeld (productie 3 bij dagvaarding):
“Bevestiging gemaakte afspraken tussen de heren [betrokkene 1] en [gedaagde 2]
[Gedaagde 2] is statutair directeur en 100% eigenaar van de aandelen in E.T. Holland beheer B.V., welke weer directie voert over en 100% aandelen bezit in, LAMPENWERELD UTRECHT B.V. verder te noemen LWU.
(…)
[gedaagde 2] (verkoper) is met [betrokkene 1] (koper) in kontakt gekomen en gezamenlijk werd besloten dat verkoper de 100% aandelen in LWU aan koper zal verkopen met inachtneming van de volgende aspecten.
De aandelen worden per 1 oktober 2010, of zoveel later als de agenda van de door de door verkoper aan te wijzen Notaris dit toelaat, verkocht aan koper of aan een door koper aan te wijzen partij. In ieder geval gaat per 1 oktober de exploitatie van de winkel met alle lusten en lasten over naar koper.
Aankoopprijs voor de aandelen is 1,00 euro. Koper heeft ontvangen de concept balans d.d. 23 September 2010 welke als leidraad zal gelden in de acceptatie van de verstrekte cijfers en deze worden geaccepteerd als zijnde juist.
(…)”
De overeenkomst is ondertekend door [gedaagde 2] en [betrokkene 1].
2.5. In oktober 2010 is [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) betrokken geraakt bij de exploitatie van LWU. [gedaagde 2] zag toe op de financiën, het personeel en de organisatie en [betrokkene 1] hield zich bezig met inkoop en acquisitie.
2.6. Op 28 februari 2011 heeft [betrokkene 1] een e-mail gestuurd aan [gedaagde 2] waarin onder meer het volgende is opgenomen (productie 5 bij dagvaarding):
“Beste [gedaagde 2].
Middels deze bevestig ik het volgende.
1- Graag met spoed een afspraak maken, op maandag, 7 maart a.s., bij de notaris voor overdracht van de aandelen LWU. Graag tussen 10.00 en 15.00 uur.
2- Overname bedrag 1,00 euro
(…)”
2.7. Op 3 maart 2011 heeft [betrokkene 1] een e-mail gestuurd aan [gedaagde 2] met de volgende inhoud (productie 6 bij dagvaarding):
“(…) Ik ga op deze wijze niet verder. Dit wordt een niet te belopen piste. Het ideale scenario is niet aanwezig, daarom moet worden gekozen voor het minst slechte.
(…)
Er zijn volgens mij slechts vier mogelijkheden.
1- Of de overdracht van de aandelen moet worden gedaan zoals contractueel in september 2010 werd overeengekomen. Dus per omgaand geleverd.
2- Of de overdracht van de aandelen geschiedt zoals onderstaand staat aangegeven. Dus per omgaand leveren, met gebruikmaking van onderstaand sanering plan. Dus incl. de afschrijvingen.
3- Of de onderstaande oplossing wordt geaccepteerd en overname geschiedt over 10 weken, met respect zoals onderstaand aangegeven, zodat vrijwel alle partijen tevreden kunnen worden gesteld, zonder illusies dat Expo trading en ET Holland Beheer B.V. alles kompleet binnen kunnen halen.
4- Of ik trek mij compleet terug, laat de voorraden van de fabriek, welke onder eigendomvoorbehoud zijn geleverd, eruit halen en ieder neemt zijn eigen verlies. (…)”
2.8. Op 15 maart 2011 is door de advocaat van LWU, E.T. Holland en [gedaagde 2] een e-mail gestuurd aan [betrokkene 1] met daarin onder meer de volgende tekst (productie 8 bij dagvaarding):
“(…) Door u zijn in de aanloop tot de overdracht van aandelen verplichtingen aangegaan namens LWU, zijn toezegging gedaan (ondermeer het stellen van een bankgarantie) en heeft u zich ten opzichte van cliënten aan verplichtingen verbonden, waarvan thans is komen vast te staan dat u deze niet zult en kunt nakomen. Het is cliënten gisteren bekend geworden dat u sedert 19 september 2006 in staat van faillissement verkeert.
U hebt willens en wetens deze informatie verzwegen. Verder heeft het er op zijn minst de schijn naar dat u getracht heeft om cliënten op te lichten.
