De verdachte en het latere slachtoffer,[slachtoffer], bewoonden twee naast elkaar gelegen kamers op de tweede etage van de woning,[adres]. Tussen hen bestonden al gedurende enige tijd onderlinge spanningen op persoonlijk vlak.
Zo heeft blijkens de verklaring van de verdachte genoemde [slachtoffer] enkele dagen voor het fatale steekincident, te weten op 1 december 2012, de verdachte in de gezamenlijke keuken gedreigd zijn kop er af te hakken, hij hield daarbij een kapmes/machete achter zijn rug. De verdachte heeft even later op de kamer van [slachtoffer] dat mes ook zien liggen op de salontafel.
De verdachte meldde de bedreiging telefonisch aan de huiseigenaar, de heer [getuige 1], en vroeg hem diens bemiddeling.
[getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte hem verteld had dat hij bang was om neergestoken te worden door[slachtoffer]. [getuige 1] heeft inderdaad een bemiddelingspoging gedaan, hij vond [slachtoffer] tijdens het gesprek opgefokt. Toen [getuige 1] het pand weer verliet, had hij niet het gevoel dat ‘het gedonder’ klaar was.
Verschillende getuigen hebben verklaard dat in de nacht van 4 op 5 december 2012, kort voor en rond half twee, door [slachtoffer] veroorzaakte geluidshinder vooraf ging aan het fatale steekincident. De getuigen hadden de indruk dat[slachtoffer] aan het provoceren was. [slachtoffer] had op de gang op de tweede etage herrie veroorzaakt door hoorbaar geagiteerd heen en weer te lopen, met deuren te gooien en in de Antilliaanse taal te schelden. Op dat moment lag de verdachte in bed.
Uit de verklaringen van de getuigen[getuige 2] en[getuige 3] komt naar voren dat de verdachte en de getuigen [getuige 2] en[getuige 3] op een gegeven moment naar[slachtoffer] op de gang van de tweede etage zijn gegaan.
De verdachte heeft verklaard pas zijn kamer uit te zijn gekomen nadat hij hoorde dat er ook anderen op de gang waren, dit om verdere escalatie tussen hem en [slachtoffer] te voorkomen.
Er ontstond vervolgens tussen de verdachte en[slachtoffer] een woordenwisseling. De verdachte wilde namelijk verder slapen en wilde daarom dat[slachtoffer] ophield met deze herrie.[getuige 2] en[getuige 3] trachtten de ruzie nog te sussen. [slachtoffer] liep hierop naar zijn kamer waarna de verdachte naar de keuken is gelopen en daar een mes van het aanrecht heeft gepakt om zich te beschermen. Dit omdat hij - naar zijn zeggen wist - dat [slachtoffer] zijn kapmes ging halen uit zijn kamer nu hij dat drie dagen eerder ook had gedaan.
De verdachte heeft het mes vervolgens achter zijn rug in zijn broeksband gestoken, omdat hij niet wilde dat het [slachtoffer] zou zien dat hij een mes had gepakt, en de situatie daardoor mogelijk zou kunnen escaleren. De verdachte liep terug naar de gang en wachtte daar af ter hoogte van de trap naar de derde etage.
[slachtoffer] is kort hierna zijn kamer uitgekomen. Hij had in zijn rechterhand een machete van ongeveer 35 of 40 centimeter vast en liep daarmee de gang in richting[getuige 2], de verdachte en [getuige 3].[getuige 2] is op hem afgelopen, riep “niet doen” en wilde hem tegenhouden maar[slachtoffer] duwde hem opzij tegen de muur aan. [slachtoffer] liep verder de gang in met de opgeheven machete boven zijn hoofd in de richting van de verdachte en[getuige 3]. De verdachte heeft toen het mes uit zijn broeksband gepakt.