Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 26 augustus 2013, met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 27 augustus 2013
- de pleitnotities van Indumij
- de producties en pleitnotities van [gedaagde].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de besloten vennootschap Indumij Holding B.V. (hierna: Indumij) in kort geding dat de gedaagde partij, een andere besloten vennootschap, de bouw van een reclamemast zou staken. De procedure volgde op een huurovereenkomst tussen partijen, waarbij Indumij een bedrijfsruimte huurde van de gedaagde. De gedaagde had een omgevingsvergunning verkregen voor de bouw van de reclamemast, maar Indumij stelde dat deze mast op een andere locatie zou worden geplaatst dan oorspronkelijk overeengekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang bij Indumij aanwezig was, omdat de bouw van de reclamemast op de nieuwe locatie mogelijk ernstige hinder zou veroorzaken voor de bedrijfsvoering van Indumij.
De voorzieningenrechter overwoog dat het in beginsel aan de gedaagde vrijstond om op haar eigen grond een reclamemast te bouwen, maar dat dit recht beperkt kon worden door onrechtmatige hinder aan derden. De rechter concludeerde dat er onvoldoende duidelijkheid was over de exacte locatie van de reclamemast zoals overeengekomen in de huurovereenkomst. Dit betekende dat er nader feitenonderzoek nodig was, wat niet mogelijk was in het kader van een kort geding.
Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter dat de gedaagde de bouw van de reclamemast moest staken totdat in een bodemprocedure was beslist. De rechter legde een dwangsom op voor het geval de gedaagde in strijd met dit gebod zou handelen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Indumij. Dit vonnis is uitgesproken op 30 augustus 2013.