ECLI:NL:RBROT:2013:8135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
C/10/426504 / HA RK 13-547
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van aansprakelijkheid voor de eigenaar van een woonboot in het kader van personenschade

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot beperking van aansprakelijkheid van de eigenaar van een woonboot, die als binnenschip kwalificeert. De verzoekers, Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. en de eigenaar van de woonboot, hebben een procedure gestart om de aansprakelijkheid voor personenschade te beperken die is ontstaan door een ongeval op 28 juni 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift op 3 juni 2013 is ingediend en dat de behandeling op 11 september 2013 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de relevante juridische kaders, zoals de artikelen 642a en 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in overweging genomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek, ondanks de bezwaren van de verweerders, die aanvoerden dat de eigenaar zich had gedistantieerd van het verzoek. De rechtbank concludeert dat de eigenaar, vertegenwoordigd door zijn advocaat, het verzoek tot beperking van aansprakelijkheid heeft ingediend en dat er geen bewijs is dat hij dit verzoek heeft ingetrokken. De rechtbank heeft ook overwogen dat Allianz, als verzekeraar, zelfstandig een verzoek tot beperking van aansprakelijkheid kan indienen.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de woonboot onder de Nederlandse regeling van beperking van aansprakelijkheid valt, ondanks de argumenten van de verweerders dat woonboten niet onder deze regeling zouden vallen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de CLNI 1988 van toepassing is op alle soorten binnenschepen en dat de woonboot in dit geval als zodanig moet worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoekers gegrond verklaard en hen bevolen een personenfonds van 200.000 SDR te stellen, evenals een bedrag voor de kosten van de procedure. De rechtbank heeft ook een vereffenaar en een rechter-commissaris benoemd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/426504 / HA RK 13-547
woonboot ‘[naam]’
Beschikking van 9 oktober 2013 op het verzoekschrift van:
1. verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekers,
advocaat mr. T. Roos te Rotterdam.

1.De loop van het geding

Het verzoekschrift is op 3 juni 2013 ter griffie ontvangen.
Verweerschriften zijn ingediend door Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V. en Achmea Zorgverzekeringen N.V., de wettelijke vertegenwoordiger van [verweerder 2] (hierna: [verweerder 2]) en [verweerder 3].
Het verzoekschrift en de verweren zijn behandeld op de terechtzitting van 11 september 2013. Van die terechtzitting is proces-verbaal opgemaakt.

2.Het verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe:
( a) vast te stellen het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van verzoekers is beperkt ten aanzien van personenschade ter zake van de gebeurtenis die met het de woonboot ‘[naam]’ op [datum] in [plaats] ter hoogte van [adres] heeft plaatsgevonden en
( b) te bevelen dat tot een procedure ter verdeling van een te stellen beperkingsfonds zal worden overgegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat om een verzoek tot beperking van aansprakelijkheid voor personenschade als bedoeld in artikel 642a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Deze beoordeling is dienovereenkomstig beperkt tot het kader van de artikelen 642a en 642c Rv (vgl.: HR 1 mei 1981; LJN AG4185 – ‘Blue Hawk’ en HR 4 november 1994; LJN ZC1522 – ‘Vertrouwen’- TX68).
3.2.
Het onderhavige verzoek betreft hetzelfde ongeval met de woonboot ‘[naam]’ ter zake waarvan verzoeker [verzoeker 1] (hierna: [verzoeker 1]) een fonds voor zaakschade heeft gesteld in het kader van de bij deze rechtbank onder kenmerk C/10/418087 / HA RK 13-94 aanhangige beperkingsprocedure.
3.3.1
Verweerders voeren aan dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoeken omdat (a) [verzoeker 1] heeft medegedeeld dat hij geen beroep wil doen op beperking van aansprakelijkheid en (b) Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. (hierna: Allianz) niet zelfstandig een verzoek tot beperking van aansprakelijkheid kan doen. Verweerders stellen daartoe dat [verzoeker 1] bij e-mailbericht van [datum] aan de heer [betrokkene 1] van zijn verzekeraar EFM heeft geschreven dat hij zich van “deze gang van zaken” distantieert, dat [verzoeker 1] daarbij doelde op het verzoek tot beperking van aansprakelijkheid en dat [verzoeker 1] dat e-mailbericht heeft doorgestuurd aan [verweerder 2].
