In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2013, zijn Eurovite Nederland B.V. en Gebo B.V. eiseressen in conventie en verweersters in reconventie. De gedaagde, die in conventie en eiser in reconventie is, heeft een borgstelling afgegeven voor schulden die zijn ontstaan ten tijde van de overeenkomst van 29 september 2011. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 22 mei 2013 Eurovite c.s. opgedragen te bewijzen dat de borgstelling ook geldt voor toekomstige schulden. Eurovite c.s. hebben echter besloten af te zien van het horen van getuigen, wat heeft geleid tot de conclusie dat de borgstelling enkel geldt voor de bestaande schulden op het moment van de overeenkomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde al een deel van de schuld heeft afgelost, maar dat er nog een bedrag van € 6.067,67 aan Eurovite en € 10.502,22 aan Gebo resteert. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de gedaagde ook de beslagkosten en proceskosten opgelegd, die in totaal zijn begroot op € 2.918,17 voor Eurovite c.s. en € 226,- voor de gedaagde in reconventie.
In reconventie heeft de gedaagde een vordering tot opheffing van het beslag ingediend, maar deze is afgewezen. De rechtbank heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die voortvloeien uit het verweer in conventie. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige vorderingen zijn afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.D. Rentema.