Deze informatie geeft cliënten reden om de overeenkomst strekkende tot verkoop en levering van de aandelen Lampenwereld Utrecht B.V. en eventuele overige overeenkomsten per omgaande buitengerechtelijk te ontbinden, althans u hiermee aan te zeggen dat de overeenkomst(en) per direct is (zijn) vernietigd vanwege dwaling. Cliënten achten zich op geen enkele wijze nog gebonden aan welke afspraak dan ook. Verder is u de toegang tot de vestigingen van LWU per direct ontzegd. (…)”
2.9. Op 15 maart 2011 heeft [betrokkene 1] een e-mail gestuurd aan [gedaagde 2] met daarin onder meer het volgende (productie 3 bij conclusie van antwoord):
“Goede Morgen [gedaagde 2],
Buiten alle commotie welke gisteren geheel onverwacht is ontstaan wil ik je graag, geheel informeel en naar ik hoop in vertrouwen, dus zonder enige juridische waarde of erkenning, het volgende uiteen zetten.
Dit doe ik alleen uit diep respect voor jou, om van mens tot mens aan te tonen dat er op geen enkele wijze is getracht jou of jouw bedrijf ook maar iets negatiefs aan te doen, wat nu door de advocatuur graag wordt weergegeven. Ik probeer dus alleen maar de menselijke negativiteit bij jou weg te halen. Ik heb te leuke gesprekken met je gehad om negatief over jou te denken.
(…)
Ik weet het, dit project is kompleet mislukt, maar ik heb jou absoluut nooit proberen te benadelen, integendeel, ik heb in deze mijzelf en Tonelli ernstig benadeeld. Vandaar dat ik zo boos was over de term opgelicht.
(…)
In mijn reactie aan jouw advocaat heb ik al duidelijk aangegeven dat ik mijn verlies accepteer en zeker met jou geen juridische strijd aan wens te gaan. Dan worden wij beiden verliezers.
(…)
Ik hoop dat je niet negatief over mij denkt en praat, zoals ik dat over jou ook niet zal doen.
(…)”
2.10. Op 11 augustus 2011 is Fena opgericht door de echtgenote van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] is enig bestuurder van Fena.
2.11. Op 30 november 2011 heeft de advocaat van [betrokkene 1] en Fena een brief gestuurd aan [gedaagde 2] waarin onder meer het volgende staat vermeld (productie 9 bij dagvaarding):
“(…) Op 1 oktober 2010 hebt u met cliënt de heer [betrokkene 1] een overeenkomst van verkoop gesloten ter zake van de levering van de aandelen in de besloten vennootschap Lampenwereld B.V. , hierna te noemen LWU.
Blijkens de schriftelijke overeenkomst van 1 oktober 2010 zouden de aandelen per 1 oktober 2010, “of zoveel later als de agenda van de door de verkoper aan te wijzen notaris dit toelaat” worden geleverd aan de heer [betrokkene 1] of een door hem aan te wijzen partij.
(…)
De heer [betrokkene 1] heeft aangewezen de Stichting Fena Beheer, gevestigd te Bergen op Zoom, als koper van de hiervoor genoemde aandelen.
De Stichting Fena Beheer wenst dat de aandelen op korte termijn worden geleverd op basis van de afspraken zoals die per 1 oktober 2010 werden gemaakt en schriftelijk zijn vastgesteld. De overdracht van de aandelen dient te geschieden in de toestand van de activa zoals deze aan het eind van het jaar 2010 gold. (…)”
3. De vordering
3.1. Fena vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a) E.T. Holland te veroordelen om binnen 48 uren na betekening van het in dezen te wijzen vonnis een notaris aan te wijzen voor wie de overdracht van de aandelen in LWU plaatsvindt, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,00 per dag voor elke dag dat E.T. Holland nalatig blijft;
b) E.T. Holland te veroordelen om na benoeming van de notaris binnen veertien dagen haar medewerking te verlenen aan de overdracht van de aandelen in LWU, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor elke dag dat E.T. Holland nalatig blijft;
c) [gedaagde 2] persoonlijk te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van de aandelen in LWU, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde 2] nalatig blijft, althans [gedaagde 2] te veroordelen om zijn medewerking te verlenen teneinde E.T. Holland in staat te stellen de aandelen over te dragen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde 2] nalatig blijft;
d) het Administratiekantoor te veroordelen om medewerking te verlenen aan de overdracht van de aandelen in LWU, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor elke dag dat het Administratiekantoor nalatig blijft;
subsidiair
e) te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst van 1 oktober 2010 ter zake van de overdracht van de aandelen is ontbonden;
f) [alle gedaagden], des de een betaald hebbende, de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling van de door Fena geleden schade, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
zowel primair als subsidiair
g) [alle gedaagden] te veroordelen in de kosten van de procedure.