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
3.3.2
Het verzoekschrift is ondertekend en ingediend door mr. Roos als advocaat van zowel [verzoeker 1] als Allianz. In beginsel mag er daarom van worden uitgegaan dat mr. Roos van beide verzoekers opdracht (lastgeving) had om dat verzoek namens hen te doen.
De omstandigheid dat [verzoeker 1] in een e-mailbericht van [datum] aan EFM heeft medegedeeld dat hij zich distantieert van het verzoek tot beperking van aansprakelijkheid en dat hij dat e-mailbericht heeft doorgestuurd aan [verweerder 2] – dat e-mailbericht is niet in het geding gebracht; de rechtbank gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat [verzoeker 1] aldus heeft gehandeld – zou reden kunnen geven tot twijfelen of [verzoeker 1] opdracht aan mr. Roos heeft gegeven. Daar staan de volgende omstandigheden tegenover. Dat e-mailbericht is op [datum], derhalve na het indienen van het verzoekschrift, gezonden waaruit valt af te leiden dat [verzoeker 1] ermee bekend was dat het verzoek tot beperking van zijn aansprakelijkheid was ingediend. Dan lag het in de rede dat [verzoeker 1] zijn betreffende mededeling aan mr. Roos of aan een of meer van de verweerders zou doen. Echter, dat e-mailbericht is kennelijk niet gericht aan mr. Roos of een van de verweerders en het bevat kennelijk niet een uitdrukkelijke mededeling dat [verzoeker 1] het onderhavige verzoek tot beperking van aansprakelijkheid ter zake van personenschade intrekt. Zoals in 3.2 is overwogen, heeft [verzoeker 1] (alleen), eveneens vertegenwoordigd door mr. Roos, ter zake van hetzelfde ongeval een verzoek tot beperking van aansprakelijkheid voor zaakschade ingediend. Ten aanzien van dat verzoek is niet gesteld of aannemelijk geworden dat [verzoeker 1] zich daarvan distantieert of dat hij zich niet langer door mr. Roos wil laten vertegenwoordigen.
Onder deze omstandigheden levert het enkele e-mailbericht van [datum] met de hiervoor veronderstellenderwijs aangenomen inhoud in dit stadium geen aanleiding om nader onderzoek naar de opdracht van [verzoeker 1] aan mr. Roos te doen.
3.3.3
Niet in geschil is dat Allianz de verzekeraar van [verzoeker 1] is voor aansprakelijkheid voor schade wegens ongevallen als dat van [datum]. Ingevolge artikel 8:1061 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) kan Allianz als zodanige verzekeraar zelfstandig een verzoek tot beperking van aansprakelijkheid doen, ook zonder het optreden van [verzoeker 1]. Met de woorden “in dezelfde mate als zijn verzekerde” in artikel 8:1061 lid 2 BW is niet anders aangegeven dan dat de verzekeraar die bevoegdheid heeft op dezelfde basis, tot hetzelfde bedrag en onder dezelfde beperkingen als de verzekerde.
3.3.4
Om voornoemde redenen gaat het verweer dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoeken niet op.
3.4.1
Verweerders voeren aan dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoeken omdat de regelingen van beperking van aansprakelijkheid niet van toepassing zijn op een woonboot als de ‘[naam]’. Verweerders voeren daartoe aan (a) dat aan woonboten niet is gedacht bij de opstelling van de Nederlandse regeling van beperking van aansprakelijkheid van een eigenaar van een binnenschip, evenmin bij de opstelling van het Verdrag van Straatsburg inzake beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart van 3 november 1988 (Trb. 1989, 43; hierna: CLNI 1988), (b) dat in de opvolger van de CLNI 1988, het Verdrag van Straatsburg inzake beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart van 27 september 2012 (Trb. 2013, 72; hierna: CLNI 2012) wel onderscheid tussen categorieën van schepen wordt gemaakt en onder “schip” wordt verstaan een voor de bedrijfsmatige scheepvaart gebruikt binnenschip zodat woonboten worden uitgesloten, (c) dat de verdragswetgever ook bij de opstelling van de CLNI 2012 niet aan woonboten heeft gedacht en (d) dat daarom woonboten buiten het bereik van de regeling tot beperking van aansprakelijkheid vallen.
De rechtbank overweegt het volgende.
