ECLI:NL:RBROT:2013:8495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
10/994555-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een dierenhandelaar wegens dierenverwaarlozing, verduistering, bedreiging en overtreding van de Flora- en faunawet

Op 31 oktober 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een dierenhandelaar die zich schuldig heeft gemaakt aan dierenverwaarlozing, verduistering, bedreiging en overtreding van de Flora- en faunawet. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond. Tijdens de terechtzitting op 17 oktober 2013 werd de gewijzigde tenlastelegging besproken, waarin de verdachte onder andere werd beschuldigd van het verwaarlozen van dieren in zijn dierenwinkel, wat leidde tot hun dood. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaar en bijzondere voorwaarden met betrekking tot de verzorging van dieren.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waarop hij werd vrijgesproken. De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte dieren onvoldoende verzorging had gegeven, wat resulteerde in hun overlijden. Ook werd vastgesteld dat hij zich schuldig had gemaakt aan verduistering van dieren die toebehoorden aan een benadeelde partij, en dat hij bedreigingen had geuit aan zowel een politieagent als een journalist.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te onthouden van alle handelingen met betrekking tot dieren zoals genoemd in de Flora- en faunawet. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de verantwoordelijkheid van de verdachte als dierenhandelaar, en dat zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten in aanmerking werden genomen bij de strafoplegging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de verdachte werd veroordeeld in de kosten van de verdediging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/994555-13 [Promis]
Parketnummer vordering TUL: 10/997508-07 en 10/223894-11
Datum uitspraak: 31 oktober 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond – Huis van bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. M.S. Krol, advocaat te Capelle aan den IJssel.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2013.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. R. de Rijck heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten;
- vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaar conform art. 14b Wetboek van Strafrecht, en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich, zowel middellijk als onmiddellijk, gedurende de proeftijd zal onthouden van alle in art. 13, eerste lid, Flora- en Faunawet genoemde handelingen met betrekking tot dieren;
- teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan [benadeelde], onder de voorwaarde dat deze de voor het bezit daarvan benodigde documenten kan overleggen. .

VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELINGEN

De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van de straf, te weten een gevangenisstraf van zes maanden, die aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 6 januari 2012 van de meervoudige economische kamer van deze rechtbank, en van de straf, te weten een geldboete van € 500,-, die aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 27 december 2011 van de politierechter in deze rechtbank.