Grondslag van de vordering
3.2. Fena legt aan deze vordering primair nakoming en subsidiair ontbinding van de overeenkomst ten grondslag.
Zij stelt daartoe het volgende:
3.3. Primair dient E.T. Holland op grond van de overeenkomst alsnog haar medewerking te verlenen aan de overdracht van de aandelen naar de toestand van de activa per eind oktober 2010. [gedaagde 2] moet zijn medewerking hieraan verlenen, voor zover hij zich persoonlijk heeft verbonden om medewerking te verlenen aan de overdracht van de aandelen, dan wel voor zover hij namens E.T. Holland heeft gehandeld. Het Administratiekantoor is gedagvaard voor zover de medewerking hiervan is vereist voor de overdracht van de aandelen.
3.4. Subsidiair dient de overeenkomst te worden ontbonden met vervangende schadevergoeding.
4. Het verweer
4.1. [alle gedaagden] concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van Fena in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het (na)salaris van de advocaat.
[alle gedaagden] heeft de stellingen van Fena betwist en voert het volgende als verweer aan:
4.2. Fena kan geen nakoming van de overeenkomst vorderen, omdat deze stichting pas elf maanden na het sluiten van de overeenkomst is opgericht. [betrokkene 1] had op 1 oktober 2010 dan ook nooit Fena als derde aan kunnen wijzen. [betrokkene 1] is partij bij de overeenkomst en is uit dien hoofde de enige die nakoming kan vorderen van de overeenkomst. Het is voor [gedaagde 2] nooit duidelijk geweest dat niet [betrokkene 1], maar een derde de aandelen zou kopen. Dat [betrokkene 1] zelf zou kopen blijkt ook uit het feit dat hij in februari 2011 de aandelen wilde kopen. In de e-mail hierover (rechtbank: zie 2.6) staat niet dat [betrokkene 1] de aandelen door een derde wilde laten kopen.
4.3. Op 15 maart 2011 is [alle gedaagden] bekend geworden dat [betrokkene 1] sinds 19 september 2006 in persoon in staat van faillissement verkeert en dat hij een twijfelachtige reputatie heeft aangaande de aan- en verkoop van vennootschappen, activatransacties etc. [betrokkene 1] heeft een verleden met allerlei faillissementen en een werkwijze waarbij hij rechtspersonen leeghaalt, deze failliet laat gaan en vervolgens naar de volgende rechtspersoon stapt. [betrokkene 1] heeft LWU en de aandeelhouders en bestuurders deze zeer essentiële informatie onthouden. Als [alle gedaagden] op de hoogte was geweest van het faillissement en de werkwijze van [betrokkene 1], dan zou hij de overeenkomst nooit hebben gesloten. Temeer nu deze werkwijze haaks staat op de bedoeling van [gedaagde 2] om ervoor te zorgen dat LWU zou voortbestaan. Er is gedwaald omtrent de persoon van [betrokkene 1]. [alle gedaagden] heeft de overeenkomst met recht buitengerechtelijk vernietigd.
4.4. [betrokkene 1] kon de koopsom voor de aandelen niet voldoen en de aandelen niet kopen, omdat hij failliet was. Het was dus duidelijk dat [betrokkene 1] zijn afspraken niet zou kunnen nakomen. De overeenkomst is op 15 maart 2011 dan ook rechtsgeldig ontbonden.
4.5. Uit zijn e-mail van 15 maart 2011 (rechtbank: zie 2.9) blijkt dat [betrokkene 1] afstand van recht heeft gedaan. Met de woorden “in mijn reactie aan jouw advocaat heb ik al duidelijk aangegeven dat ik mijn verlies accepteer en geen juridische strijd wens aan te gaan” geeft [betrokkene 1] aan dat hij geen beroep meer zal doen op de overeenkomst. Het gaat hierbij om een afstand om niet. Nu [alle gedaagden] hier kennis van heeft genomen is daarmee de overeenkomst teniet gegaan.
