[eiser] vordert -na vermeerdering van eis- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
1) dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis, de passage uit haar e-mail van 28 juli 2013 (zie 2.9) te rectificeren door middel van het per aangetekende brief verzenden van de navolgende tekst aan het woonadres van iedere werknemer van [gedaagde] (inclusief de voormalige werknemers wier arbeidsovereenkomst met [gedaagde] sinds 28 juli 2013 is geëindigd):
en [eiser] per gelijke post een afschrift van de verzonden brieven en de bijbehorende verzendbewijzen te sturen, althans dat [gedaagde] wordt veroordeeld voormelde passage te rectificeren op een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen wijzen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] niet geheel aan die veroordeling voldoet, althans op straffe van verbeurte van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom,
2) dat [gedaagde] zich nu en in de toekomst dient te onthouden van dezelfde en/of vergelijkbare beweringen en/of suggesties die de (financiële) integriteit van [eiser] (zouden kunnen) aantasten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding en € 500,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat de overtreding voortduurt, althans op straffe van verbeurte van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom,
3) dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden (reputatie)schade als gevolg van de door [gedaagde] gedane onrechtmatige uitlatingen over [eiser], zoals vermeld in punt 18 en punt 24 van de dagvaarding, en dat [gedaagde] op de aan [eiser] in dat verband toekomende schadevergoeding een voorschot dient te betalen van € 1.000,-- althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, welk bedrag binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis dient te worden overgemaakt op de derdengeldenrekening van de advocaat van [eiser],
4) dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] afschrift te verstrekken van het in opdracht van [gedaagde] opgestelde onderzoeksrapport van [D] en/of gegevens die betrekking hebben op het door [D] verrichte onderzoek naar het vertrek van [eiser] en [Y] bij [gedaagde], waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, de door [gedaagde] aan [D] verstrekte onderzoeksopdracht, de opdrachtbevestiging van [D] en alle door [D] in het kader van voormeld onderzoek ten behoeve van [gedaagde] opgestelde rapportages, althans hem op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze inzage in deze bescheiden en/of gegeven te verschaffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] niet geheel aan die veroordeling voldoet, althans op straffe van verbeurte van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom,
5) dat voor recht wordt verklaard dat het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen partijen geen gelding (meer) heeft, omdat niet voldaan is aan het schriftelijkheidsvereiste, althans dat de rechtsgeldigheid ervan is komen te vervallen, omdat er sprake is van een zodanig ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding dat het non-concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken, althans dat de werking van het non-concurrentiebeding om diezelfde reden(en) bij wege van voorlopige voorziening wordt geschorst totdat in een bodemprocedure onherroepelijk over de (on)geldigheid van het non-concurrentiebeding is beslist,
6) dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis, en de nakosten.