ECLI:NL:RBROT:2013:BZ0333
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- G.A.F.M. Wouters
- M.G.L. de Vette
- A.J.E. Cartigny
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid van verzoekster
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2013 een wrakingsverzoek van verzoekster buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Het verzoek tot wraking werd ingediend na een eindbeslissing van de rechtbank op 9 januari 2013, waarbij verzoekster niet-ontvankelijk was verklaard in haar verzet tegen een eerder verstekvonnis. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet meer kon worden gehonoreerd, omdat de rechter, mr. I. Bouter, die door verzoekster gewraakt werd, de zaak niet meer behandelde op het moment van indienen van het verzoek. Dit is in lijn met artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat alleen rechters die een zaak behandelen gewraakt kunnen worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de comparitie van partijen op 26 oktober 2012 onder leiding van mr. I. Bouter heeft plaatsgevonden, maar dat deze rechter niet meer betrokken was bij de zaak op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Verzoekster had eerder al een eindbeslissing gekregen, waardoor de behandeling van de zaak was geëindigd. De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk een rechter wilde wraken, aangezien haar faxen geen duidelijke aanwijzingen bevatten voor een dergelijk verzoek.
De beslissing om het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen, werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de rechters G.A.F.M. Wouters, M.G.L. de Vette en A.J.E. Cartigny. Deze uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van wrakingsverzoeken en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden ingediend.