4.6. [gedaagde 2] en het Administratiekantoor zijn geen partij bij de overeenkomst en kunnen dus niet tot nakoming worden gedwongen.
5. De beoordeling
5.1. Fena stelt zich op het standpunt dat vanaf het begin duidelijk was dat [betrokkene 1] niet degene was die de aandelen in LWU zou kopen. Primair zijn volgens Fena alle rechten en verplichtingen uit de overeenkomst via volmacht op haar overgegaan. Subsidiair is er sprake van een derdenbeding waardoor Fena partij bij de overeenkomst is geworden, aldus Fena.
5.2. De vraag wat partijen zijn overeengekomen kan niet worden beantwoord enkel op grond van een taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst, maar hierbij komt het tevens aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.3. Uit de overeenkomst noch uit de verklaringen en gedragingen van partijen blijkt dat [betrokkene 1] aan Fena een volmacht heeft verleend. Het beroep van Fena op een volmachtverlening wordt dan ook gepasseerd. Nu uit de tekst van de overeenkomst blijkt dat de aandelen mogelijk moeten worden verkocht aan een door [betrokkene 1] aan te wijzen derde en [gedaagde 2] heeft verklaard dat [betrokkene 1] tegen hem heeft gezegd dat hij nog een aantal firma’s op de plank had liggen en dat LWU daar naartoe zou gaan, moet voor [alle gedaagden] redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat een derde mogelijk de aandelen zou kopen. De stelling van [alle gedaagden] dat in de e-mail uit februari 2011 niet staat dat [betrokkene 1] de aandelen door een derde wilde laten kopen maakt dit oordeel niet anders, omdat - zoals Fena terecht heeft aangevoerd - hierin evenmin staat dat [betrokkene 1] de aandelen in privé wilde kopen.
5.4. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt dat de aandelen per 1 oktober 2010, of zoveel later als de agenda van de door de verkoper aan te wijzen notaris dit toelaat, worden verkocht en dat per 1 oktober de exploitatie van de winkel over gaat naar [betrokkene 1]. Als onweersproken staat vast dat [betrokkene 1] en [gedaagde 2] conform de afspraken in de overeenkomst vanaf oktober 2010 hebben samengewerkt bij de exploitatie van LWU. [gedaagde 2] heeft verklaard dat de afspraak was dat [betrokkene 1] eerst de zaak en dan de vennootschap zou overnemen. [alle gedaagden] mocht er dan ook redelijkerwijs niet van uitgaan dat de aandelen meteen op 1 oktober 2010 moesten worden verkocht. Daarom valt niet in te zien dat een derde partij als koper op die datum aangewezen had moeten worden. Het verweer dat Fena op 1 oktober 2010 nog niet was opgericht en dus niet als derde had kunnen worden aangewezen, kan dan ook niet slagen.
5.5. De stelling van [alle gedaagden] dat de werkwijze van [betrokkene 1] haaks staat op zijn bedoeling om LWU voort te laten bestaan is onvoldoende om te kunnen oordelen dat is gedwaald omtrent de persoon van [betrokkene 1], omdat [betrokkene 1] onweersproken heeft verklaard dat hij niet uit was op een faillissement van LWU en dat dit wordt bevestigd door de vier opties die hij [gedaagde 2] heeft geboden in zijn mail van 3 maart 2011 (rechtbank: zie 2.7). Nu [alle gedaagden] verder niets heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat hij, als hij op de hoogte was geweest van het faillissement en de reputatie van [betrokkene 1], de overeenkomst niet zou hebben gesloten, kan het beroep op dwaling niet slagen. De op 15 maart 2011 op grond van dwaling ingeroepen vernietiging is dan ook zonder effect.