3.4.2
De Nederlandse regeling van beperking van aansprakelijkheid van een eigenaar van een binnenschip vormt de nationale uitwerking van de CLNI 1988. Bij toetreding tot de CLNI 1988 heeft Nederland de in artikel 15  lid 2 CLNI 1988 bedoelde verklaring afgelegd dat dit verdrag op alle waterwegen in Nederland van toepassing is. Daarmee heeft de CLNI 1988 rechtstreekse werking in geheel Nederland gekregen.
Gelet op artikelen 93 en 94 Grondwet dient derhalve – ook in een binnenlands geval als het onderhavige – voorrang te worden gegeven aan de CLNI 1988 boven de nationale regeling. In ieder geval dient de Nederlandse regeling te worden uitgelegd tegen de achtergrond van de CLNI 1988.
3.4.3
Uitleg van een verdrag, zoals de CLNI 1988, dient te geschieden aan de hand van de artikelen 31 en 32 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 1969 (Trb. 1972, 51; hierna: Verdragenverdrag). Ingevolge artikel 31 lid 1 Verdragenverdrag moet een verdrag te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het verdrag. In artikel 32 Verdragenverdrag is bepaald dat een beroep kan worden gedaan op aanvullende middelen van uitlegging en in het bijzonder op de voorbereidende werkzaamheden (travaux préparatoires) en de omstandigheden waaronder het verdrag is gesloten. Derhalve dient de CLNI 1988 te worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van dit verdrag met inachtneming van de goede trouw, de context en in het licht van voorwerp en doel van dat verdrag. Bij de uitleg van de CLNI 1988 kan geen gebruik worden gemaakt van de wordingsgeschiedenis daarvan, omdat geen verslag of documentatie van voorbereidende werkzaamheden (travaux préparatoires) is gepubliceerd of anderszins voor publieke inzage beschikbaar is.
3.4.4
De CLNI 1988 is in beginsel van toepassing op alle soorten binnenschepen (artikel 1 lid 2 aanhef en onder b). In artikel 18 lid 1 CLNI 1988 is bepaald dat een staat bij toetreding kan verklaren dat het verdrag niet van toepassing zal zijn op onder meer “vaartuigen die niet worden gebruikt voor de bedrijfsmatige scheepvaart”. Nederland heeft bij de bekrachtiging van de CLNI 1988 zodanig voorbehoud niet gemaakt. In de Nederlandse regeling van de beperking van aansprakelijkheid van binnenschepen is geen onderscheid gemaakt tussen categorieën van binnenschepen.
De CLNI 2012 is na het ongeval van [datum] tot stand gekomen en is (in Nederland) nog niet in werking getreden. De CLNI 2012 is niet van toepassing op gebeurtenissen van vóór de inwerkingtreding van dat verdrag.
De omstandigheid dat het recentere verdrag CLNI 2012 in beginsel niet van toepassing is op woonboten omdat daarin onder “schip” wordt verstaan een voor de bedrijfsmatige scheepvaart gebruikt binnenschip, vormt geen aanleiding om dat onderscheid ook in te lezen in het oudere verdrag CLNI 1988 waarin dat onderscheid niet is opgenomen. De rechter mag bij de uitleg van bestaande regelingen niet anticiperen op toekomstige regelingen waarin van de bestaande wordt afgeweken.
3.4.5
Verzoekers en verweerders hebben op de mondelinge behandeling verklaard het eens te zijn over het volgende:
- de ‘[naam]’ staat (stond ten tijde van het ongeval) als binnenschip in het scheepsregister ingeschreven;
- de ‘[naam]’ was (blijkens haar constructie) bestemd om te drijven en had tot het ongeval van 28 juni 2012 lange tijd gedreven.
Derhalve kwalificeert de ‘[naam]’ ingevolge het bepaalde in de artikelen 8:1 en 8:2 BW als een binnenschip. Uit HR 9 maart 2012; LJN BV8198 leidt de rechtbank af dat het voor die kwalificatie niet uitmaakt of het binnenschip als woonboot wordt gebruikt.
3.4.6
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verzoekers in beginsel een beroep op beperking van aansprakelijkheid kunnen doen, ook nu de ‘[naam]’ een woonboot is.
3.5.1
De rechtbank realiseert zich dat de hiervoor getrokken conclusie in het onderhavige geval schrijnende gevolgen heeft voor de schadelijdende partijen.
