ECLI:NL:RBROT:2013:BY9427

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang bij ontmanteling hennepkwekerij en kostenverhaal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil over bestuursdwang en de kosten daarvan. De verweerder, het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, had op 21 oktober 2010 met spoed bestuursdwang toegepast bij de ontmanteling van een hennepkwekerij. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder, maar stelde te laat beroep in tegen de beslissing op het bezwaar tegen het bestuursdwangbesluit. Hierdoor werd eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen dit besluit. Eiser had echter wel tijdig beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar tegen de kostenbeschikking, waarin verweerder de kosten van de bestuursdwang op eiser wilde verhalen.

De rechtbank overwoog dat de kosten die na 14.45 uur zijn gemaakt, redelijkerwijs voor rekening van eiser konden komen. Eiser had aangevoerd dat deze kosten niet op hem verhaald konden worden, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten van ontmanteling, vernietiging van materiaal en beveiliging van het transport onder de kosten van bestuursdwang vielen. De rechtbank concludeerde dat de kosten die na 14.45 uur zijn gemaakt, terecht aan eiser in rekening waren gebracht. Eiser had ook bezwaar gemaakt tegen het 125%-tarief dat na 16.00 uur zou gelden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder hierover voldoende uitleg had gegeven tijdens de zitting.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I, niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2606
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 januari 2013 in de zaak tussen
[naam], te Rotterdam, eiser,
gemachtigde: mr. A.J. Wintjes,
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek, verweerder,
gemachtigde: E.F.W. Vogel.
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2010 (primair besluit I) heeft verweerder zijn besluit om op 21 oktober 2010 met spoed bestuursdwang toe te passen op schrift gesteld en aan eiser medegedeeld dat de kosten van deze toepassing van bestuursdwang op hem worden verhaald.
Bij besluit van 6 december 2010 (primair besluit II) heeft verweerder eiser medegedeeld dat de kosten van de bestuursdwang € 2.179,56, bedragen.
Bij besluit van 11 mei 2011 (bestreden besluit I) heeft verweerder eisers bezwaar tegen primair besluit I ongegrond verklaard. Bij besluit van eveneens 11 mei 2011 (bestreden besluit II) heeft verweerder eisers bezwaar tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen beide bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2012. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Op 21 oktober 2010 is door de afdeling Toezicht Gebouwen van de dienst Stedebouw en Volkshuisvesting van de gemeente Rotterdam geconstateerd dat een gedeelte van het pand aan de [adres] in gebruik genomen is ten behoeve van hennepteelt. De hennepkwekerij is nog diezelfde dag ontmanteld.
2. Ten aanzien van bestreden besluit II heeft eiser aangevoerd dat de kosten die na 14.45 uur zijn gemaakt redelijkerwijs niet op hem kunnen worden verhaald. Uit de overwegingen van de commissie voor de behandeling van de bezwaarschriften wordt niet duidelijk waarom de uren van de beveiliging en toezichthouders van de Roteb moesten doorlopen tot 16.30 uur. Het is redelijk om de ten laste van eiser te brengen kosten te beperken tot de werkzaamheden die direct verband houden met de ontmanteling in de woning. Het is niet redelijk om de "nazorg" ook bij hem in rekening te brengen. Naar de mening van eiser is het evenmin te begrijpen waarom na 16.00 uur een 125%-tarief zou moeten gelden.
Daarnaast heeft eiser gronden aangevoerd tegen bestreden besluit I.
3. Ten aanzien van het beroep gericht tegen het bestreden besluit I overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroepschrift van 22 juni 2011, gelet op de inhoud en de meegestuurde bestreden beschikking, enkel gericht tegen bestreden besluit II. Bij brief van 5 juli 2012 heeft eiser nadere beroepsgronden ingediend die zien op zowel bestreden besluit II als I. De rechtbank merkt dit aanvullende beroepschrift daarom ook aan als beroep tegen bestreden besluit I. Dit beroep is echter ingesteld buiten de termijn van zes weken die artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft voor het indienen van een beroepschrift. Het enkele feit dat in bezwaar de primaire besluiten gezamenlijk zijn behandeld, is geen reden om de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb. Eiser dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep gericht tegen bestreden besluit I.
4. In artikel 5:25, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ten aanzien van eisers stelling dat de kosten die na 14.45 uur zijn gemaakt redelijkerwijs niet op hem kunnen worden verhaald, overweegt de rechtbank dat onder de kosten van ontmanteling ook vallen de kosten van vernietiging van het materiaal en de kosten van de beveiliging van het transport, zoals door verweerder in het verweerschrift van 30 augustus 2011 en ter zitting is toegelicht. Gelet daarop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de kosten die na 14.45 uur zijn gemaakt redelijkerwijs voor rekening van eiser kunnen brengen.
Ten aanzien van eisers stelling dat het onbegrijpelijk is waarom na 16.00 uur een 125%-tarief van toepassing is, overweegt de rechtbank dat verweerder ter zitting hieromtrent uitleg heeft gegeven, en dat dit punt gelet op het verhandelde ter zitting vanwege deze uitleg thans niet meer in geschil is.
5. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat bestreden besluit II in rechte stand kan houden. Eisers beroep, voor zover gericht tegen bestreden besluit II, dient ongegrond te worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen bestreden besluit I, niet-ontvankelijk, en verklaart het beroep, voor zover gericht tegen bestreden besluit II, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, en mr. H. Bedee en mr. J.M.M. Bancken, leden, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.