5.6. Evenmin heeft [alle gedaagden] de overeenkomst op 15 maart 2011 rechtsgeldig ontbonden. De stelling dat duidelijk was dat [betrokkene 1] zijn afspraken uit de overeenkomst niet zou kunnen nakomen kan niet worden gevolgd. Behalve [betrokkene 1] kon immers ook een door hem aan te wijzen partij de aandelen kopen en gesteld noch gebleken is dat [betrokkene 1] deze partij niet kon aanwijzen. Bovendien had [betrokkene 1] - zoals hij onweersproken heeft verklaard - als hij de aandelen zelf had willen kopen, dit kunnen bespreken met de curator. De koopsom voor de aandelen was € 1,00. Zoals Fena terecht heeft aangevoerd staat dus niet vast dat nakoming blijvend onmogelijk was en had [betrokkene 1] eerst in verzuim moeten worden gebracht voordat de overeenkomst kon worden ontbonden.
5.7. Op grond van artikel 6:160 BW gaat een verbintenis teniet door een overeenkomst van de schuldeiser met de schuldenaar, waarbij de schuldeiser van zijn vorderingsrecht afstand doet. Gaat het om afstand om niet dan is voor de totstandkoming van een dergelijke overeenkomst voldoende dat de schuldenaar een aanbod van de schuldeiser niet onverwijld na kennisneming heeft afgewezen. Het komt dan ook aan op de vraag of [betrokkene 1] een aanbod heeft willen doen strekkende tot het doen van afstand van zijn aanspraken uit de overeenkomst en of – bij ontbreken van die wil – [alle gedaagden] niettemin op grond van de verklaringen en gedragingen van [betrokkene 1] gerechtvaardigd erop heeft vertrouwd dat die afstand was beoogd.
5.8. Fena stelt zich op het standpunt dat met de e-mail van [betrokkene 1] van 15 maart 2011 geen afstand van recht is gedaan en dat dit ook anderszins nooit de bedoeling is geweest. Fena heeft aangevoerd dat in het begin van de e-mail ook het voorbehoud ‘zonder enige juridische waarde’ is gemaakt.
5.9. Vast staat dat [gedaagde 2] en [betrokkene 1] tot aan 15 maart 2011 hebben samengewerkt voor LWU en een goede relatie hadden met elkaar. [betrokkene 1] heeft verklaard dat het doel van zijn e-mail van 15 maart 2011 was om “als nette mensen uit elkaar te gaan, zonder verdere rottigheid”. Voorts staat vast dat [betrokkene 1] in reactie op de e-mail van 15 maart 2011 waarin namens LWU, E.T. Holland en [gedaagde 2] gesteld wordt dat zij zich op geen enkele wijze nog gebonden achten aan welke afspraak dan ook (zie 2.8) niet heeft laten weten dat de aandelen overgedragen moesten worden, maar dit pas ruim acht maanden later gevorderd (zie 2.11).
5.10. Onder de omstandigheden als onder 5.9 weergegeven is met de e-mail van [betrokkene 1] aan [gedaagde 2] dat hij zijn verlies accepteert en geen juridische strijd met hem aan wenst te gaan en het feit dat [alle gedaagden] dit aanbod nooit heeft afgewezen een overeenkomst tot stand gekomen strekkende tot afstand van de vorderingsrechten van [betrokkene 1] uit hoofde van de overeenkomst. In ieder geval heeft [alle gedaagden] gezien voornoemde omstandigheden gerechtvaardigd vertrouwd op een aanbod daartoe van [betrokkene 1], daargelaten of [betrokkene 1] dat aanbod ook heeft willen doen. Het voorbehoud in de e-mail dat Fena aanvoert - “zonder enige juridische waarde of erkenning”- maakt dit oordeel niet anders, nu [alle gedaagden] hier redelijkerwijs niet uit had moeten begrijpen dat [betrokkene 1] zijn aanspraak op grond van de overeenkomst alsnog geldend zou maken.
5.11. Uit het voorgaande volgt dat het recht van [betrokkene 1] om de aandelen te kopen dan wel een derde daartoe aan te wijzen is prijsgegeven. De primaire vordering op grond van nakoming van de overeenkomst zal dan ook worden afgewezen. Nu Fena overigens niets heeft aangevoerd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat [alle gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen, zal de vordering van Fena op de subsidiaire grond van ontbinding van de overeenkomst ook worden afgewezen.
5.12. Fena zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [alle gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.343,00
5.13. De door [alle gedaagden] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af;
6.2. veroordeelt Fena in de proceskosten, aan de zijde van [alle gedaagden] tot op heden begroot op € 1.343,00;
6.3. veroordeelt Fena in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Fena niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
6.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op
30 januari 2013.?