ECLI:NL:RBROT:2013:8757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
C/10/387331 / HA ZA 11-1925
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procedure tussen vereniging van eigenaars en individuele appartementseigenaar over ontvankelijkheid en bekrachtiging van verweer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam diende, ging het om een geschil tussen een vereniging van eigenaars (VvE) en een individuele appartementseigenaar. De rechtbank had in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat het nog niet vaststond of de VvE was verschenen in de procedure in conventie en dat de VvE in beginsel niet-ontvankelijk was in haar vordering in reconventie. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de VvE niet had aangetoond dat zij had ingestemd met het voeren van verweer in conventie en het instellen van een tegenvordering. De rechtbank gaf de VvE de kans om dit gebrek te herstellen door het bekrachtigen van het verweer en de tegenvordering.

De VvE voerde aan dat zij in een vergadering op 26 maart 2013 mandaat had gegeven aan haar advocaat om namens haar op te treden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er twijfels waren over de rechtsgeldigheid van het besluit van de VvE, zolang het besluit niet was vernietigd, het rechtsgeldig was. Hierdoor werd de VvE geacht te zijn verschenen in de procedure en ontvankelijk in haar tegenvordering.

De rechtbank behandelde ook de vraag of de VvE verantwoordelijk was voor de kosten van herstel van gebreken aan de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw. De rechtbank oordeelde dat de VvE in beginsel deze kosten moest dragen, maar dat de individuele appartementseigenaar ook verantwoordelijk kon zijn voor kosten die voortvloeiden uit haar eigen handelen bij de renovatie van het souterrain.

De zaak werd verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling, waarbij de VvE in de gelegenheid werd gesteld om zich uit te laten over de door de appartementseigenaar naar voren gebrachte verweren en de gewijzigde eis. De rechtbank hield alle overige beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Haven & Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/387331 / HA ZA 11-1925
Vonnis van 6 november 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B.J. de Deugd,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS WOLPHAERTSBOCHT 319/323 EN PLEINWEG 173/177,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E. Sonneveld.
Partijen zullen hierna aangeduid blijven als [eiseres] en de VvE.

1.De procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken waarvan de rechtbank kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 23 januari 2013 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte met één productie van de zijde van de VvE;

