ECLI:NL:RBROT:2013:BY8836
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van een verdachte in het kader van strafrechtelijke procedures
Op 8 januari 2013 heeft de rechter-commissaris in de Rechtbank Rotterdam de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van een verdachte beoordeeld. De officier van justitie had op 8 januari 2013 een verzoek ingediend met betrekking tot de verdachte, die eerder op 4 januari 2013 was aangehouden. De raadsman van de verdachte, mr. M.J. Smit, voerde aan dat de inverzekeringstelling onrechtmatig was, omdat er geen sprake was van een aansluitende inverzekeringstelling en dat de verdachte niet tijdig was voorgeleid aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft de officier van justitie om aanvullende informatie gevraagd, waarop de raadsman heeft gereageerd.
De rechter-commissaris oordeelde dat de termijn van 3 dagen en 15 uur, zoals voorgeschreven in artikel 59a van het Wetboek van Strafvordering, op 5 januari 2013 was aangevangen. De verdachte was tijdig voorgeleid, waardoor het subsidiaire verweer werd verworpen. De rechter-commissaris stelde vast dat de verdachte in beginsel kennis had moeten nemen van de processtukken, maar dat de samenvatting in het proces-verbaal voldoende inzicht bood in de aangiften. De rechter-commissaris oordeelde dat de inverzekeringstelling niet onrechtmatig was en wees het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling af.
De beslissing werd genomen in het belang van het onderzoek en de rechter-commissaris concludeerde dat er geen gronden waren om het verzoek van de verdachte om in vrijheid te worden gesteld toe te wijzen. De relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering werden in de overwegingen meegenomen, en de rechter-commissaris bevestigde dat de wettelijke voorschriften in acht waren genomen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier R.W. Ledeboer.