Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 november 2013 in de zaken tussen
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, eiser 1,
de Vereniging tegen Milieubederf in en om het Nieuwe Waterweggebied,
alsmede de Stichting Gezond Overschie, (gezamenlijk:) eiseres 2,
de Vereniging Milieudefensie, eiseres 3,
de Minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
- op de A13 richting Rotterdam van km 16,1 tot km 19,7 (ter hoogte van de toerit bij Blijdorp);
- op de A13 richting Den Haag van km 19,7 tot km 16,2;
- op de verbindingsboog van de A13 richting Rotterdam naar de A20 richting Gouda;
- op de verbindingsboog van de A13 richting Rotterdam naar de A20 richting Hoek van Holland, gelegen in de gemeente Rotterdam.
- In 2002 is de snelheidslimiet van 80 km/h voor de A13 Overschie ingesteld. Inmiddels is de luchtkwaliteit, met name door een schoner geworden wagenpark, zodanig verbeterd dat de maximumsnelheid weer kan worden verhoogd naar 100 km/h. Dit past in het landelijke beleid.
- Er wordt voldaan aan de geluidproductieplafonds. Snelheidsverhoging leidt tot iets hogere pieken in de geluidniveaus maar dit is gering en past binnen de regelgeving.
- De wetgever heeft gekozen voor vaststelling van geluidproductieplafonds waarbij voor bestaande wegen is uitgegaan van de in 2008 heersende waarde met een werkruimte van 1,5 dB. In de memorie van toelichting bij de invoering van hoofdstuk 11 van de Wm (Kamerstukken II 2009-2010, 32 252, nr. 3) staat dat deze werkruimte werkbaar moet zijn voor de wegbeheerder om daarmee tegemoet te komen aan het belang van de mobiliteit. Hieronder kan ook een snelheidsverhoging vallen.
- Uit akoestisch onderzoek blijkt dat als gevolg van het verkeersbesluit de geluidproductieplafonds in 2012 en 2015 niet overschreden zullen worden. In het akoestisch rapport van mei 2012 is een verkeerde verkeersintensiteit opgenomen. In het akoestisch rapport van november 2012 is dit gecorrigeerd, maar de conclusies in het nieuwe rapport zijn gelijk aan die in het oude rapport.
- Bij bepaling van geluidproductieplafonds wordt rekening gehouden met de voertuigcategorieën zoals gedefinieerd in het Rmg 2012, te weten lichte, middelzware en zware motorvoertuigen. Er wordt niet specifiek met motoren rekening gehouden, omdat de verkeersintensiteit van motoren in verhouding tot de totale intensiteit van het verkeer zodanig gering is dat dit in de uiteindelijke geluidbelastingwaarde niet terug te vinden is.
- Gebleken is dat de met de snelheidsverlaging beoogde gelijkmatige doorstroming van het verkeer grotendeels is uitgebleven.
- Met het nieuwe snelheidsregime wordt voldaan aan de geldende normen voor de aspecten milieu en verkeersveiligheid. Het voldoen aan de wettelijke milieunormen is een effectieve wijze om de leefbaarheid voor omwonenden te beschermen. Bij het vaststellen van de milieunormen zijn gezondheidsrisico’s al meegenomen.
- Uit het luchtkwaliteitsrapport blijkt dat het nieuwe snelheidsregime zal leiden tot een zeer beperkte toename van de concentratie stikstofdioxide (tussen de 0,8 en 1,1 μg/m³) en fijnstof, waarbij aan de grenswaarden wordt voldaan. De concentratie stikstofdioxide blijft ook onder de grenswaarden als op 1 januari 2015 de A4 Delft-Schiedam nog niet is opengesteld.
- De luchtkwaliteit wordt in beeld gebracht door middel van modelberekeningen. Dit maakt het mogelijk om op iedere locatie in Nederland de luchtkwaliteit te bepalen. Bovendien is een modelberekening nodig om prognoses voor de toekomst te maken. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: het RIVM) beziet regelmatig of berekeningen in overeenstemming zijn met metingen uitgevoerd met het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Indien blijkt dat berekeningen en metingen systematisch en significant van elkaar verschillen wordt dit nader onderzocht en worden zo nodig aanpassingen in de rekenmodellen doorgevoerd.
- In artikel 5.6, eerste lid, van de Wm is voor luchtkwaliteit de stand-still-bepaling van artikel 5.2, derde lid, van de Wm uitgesloten. Ook uit Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (hierna: de Richtlijn Luchtkwaliteit) vloeit geen stand-still-bepaling voort in de zin van een algeheel verbod op verslechtering.
- samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd.
- samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd.
- samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd.
Elk jaar rapporteert de beheerder aan de Ministers van VROM en van VenW over de stand van de naleving. Daardoor worden de kritische situaties zichtbaar. Daarvan is met name sprake indien de beschikbare ruimte onder een of meer geldende geluidproductieplafonds langs een wegvak of spoorbaanvak 0,5 dB of minder is. Als uit het verslag blijkt dat een situatie kritisch is, is dit voor de beheerder een formeel signaal om te bezien of actie noodzakelijk is. (…) Indien een kritische situatie ontstaat ten aanzien van plafonds die van rechtswege tot stand zijn gekomen, gaan bovendien specifieke verplichtingen gelden. Deze verplichtingen beogen weliswaar primair te voorkomen dat de werkruimte van 1,5 dB structureel wordt benut, maar zij ondersteunen tevens de naleving. De beheerder moet in het verslag voor de betrokken weg- of baanvakken een prognose geven van het jaar waarin het geluidproductieplafond volledig benut zal zijn. Doet deze situatie zich naar verwachting voor binnen vijf jaar na het jaar waarin het verslag wordt uitgebracht, dan moet de beheerder voorts aangeven wat hij voornemens is daaraan te doen.”
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de bezwaren van eisers ongegrond zijn verklaard,
- bepaalt dat verweerder binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op de bezwaren van eisers neemt met inachtneming van deze uitspraak,
- bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 310,- per partij vergoedt,
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres 2 in het beroep met kenmerk ROT 13/116 tot een bedrag van € 944,- ,
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres 3 in het beroep met kenmerk ROT 13/2280 tot een bedrag van € 944,- .