Verweerders voeren mede met het oog daarop aan dat het wegens de aard en de ernst van het ongeval en de daardoor ontstane ernstige personenschade, vooral bij [verweerder 2], naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat verzoekers beroep kunnen doen op beperking van aansprakelijkheid. Verweerders stellen daarbij dat Allianz krachtens de verzekeringsovereenkomst tot hogere uitkeringen is gehouden dan het bedrag van de beperkte aansprakelijkheid.
3.5.2
Nu wij hier te maken hebben met de CLNI 1988 en dat verdrag geen regeling van beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid bevat, is in beginsel geen plaats voor toetsing naar die maatstaf.
3.5.3
Gesteld al dat juist is dat Allianz op grond van de verzekeringsovereenkomst verplicht is tot hogere uitkeringen dan het bedrag van de beperkte aansprakelijkheid, Allianz betwist dat, dan zou dat hooguit kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Allianz beroep zou doen op beperking van aansprakelijkheid. Die uitkomst zou, echter, verweerders geen soelaas bieden, omdat Allianz in een geval als het onderhavige niet rechtstreeks jegens verweerders aansprakelijk is (maar slechts de aansprakelijkheidverzekeraar van [verzoeker 1] is).
3.5.4
De uitkomst wordt hierdoor niet minder schrijnend.
3.6.
De vorderingen van de verweerders, waartegen verzoekers beperking van aansprakelijkheid inroepen, vallen binnen het kader van artikel 2 aanhef en onder a CLNI 1988: vorderingen met betrekking tot … letsel danwel verlies of beschadiging van zaken … ontstaan aan boord van het schip of in rechtstreeks verband met de exploitatie daarvan ... alsmede alle andere daaruit voortvloeiende schade. Anders dan verweerders betogen, is niet vereist dat de schade aan boord van het schip is voorgevallen. Het gaat erom dat de schade is veroorzaakt aan boord van het schip. Dat de schade aan boord van de ‘[naam]’ is veroorzaakt staat tussen partijen niet ter discussie.
3.7.
Gelet op het huidige beperkte beoordelingskader (zie onder 3.1) komen de verweren betreffende de toedracht van het ongeval, de mate van schuld van [verzoeker 1] en de vraag of (naast een personenfonds) een gevaarlijke stoffenfonds gesteld moet worden in dit stadium nog niet aan de orde.
3.8.
Het verzoek dient daarom, als gegrond op de CLNI 1988 en de wet, te worden toegewezen.
3.9.
Verzoekers en verweerders hebben bij de mondelinge behandeling verklaard het er over eens te zijn dat het personenfonds 200.000 SDR bedraagt.
Verzoekers verlangen een personenfonds in geld te stellen.
De rechtbank zal verzoekers bevelen tot genoemd beloop fonds te stellen in euro’s, zoals onder De beslissing nader bepaald.
De rechtbank zal verzoekers voorts bevelen een bedrag ter bestrijding van de kosten van de procedure te storten.
De rechtbank zal bevelen dat verzoekers binnen vier weken dienen te storten.
3.10.
De rechtbank zal een vereffenaar en een rechter-commissaris benoemen.

4.De beslissing

De rechtbank,
4.1.
bepaalt het bedrag waartoe verzoekers hun aansprakelijkheid voorshands kunnen beperken ter zake van de gebeurtenis met het binnenschip ‘[naam]’ van [datum] in [plaats] bij wijze van het personenfonds op SDR 200.000,- (tweehonderdduizend bijzondere trekkingsrechten van het IMF), dit bedrag om te rekenen in euro’s naar de koers van de dag van het stellen van het fonds volgens de waarderingsmethode die door het IMF op de dag van omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf [datum] tot en met de dag van storting;
4.2.
bepaalt het bedrag voor de bestrijding van de kosten van deze procedure op € 10.000,-;
4.3.
beveelt verzoekers om uiterlijk op 6 november 2013 de onder 4.1 en 4.2 genoemde bedragen te storten op een ten name van de vereffenaar en de rechter-commissaris te openen bankrekening;
4.4.
benoemt tot vereffenaar [betrokkene 2] p/a [adres];
wijst mr. W.P. Sprenger aan tot rechter-commissaris ter vaststelling van de staat van verdeling van het fonds;
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. Sprenger op 9 oktober 2013.
1928/1346