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
In het tussenvonnis van 23 januari 2013 heeft de rechtbank overwogen dat vooralsnog niet vast staat dat de VvE is verschenen in de procedure in conventie en dat de VvE in beginsel niet-ontvankelijk is in haar vordering in reconventie. Aan dat oordeel lag ten grondslag dat uit de door de VvE in het geding gebrachte producties niet kon worden opgemaakt dat de VvE heeft ingestemd met het voeren van verweer in conventie en het instellen van een tegenvordering in de onderhavige procedure, terwijl door [eiseres] is betwist dat een dergelijke instemming bestaat. De rechtbank heeft de VvE vervolgens in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen, door bekrachtiging van het in conventie gevoerde verweer en de in reconventie ingestelde eis.
2.2.
Bij haar akte na tussenvonnis heeft de VvE aangevoerd dat de vereniging van eigenaars in een op 26 maart 2013 gehouden vergadering mandaat heeft gegeven aan Van Houweling & Kars Advocaten om verweer te voeren en op te treden namens de vereniging van eigenaars in de onderhavige procedure. Naar het oordeel van de VvE heeft zij daarmee de bedoelde processuele gebreken hersteld.
Volgens [eiseres] kleven aan het besluit van de VvE tot bekrachtiging van het gevoerde verweer en de ingestelde tegeneis verschillende formele en materiële gebreken. Zo is volgens [eiseres] de termijn voor het oproepen van de eerste vergadering op 19 februari 2013 - waarop niet het voor besluitvorming benodigde quorum aanwezig was - niet in acht genomen en stond het onderhavige besluitpunt niet op de agenda van die vergadering. Op de daaropvolgende vergadering van 26 maart 2013 kon daarom op dit punt geen rechtsgeldig besluit worden genomen zonder quorum, aldus [eiseres].
2.3. De rechtbank overweegt als volgt. Op zichzelf lijkt [eiseres] terecht de vraag te hebben opgeworpen of het hier bedoelde besluit van de VvE op de juiste wijze tot stand is gekomen. Uit de (in zoverre onbetwiste) stellingen van [eiseres] en de door de VvE in het geding gebrachte stukken moet worden opgemaakt dat op 19 februari 2013 een vergadering heeft plaatsgevonden, waarbij niet het voor rechtsgeldige besluitvorming vereiste quorum aanwezig was. Volgens [eiseres] was het hier bedoelde beslispunt bovendien niet geagendeerd voor die vergadering. Het is mitsdien de vraag of op de daaropvolgende vergadering waarop bedoeld beslispunt kennelijk wèl geagendeerd was, een rechtsgeldig besluit kon worden genomen zonder het vereiste quorum. Wat daarvan ook zij, het betreffende besluit is genomen. Voor zover, gezien het vorenstaande, sprake zou zijn van een besluit dat tot stand is gekomen in strijd met de daaraan in het modelreglement gestelde eisen, is het besluit vernietigbaar. Zolang het besluit niet is vernietigd door de kantonrechter, is het besluit rechtsgeldig en bindend. Niet gebleken is dat vernietiging van het besluit heeft plaatsgevonden of nog zal plaatsvinden, zo daarvoor daadwerkelijk plaats zou zijn. Dat betekent dat er in rechte van wordt uitgegaan dat de VvE met bedoeld besluit het namens haar in deze procedure gevoerde verweer en de ingestelde tegeneis heeft bekrachtigd. Daarmee is de VvE verschenen in de procedure in conventie en ontvankelijk in haar tegenvordering.
2.4.
In het tussenvonnis van 23 januari 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat de VvE in beginsel dient op te komen voor de kosten van het herstel van de gebreken aan de gemeenschappelijke gedeelten (de waterdoorlatendheid van de constructievloer en de buitenmuren). De rechtbank heeft voorts (onder r.o. 7.7.4.) geoordeeld dat [eiseres] niet verantwoord heeft gehandeld door het souterrain grondig te renoveren terwijl nog niet duidelijk was of het vochtprobleem deugdelijk was verholpen. Om die reden dient [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank (eveneens weergegeven in r.o. 7.7.4.), voor zover de kosten van herstel hoger zijn uitgevallen doordat [eiseres] bij de verbouwing zaken en voorzieningen heeft aangebracht in het souterrain, dat hogere gedeelte van de kosten zelf te dragen.
2.5.
[eiseres] is in haar akte na tussenvonnis (onder meer) ingegaan op de vraag of al dan niet alle door [X] in het kader van de offerte van 28 augustus 2011 (en de (meer)werkzaamheden in rekening gebracht bij facturen van 7 november 2011 en 16 januari 2012) voor vergoeding door de VvE in aanmerking komen. Terecht heeft de VvE in reactie hierop aangevoerd dat partijen bij het vonnis van 23 januari 2013 slechts zijn toegelaten zich uit te laten over de procesvertegenwoordiging van de VvE, en dat partijen pas nadat daarover een oordeel is gegeven zullen worden toegelaten te reageren op hetgeen is weergegeven onder 7.4.4 van het tussenvonnis van 23 januari 2013.
Nu in het onderhavige vonnis wordt geoordeeld dat de VvE is verschenen in de procedure in conventie en kan worden ontvangen in haar eis in reconventie, komt thans de bedoelde kwestie aan de orde. Nu [eiseres] daarop (en op een aantal andere punten) reeds is ingegaan, zal uitsluitend de VvE nog (bij akte na tussenvonnis) in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten. Daarbij dient de VvE ook in te gaan op de overige door [eiseres] in haar akte naar voren gebrachte verweren en op de gewijzigde eis. Voorts zal de VvE dienen in te gaan op de omstandigheid dat de beschikking van de kantonrechter van 17 oktober 2011 (verbeterd op 26 oktober 2011) kennelijk - dat heeft [eiseres] althans gesteld - kracht van gewijsde heeft verkregen, nu de VvE bij beschikking van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 28 augustus 2012 niet-ontvankelijk is verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep. Dat heeft mogelijk gevolgen voor de onderhavige procedure. Bij de beschikking van 17 oktober 2011 heeft de kantonrechter immers beslist dat “de VvE het noodzakelijk herstel aan het souterrain dient te laten plaatsvinden conform de offerte van [X] d.d. 29 augustus 2011 en op kosten van de VvE”, en heeft de kantonrechter [eiseres] gemachtigd tot het uitvoeren van de werkzaamheden aan het souterrain.
in conventie en in reconventie
2.6.
Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rolzitting van 4 december 2013, voor akte na tussenvonnis aan de zijde van de VvE als bedoeld onder 2.5.;
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van den Hurk en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013.
1861/427