In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, betreft het een kort geding waarin [eiser] een schorsing van de executie van verbeurde dwangsommen vorderde. De achtergrond van de zaak ligt in een eerder vonnis van de rechtbank Dordrecht van 24 oktober 2012, waarin [eiser] was veroordeeld tot afgifte van een compressor aan H.S.U. Teq B.V. binnen 14 dagen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag. H.S.U. Teq had het vonnis op 13 februari 2013 aan [eiser] betekend, maar [eiser] gaf aan niet in staat te zijn de compressor af te geven omdat deze inmiddels was verkocht. Hij bood aan de vervangingswaarde van de compressor te betalen, maar H.S.U. Teq legde beslag op zijn bezittingen wegens verbeurde dwangsommen.
Tijdens de zitting op 5 september 2013 werd de procedure besproken, waarbij [eiser] primair vroeg om de beslagen op te heffen en subsidiair om deze op te heffen totdat er een onherroepelijk oordeel was gegeven over zijn vordering. H.S.U. Teq voerde verweer en stelde dat [eiser] in de verschuldigdheid van dwangsommen had berust. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen misbruik van executiebevoegdheid was, maar dat er wel plaats was voor schorsing van de executie van de dwangsommen. De rechter oordeelde dat H.S.U. Teq aanspraak maakte op een totaalbedrag van € 9.200,- aan verbeurde dwangsommen, maar dat de executie geschorst diende te worden totdat [eiser] binnen twee maanden na de uitspraak een procedure ex artikel 611d lid 1 Rv aanhangig zou maken.
De voorzieningenrechter wees de vordering tot matiging van de verbeurde dwangsommen af, omdat eenmaal verbeurde dwangsommen voor het gehele bedrag verbeurd blijven. H.S.U. Teq werd veroordeeld in de proceskosten van [eiser], die op € 1.182,82 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 19 september 2013.