ECLI:NL:RBROT:2013:9103
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-onderzoek bij veroordeelde minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde, die op 15-jarige leeftijd door de kinderrechter was veroordeeld, had geen eerdere contacten met justitie. Het delict, dat als eenmalig incident werd beschouwd, vond plaats in een moeilijke levensfase van de veroordeelde, gekenmerkt door het overlijden van zijn opa en de ziekte van zijn stiefvader. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico zeer klein was en dat de langdurige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de veroordeelde, die voortvloeit uit het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, disproportioneel was in het licht van artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard en de officier van justitie bevolen om het afgenomen celmateriaal van de veroordeelde onmiddellijk te vernietigen. De rechtbank heeft daarbij de belangen van de veroordeelde, die een licht verstandelijke beperking heeft en op speciaal onderwijs zit, zwaar laten wegen. De officier van justitie had geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het bezwaar, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De beslissing benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van minderjarigen in het strafrecht en de proportionaliteit van maatregelen die hun persoonlijke levenssfeer raken.