Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het op 9 augustus 2013 binnengekomen verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 9 oktober 2013.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een deelgeschil naar aanleiding van een verkeersongeval dat op 31 mei 2012 plaatsvond op de A1 (E19) in België. Verzoekster, een Duitse ingezetene, was passagier in een auto die betrokken was bij het ongeval. Na het ongeval heeft zij diverse lichamelijke klachten ontwikkeld, waaronder nek- en rugpijn, en heeft zij haar werk als zelfstandig onderneemster moeten staken. Verzoekster heeft AXA Belgium N.V., de verzekeraar van de andere betrokken auto, aangesproken voor schadevergoeding en verzoekt de rechtbank om een medische expertise in Nederland te laten uitvoeren en om een aanvullend voorschot van € 25.000,00. AXA heeft de aansprakelijkheid erkend, maar verzet zich tegen de verzoeken van verzoekster.
De rechtbank heeft allereerst de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld. Verzoekster stelt dat zij haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, terwijl AXA betwist dat verzoekster in Nederland woont. De rechtbank concludeert dat verzoekster inderdaad haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
Vervolgens heeft de rechtbank de relatieve bevoegdheid en het toepasselijke recht beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het Belgische recht van toepassing is op het ongeval, aangezien dit in België heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster om de medische expertise in Nederland te laten uitvoeren af, omdat een Belgische deskundige beter op de hoogte is van de relevante standaarden en procedures.
Ten slotte heeft de rechtbank de kosten van de procedure begroot op € 2.198,00, inclusief griffierecht, en AXA veroordeeld tot betaling van deze kosten aan verzoekster. Het verzoek om een aanvullend voorschot werd afgewezen, omdat dit niet bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De beschikking is gegeven op 30 oktober 2013.