ECLI:NL:RBROT:2013:BY8578
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule bij niet-tijdige betaling van griffierecht in renvooiprocedure
In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Rotterdam, betreft het een renvooiprocedure waarin de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.L. Berkel, in een faillissementskwestie betrokken is. De eiser had tijdig een deel van het griffierecht betaald, maar het resterende bedrag was te laat voldaan. De curator, mr. D.J.C. Nuijten, betwistte de stellingen van de eiser en voerde aan dat de omstandigheden van de eiser geen grond bieden voor toepassing van de hardheidsclausule.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 3 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) iedere verschenen partij in een civiele procedure griffierecht verschuldigd is. De rechtbank stelde vast dat de eiser het griffierecht niet tijdig had betaald, wat volgens artikel 122 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) zou betekenen dat de aanvraag van de eiser als ingetrokken wordt beschouwd. Echter, de rechtbank kon niet uitsluiten dat de eiser materieel slechts het gereduceerde tarief verschuldigd was, gezien de afwijzing van zijn toevoegingsaanvraag door de Raad voor Rechtsbijstand.
De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de eiser, waaronder zijn financiële situatie en de tijdige betaling van een deel van het griffierecht, aanleiding gaven om de hardheidsclausule toe te passen. Dit zou voorkomen dat de eiser de toegang tot de rechter zou worden ontzegd op basis van een niet-tijdige betaling van het volledige griffierecht. De rechtbank besloot daarom geen consequenties te verbinden aan de niet-tijdige betaling en verwees de zaak voor antwoordconclusie aan de zijde van de curator, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden.