In deze zaak heeft eiser, na een huurovereenkomst voor een gemeubileerde woning van korte duur, gevorderd dat gedaagden de woning ontruimen. De huurovereenkomst was op 16 mei 2013 gesloten en had een looptijd van één jaar. Eiser heeft de woning op 5 juni 2013 verkocht en kon deze niet leeg opleveren omdat gedaagden weigerden te vertrekken. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 oktober 2013, waarbij beide partijen in persoon verschenen. Eiser stelde dat de huurovereenkomst naar zijn aard tijdelijk was, terwijl gedaagden zich beroepen op huurbescherming. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst inderdaad van korte duur was, omdat partijen wisten dat de woning te koop stond en de verhuur bedoeld was als vriendendienst in afwachting van de verkoop. De kantonrechter concludeerde dat gedaagden geen recht hadden op huurbescherming en dat de huurovereenkomst door opzegging was geëindigd. Eiser had een spoedeisend belang, aangezien hij een boete van € 22.000,00 zou verbeuren als de woning niet tijdig werd ontruimd. De vordering van eiser werd toegewezen, en gedaagden werden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom van € 2.500,00 per dag bij niet-naleving.