MOTIVERING VRIJSPRAAK

Het onder 2 primair ten laste gelegde en het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal leidt de rechtbank uit het dossier af dat de verdachte de bedoelde dozen met slangen en een hagedis niet heeft weggenomen, maar overhandigd heeft gekregen van de portier van het hotel. Het wegnemen kan daarom niet worden bewezen.
De verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde ontkend. Hij heeft verklaard dat hij de in de tenlastelegging bedoelde slangen en baardagaam goed ingepakt, met heatpacks in de afgesloten bedrijfsauto heeft achtergelaten, dat er vervolgens in die bedrijfsauto is ingebroken en dat daarbij een aantal dieren en (kennelijk) genoemde heatpacks zijn weggenomen, en dat als gevolg van de inbraak en de diefstal van de heatpacks de in de auto aangetroffen dieren niet meer beschermd waren tegen de te lage buitentemperatuur.
Deze lezing wordt ondersteund door de bevindingen van de politie, inhoudende dat de bedrijfsauto is aangetroffen met een vernielde linker zijruit, er een baksteen is aangetroffen op de autostoel, en dat op het trottoir van een nabijgelegen parkeerplaats een viertal plastic bakjes is aangetroffen met daarin papiertjes waarop stond vermeld “boa constrictor” of “python”. Nu de rechtbank bovendien geen concrete aanwijzingen heeft dat de verdachte zelf verantwoordelijk is voor de inbraak in de auto, acht de rechtbank het door de verdachte geschetste scenario waarbij de beschermende heatpacks zijn weggenomen door onbekenden niet volstrekt onaannemelijk en kan in elk geval de door hem gegeven lezing met de aanwezige bewijsmiddelen niet worden weerlegd. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat de dieren door toedoen van de verdachte onvoldoende beschermd waren tegen de te lage buitentemperatuur en daardoor zijn benadeeld.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(Dode dieren in [bedrijf])
hij in
of omstreeks de periode van 24 maart totenmet 5 juni 2013,althans in of omstreeksde periode van 1 januari
2013tot en met 5 juni 2013 te Rotterdam,
als de houder van
- vijf dingo's,
althans vosachtige dierenen
/of
-
achtenzeventig, althanseen aantal woestijnspringmuizen en
/of
- acht
, althans een aantalschildpadden en
/of
- een vogelspin en/of
- vier
, althans een aantalegels en
/of
- twee hagedissen
, althans een hagedis en/of
- een ratelslang
aan deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden, hebbende hij deze dieren
lange althans,geruime tijd
zonder water en/of voedsel, althanszonder voldoende water en
/ofvoedsel in zijn dierenwinkel [bedrijf], althans zijn opslagplaats gehouden tengevolge waarvan zij zijn doodgegaan, althans deze dieren zodanig onverzorgd gehouden dat zij zijn doodgegaan
welke misdrijven ofwelk misdrijf verdachte heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf
2.
Subsidiair
hij op
of omstreeks6 april 2013 te Houten opzettelijk
- een doos met daarin zes pythons en
/ofdrie California king snakes en
/ofeen boa constrictor en
/oftwee corn snakes en
/ofeen hagedis
en
/of
- een doos met daarin elf boa constrictors en
/ofvijf pythons en
/ofeen hognose snake
toebehorend aan [benadeelde] en/of aan [benadeelde],
althans aan anderen of een ander dan aan verdachteen welke dozen
of doosverdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten doordat de
receptionist ofportier van het Van der Valkhotel die de dozen
of dooster bewaring onder zich had, deze aan hem, verdachte, op diens verzoek in handen had gegeven, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3,
hij in
of omstreeksde periode van 6 april 2013 tot en met 8 april 2013 te Rotterdam,
in elk geval in Nederland,al dan niet opzettelijk,
(producten van)dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort,
aangewezen krachtens artikel 5 van de Flora- en faunawet bij de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten van de Flora- en faunawet in artikel 4 en opgenomen in Bijlage A en/of B bij de basisverordening (Verordening (EG) nr 338/97, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr 1158/2012)
te weten
1
klokschildpad (testudo marginata) en
/of
4
tijgerpythons (python molurus bivittatus),
althans een of meer tijgerpythonsen
/of
9
boa constrictors,
althans een of meer boa constrictorsen/of
5
koningspythons (python regius),
althans een of meer koningspythons
heeft vervoerd en
/ofonder zich heeft gehad;
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2013 tot en met 9 april 2013
te Ridderkerk, in elk gevalin Nederland
meermalen, althans eenmaal[benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd :"de volgende keer als jij aan de deur komt sla ik je plat of pak ik jullie wel of ik neem andere maatregelen" en
/ofals ik mijn dieren niet terug krijg dan weet ik je wel te vinden" en
/of"dan ga ik zelf wel mijn maatregelen nemen ook tegen jou, dit is geen bedreiging dit is een belofte ik maak een belofte aan je"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij in
of omstreeksde periode van 6 juni 2013 tot en met 9 juni 2013 te Rotterdam
meermalen, althans eenmaal[benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [benadeelde]
en/of (daarbij) dezedreigend de woorden (per whatts app) toegevoegd:"maar jou hou ik in het fizier" en
/of"jij laat het erbij maar ik en me jongens niet!!! En ik dreig niet ik doe je een belofte" en
/of"en die gaat deze week waarheid worden" en
/of"maar geef niet kennen het ook anders oplossen dan sta jij als vermiste in de krant"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij in de periode van 8 april 2013 tot en met 16 april 2013
te Rotterdam, althansin Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals
of vervalstgeschrift, te weten een schriftelijk bericht aan de heer [verdachte], gedateerd 15 april 2013, afkomstig van [betrokkene], Team manager, dienst Regelingen afdeling CITES van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit als ware het echt en onvervalst
bestaande deze valsheid erin dat het geschrift
volledig fictief was, althansniet afkomstig was van de CITES-autoriteit en
/ofer bij de Dienst Regelingen geen persoon werkzaam was met de naam [betrokkene] en
/ofde departementsnaam sinds 2010 het Ministerie van Economische Zaken was
en bestaande dit gebruik hierin dat verdachte dit geschrift heeft doen toekomen aan [derde] in het verband van (voorgenomen) verhandeling van dieren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

NADERE BEWIJSOVERWEGING

Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van feit 1 is namens en door de verdachte onder andere aangevoerd dat, afgezien van de vijf dingo’s, de dode dieren die zijn aangetroffen in zijn (voormalige) dierenwinkel, reeds dood waren op het moment dat de verdachte ze onder zich kreeg en dat de dieren dus niet zijn gestorven doordat de verdachte hen niet heeft verzorgd. De reden dat de dode dieren nog in de dierenwinkel danwel opslagplaats lagen, was dat de verdachte nog niet de tijd of gelegenheid zou hebben gehad om ze op te ruimen.
Die verklaring vindt de rechtbank niet geloofwaardig en wordt daarom terzijde geschoven. Naar het oordeel van de rechtbank is het onaannemelijk dat de verdachte reeds dode dieren (in afwachting van het opruimen) heeft bewaard op de wijze zoals deze zijn aangetroffen, te weten her en der verspreid door de ruimte en deels in op zichzelf voor het houden van dieren geschikte verblijven.
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdachte aangevoerd dat hij de slangen niet heeft gestolen, maar van [benadeelde] heeft gekocht, en dat dat wordt bevestigd door de camerabeelden van de parkeerplaats op de avond dat het feit is gepleegd. Daarop is te zien dat de verdachte samen met een andere man die een doos in zijn handen heeft naar de auto van verdachte loopt, dat beiden in de auto gaan zitten en na enige tijd weer samen weglopen terwijl de onbekende man de doos in zijn handen heeft.
Deze lezing van de verdachte wordt weerlegd door de verklaring van de aangever dat hij de reptielen niet heeft verkocht aan de verdachte, welke verklaring steun vindt in de verklaringen van mede-aangever [benadeelde] en getuige [getuige]. De genoemde camerabeelden dwingen evenmin tot de conclusie dat de verdachte de reptielen van [benadeelde] heeft gekocht; ook indien [benadeelde] op dat moment inderdaad zijn reptielen aan de verdachte heeft laten zien (zoals de verdachte heeft verklaard) betekent dat niet zonder meer dat [benadeelde] ze aan de verdachte heeft verkocht.
Ten aanzien van feit 3
De verklaring ten aanzien van feit 3 dat de verdachte de desbetreffende dieren ondanks het verbod van artikel 13 eerste lid Flora- en faunawet, in zijn bezit mocht hebben omdat er een vrijstelling gold, verwerpt de rechtbank nu van een vrijstelling of ontheffing niet is gebleken.
De bewijsverweren worden derhalve verworpen.

