Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2013 in de zaak tussen
[a], te [b], eiser, en
[c]te [d], eiseres, tezamen: eisers,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de feitelijk leidinggevende van eiseres, en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM). De zaak betreft de oplegging van een last onder dwangsom op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) in verband met een overtreding van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de rechtspersoon. De AFM had eiser gelast om binnen tien werkdagen bepaalde bank- en girorekeningafschriften te verstrekken, met een dwangsom van € 4.000,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 80.000,-. De AFM heeft aangekondigd de last openbaar te maken indien de dwangsom verbeurd zou worden.
Eiser heeft de gevraagde informatie te laat verstrekt, wat leidde tot een verbeurde dwangsom van € 32.000,-. De AFM heeft vervolgens besloten om deze last openbaar te maken. Eiser en eiseres hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de AFM en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de AFM terecht de last onder dwangsom had opgelegd en dat er geen hoorplicht bestond, aangezien de eisers niet voldaan hadden aan hun informatieplicht.
De rechtbank concludeerde dat de AFM in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van haar bevoegdheid om de last te publiceren. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 december 2013.