STRAFBAARHEID FEITEN

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met het in artikel 37 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren gegeven verbod, meermalen gepleegd;
verduistering;
3.
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan;
5.
en 6. (telkens)
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
7.
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In deze zaak is komen vast te staan dat de verdachte aan dieren die hij in zijn bezit had, de noodzakelijke verzorging onthouden als gevolg waarvan deze dieren zijn doodgegaan. Dat is het belangrijkste verwijt. Het handelen van verdachte getuigt van weinig respect voor, of betrokkenheid bij, de gezondheid en het welzijn van de dieren waarvoor hij verantwoordelijk was. Dit is des te kwalijker nu de verdachte handelde in wat hij zijn beroep noemt en hij in elk geval door zijn ervaring als dierenhandelaar geacht zou mogen worden te weten welke verzorging de desbetreffende dieren nodig hadden.
Bovendien dient in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen te worden dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2013 reeds eerder – en ook vrij recent nog - is veroordeeld voor soortgelijke en andere strafbare feiten.
De verdachte liep ten tijde van het plegen van dit strafbare feit – en van de overige bewezen feiten - nog in twee proeftijden van een voorwaardelijke gevangenisstraf (welke was opgelegd voor soortgelijke feiten) en van een voorwaardelijke geldboete.
De verdachte heeft zich aan die eerdere veroordelingen niets gelegen laten liggen, en is doorgegaan met zijn handel zonder de wijze waarop hij die handel drijft te wijzigen.
Die recente veroordelingen, het gegeven dat verdachte maar zeer gedeeltelijk – namelijk alleen ten aanzien van de dingo’s – ruiterlijk heeft toegegeven dat zijn handelen verkeerd is geweest en dat verdachte in en buiten de rechtszaal vooral benadrukt dat hij met zijn handel door zal gaan zonder aan te geven hoe hij zijn zorg voor de dieren zal gaan verbeteren, zijn omstandigheden die de rechtbank zorgen baren. Die zorgen maken dat de op te leggen straf naast vergelding voor wat er gebeurd is ook een belangrijke component kent die op de toekomst gericht is.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf is meegewogen dat verdachte naast het vorenstaande slangen en een hagedis heeft gestolen, en dat hij in strijd met het CITES-verdrag een aantal uitheemse dieren in zijn bezit gehad.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieagent en een journalist. Bedreigingen roepen gevoelens van onveiligheid en angst in het leven bij de slachtoffers. Dat daarvan hier ook sprake was blijkt uit de verklaringen van de slachtoffers.
Tenslotte heeft de verdachte een valse brief opgemaakt en deze tegenover een potentiële klant gebruikt alsof deze echt was en afkomstig was van een ministerie. Door een dergelijk handelen wordt het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gehecht aan documenten van overheidsinstanties geschaad.
Op een dergelijke hoeveelheid en combinatie van feiten, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 26 september 2013. Dit rapport houdt in dat er aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsproblematiek, maar dat dat vermoeden niet kon worden bevestigd omdat de verdachte verdere medewerking aan onderzoek heeft geweigerd. Wel is uit het onderzoek naar voren gekomen dat bij de verdachte sprake is van verminderde intelligentie. De kans op recidive wordt hoog gemiddeld ingeschat en de kans op de onttrekking aan eventuele bijzonder voorwaarden als reëel.
Psycholoog [deskundige] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d.18 september 2013. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte heeft een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van zwakbegaafheid en persoonlijkheidsproblematiek, welke ten tijde van het tenlaste gelegde aanwezig waren en in elk geval ten aanzien van de tenlaste gelegde bedreigingen in enige mate van invloed waren op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen.
Gelet op de bevindingen van de reclassering en van de psycholoog, en hetgeen op de terechtzitting is gebleken
,kan de rechtbank zich vinden in genoemde conclusies.
Met name gelet op de weinig meewerkende houding van de verdachte en zijn uitspraken omtrent het doorgaan met zijn handel, ziet de rechtbank aanleiding om aan de tenuitvoerlegging van een fors deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich ten aanzien van dieren zal onthouden van alle handelingen als bedoeld in artikel 13 eerste lid Flora-en faunawet, onafhankelijk van de al dan niet beschermde status van de dieren. Aan de voorwaardelijke veroordeling dient om dezelfde reden in het belang van de bescherming van dieren een langere proeftijd dan de gebruikelijke van twee of drie jaren te worden verbonden. De rechtbank zal de proeftijd op vijf jaren stellen.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.

IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen terug te geven aan [benadeelde], mits deze de voor het bezit, vervoer en handel benodigde documenten kan overleggen.
Het onder 2 bewezen feit is begaan met betrekking tot de onder nummer 1 tot en met 25, en 27 tot en met 29 op de beslaglijst genoemde voorwerpen. Ten aanzien van die voorwerpen kan [benadeelde] als (mede) rechthebbende worden aangemerkt, en zal daarom een last worden gegeven tot teruggave aan [benadeelde], onder de voorwaarde dat deze de voor het bezit en vervoer benodigde documenten kan overleggen.
Ten aanzien van de onder 26 op de beslaglijst genoemde schildpad, zal de verbeurdverklaring worden uitgesproken als bijkomende straf voor feit 3, nu dit feit is begaan met betrekking tot dat voorwerp.

VORDERING BENADEELDE PARTIJ

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde], wonende te [plaats] ([land]), ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 6.528,- aan materiële schade.
Gelet op het ontbreken van stukken ter onderbouwing van de vordering, en het feit dat mede daardoor de rechtstreekse relatie tussen de opgevoerde kosten en het onder 2 bewezenverklaarde feit niet eenvoudig kan worden vastgesteld, levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 20 januari 2012 van de meervoudige economische kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van onder meer opzettelijke overtredingen van de Flora- en Faunawet veroordeeld  voor zover hier van belang  tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 21 januari 2012.
Voorts is bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 27 december 2011 van de politierechter in deze rechtbank, de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld – voor zover hier van belang – tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan een gedeelte groot € 500,- voorwaardelijke, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 januari 2012.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van beide vonnissen en voor het einde van genoemde proeftijden gepleegd.
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 33, 33a, 57, 225, 285, 321 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 37 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 13 van de Flora- en faunawet, en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zesendertig (36) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
vierentwintig (24)
maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
vijf (5) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich ten aanzien van dieren onthouden van elke handeling zoals genoemd in artikel 13 eerste lid Flora en faunawet, ongeacht de al dan niet beschermde status van die dieren ;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan [benadeelde] van de voorwerpen genoemd onder de nrs. 1 tot en met 25 en 27 tot en met 29 van de beslaglijst, onder de voorwaarde dat [benadeelde] de daarvoor benodigde papieren overlegt;
- verklaart verbeurd de klokschildpad (nr. 26 van de beslaglijst);
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis d.d. 6 januari 2012 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
zes (6) maanden, en van het voorwaardelijk gedeelte, groot
€ 500,-, van de bij vonnis van 27 december 2011 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde geldboete van € 1.000,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. P. Volker en S. Euwema, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Koppenaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2013.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 31 oktober 2013:

TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING.

Aan de verdachte wordt – na wijziging van de tenlastegelegging ter terechtzitting van 3 oktober 2013 - ten laste gelegd dat:
(Dode dieren in [bedrijf])
hij in of omstreeks de periode van 24 maart tot
enmet 5 juni 2013, althans in of omstreeks de periode van 1 januari tot en met 5 juni 2013 te Rotterdam,
als de houder van
- vijf dingo's, althans vosachtige dieren en/of
- achtenzeventig, althans een aantal woestijnspringmuizen en/of
- acht, althans een aantal schildpadden en/of
- een vogelspin en/of
- vier, althans een aantal egels en/of
- twee hagedissen, althans een hagedis en/of
- een ratelslang
aan deze dieren de nodige verzorging heeft onthouden, hebbende hij deze dieren lange althans, geruime tijd zonder water en/of voedsel, althans zonder voldoende water en/of voedsel in zijn dierenwinkel [bedrijf], althans zijn opslagplaats gehouden tengevolge waarvan zij zijn doodgegaan, althans deze dieren zodanig onverzorgd gehouden dat zij zijn doodgegaan
welke misdrijven of welk misdrijf verdachte heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf
(artikelen 37 en 122 lid 4 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren); art 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
(Diefstal van slangen en een hagedis)
hij op of omstreeks 6 april 2013 te Houten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een doos met daarin zes pythons en/of drie California king snakes en/of een boa constrictor en/of twee corn snakes eo/of een hagedis
en/of
- een doos met daarin elf boa constrictors en/of vijf pythons en/of een hognose snake
toebehorend aan [benadeelde] en/of aan [benadeelde], althans aan anderen of een ander dan aan verdachte;
(artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht) art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2013 te Houten opzettelijk
- een doos met daarin zes pythons en/of drie California king snakes en/of een boa constrictor en/of twee corn snakes en/of een hagedis
en/of
- een doos met daarin elf boa constrictors en/of vijf pythons en/of een hognose snake
toebehorend aan [benadeelde] en/of aan [benadeelde], althans aan anderen of een ander dan aan verdachte en welke dozen of doos verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten doordat de receptionist of portier van het Van der Valkhotel die de dozen of doos ter bewaring onder zich had, deze aan hem, verdachte, op diens verzoek in handen had gegeven, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht) art. 321 Wetboek van Strafrecht
3.
(Cites-overtreding)
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2013 tot en met 8 april 2013 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk,
(producten van) dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort,
aangewezen krachtens artikel 5 van de Flora- en faunawet bij de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten van de Flora- en faunawet in artikel 4 en opgenomen in Bijlage A en/of B bij de basisverordening (Verordening (EG) nr 338/97, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr 1158/2012)
te weten
1
klokschildpad (testudo marginata) en/of
4
tijgerpythons (python molurus bivittatus), althans een of meer tijgerpythons en/of
9
boa constrictors, althans een of meer boa constrictors en/of
5
koningspythons (python regius), althans een of meer koningspythons
heeft vervoerd en/of onder zich heeft gehad;
(artikel 13 Flora en Faunawet) art 13 lid 1 ahf/ond a Flora- en faunawet
(Slangen in auto)
hij in de periode van 6 april 2013 tot en met 8 april 2013 te Houten en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, de gezondheid en/ of het welzijn van vierentwintig, althans een aantal slangen en/of een baardagaam heeft benadeeld door deze zonder voldoende bescherming bij nachtvorst, althans bij een voor de gezondheid of het welzijn van deze dieren te lage buitentemperatuur in een bedrijfsauto achter te laten;
(artikel 36 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren); art 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
(Bedreiging van politieman)
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2013 tot en met 9 april 2013 te Ridderkerk, in elk geval in Nederland
meermalen, althans eenmaal [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd :"de volgende keer als jij aan de deur komt sla ik je plat of pak ik jullie wel of ik neem andere maatregelen" en/of als ik mijn dieren niet terug krijg dan weet ik je wel te vinden" en/of "dan ga ik zelf wel mijn maatregelen nemen ook tegen jou, dit is geen bedreiging dit is een belofte ik maak een belofte aan je ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 wetboek van strafrecht) art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(Bedreiging van journalist)
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2013 tot en met 9 juni 2013 te Rotterdam
meermalen, althans eenmaal [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend [benadeelde] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden (per whatts app) toegevoegd :"maar jou hou ik in het fizier" en/of "jij laat het erbij maar ik en me jongens niet!!! En ik dreig niet ik doe je een belofte" en/of "en die gaat deze week waarheid worden" en/of "maar geef niet kennen het ook anders oplossen dan sta jij als vermiste in de krant", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht) art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(Vals of vervalst geschrift van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit)
hij in de periode van 8 april 2013 tot en met 16 april 2013 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, te weten een schriftelijk bericht aan de heer [verdachte], gedateerd 15 april 2013, afkomstig van [betrokkene], Team manager, dienst Regelingen afdeling CITES van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit als ware het echt en onvervalst
bestaande deze valsheid erin dat het geschrift volledig fictief was, althans niet afkomstig was van de CITES-autoriteit en/of er bij de Dienst Regelingen geen persoon werkzaam was met de naam [betrokkene] en/of de departementsnaam sinds 2010 het Ministerie van Economische Zaken was
en bestaande dit gebruik hierin dat verdachte dit geschrift heeft doen toekomen aan [derde] in het verband van (voorgenomen) verhandeling van dieren;
(artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)