ECLI:NL:RBROT:2013:8094

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
15 oktober 2013
Zaaknummer
2043016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van verzekering wegens niet betaling en gevolgen van mededelingsplicht

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, ging het om een geschil tussen een eiseres en twee gedaagden over de dekking van een inboedelverzekering. De eiseres had op 8 juni 2012 een inboedelverzekering afgesloten, maar had de premie niet tijdig betaald. De gedaagden, die de verzekering aanboden, schorsten de dekking per 13 juli 2012 wegens niet-betaling. De eiseres stelde dat zij op 3 oktober 2012 een bedrag had betaald dat de premieachterstand zou dekken, en dat de verzekering daarom niet langer geschorst zou moeten zijn. De gedaagden betwistten dit en stelden dat de dekking nog steeds geschorst was op het moment van een inbraak op 7 november 2012, waardoor de schadeclaim van de eiseres niet in behandeling kon worden genomen.

De kantonrechter oordeelde dat de verzekering op het moment van de inbraak niet geschorst was. De rechter stelde vast dat de eiseres op 3 oktober 2012 de premie voor de maanden juni tot en met augustus had voldaan, maar dat er geen aanmaning was verzonden voor de vervolgpremie die op dat moment verschuldigd was. Hierdoor kon de gedaagde partij zich niet beroepen op de schorsing van de verzekering. De kantonrechter verklaarde dat de gedaagden dekking moesten verlenen voor de inbraakschade en dat de kosten van het geding voor de gedaagden kwamen, omdat zij in het ongelijk waren gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en aanmaning bij het schorsen van verzekeringen, vooral in situaties waar verwarring kan ontstaan over betalingsverplichtingen. De rechter wees erop dat de wetgever eist dat eerst duidelijk moet worden aangemaand voordat tot schorsing kan worden overgegaan, wat in deze zaak niet was gebeurd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 2043016\ CV EXPL 13-278
uitspraak: 30 augustus 2013 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. J. B. de Jong, advocaat te Almere,
tegen

1.de commanditaire vennootschap

[gedaagde sub 1]
en
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2]
beide gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagden,
gemachtigde: mr. A.P.D.L. Vriends, medewerker van gedaagden.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagden]’.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • exploot van dagvaarding van 26 april 2013;
  • akte overlegging 4 producties van [eiseres];
  • conclusie van antwoord met 4 producties;
  • tussenvonnis van 25 juli 2013 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • brief met 5 producties van [eiseres];
  • proces-verbaal van de op 20 augustus 2013 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
1.3.
In verband met de verplaatsing van de zittingslocatie Middelharnis
naar Rotterdam is dit vonnis gewezen door de kantonrechter zitting houdende te Rotterdam.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende vast:
2.1.
[eiseres] heeft met ingang van 8 juni 2012 een inboedelverzekering afgesloten bij [gedaagden]. De premievervaldatum is steeds de 8e van iedere maand.
2.2.
In de polisvoorwaarden is onder meer opgenomen dat de premie automatisch wordt geïncasseerd. Met betrekking tot de premiebetaling is ook het volgende opgenomen in de polisvoorwaarden: “
(..) In afwijking van de polisvoorwaarden dient de volledige premie uiterlijk op de 30e dag na de premievervaldatum te zijn voldaan, anders zal de dekking vanaf de dag volgend op die waarop deze 30 dagen termijn is verstreken worden geschorst. Schorsing van de deking houdt in dat u vanaf dat moment niet meer verzekerd bent met alle gevolgen van dien. (..) Bij automatische incasso dient u zorg te dragen voor voldoende saldo.
2.3.
Door [eiseres] werd de premie vanaf aanvang van de verzekering niet voldaan. Op 25 juni 2013 heeft [gedaagden] dit onder de aandacht van [eiseres] gebracht. Op 13 juli 2013 heeft [gedaagden] schriftelijk meegedeeld dat de dekking van de verzekering is geschorst per 13 juli 2012.
2.4.
Op 30 juli 2012 heeft [gedaagden] nogmaals tot betaling gesommeerd en op 15 augustus 2012 is de vordering uit handen gegeven aan DAS Incasso B.V., verder DAS. Op
3 september 2012 is de opdracht aan DAS aangevuld in die zin dat zij opdracht had om de premie tot en met augustus 2012 te incasseren.
2.5.
Op 3 oktober 2012 heeft [eiseres] een bedrag van € 87,21 betaald aan DAS. Dit bedrag komt overeen met de bedragen die op 5 september 2012 door DAS werden gevorderd. In de op 5 september 2012 gedateerde brief van DAS staat onder meer: “
Wij hebben van onze cliënt het verzoek ontvangen om de vordering op u te wijzigen tot een hoofdsom van €43,18 verhoogd met rente €0,00 en incassokosten €44,03.
De wijziging heeft betrekking op een prolongatie premie, betaling en/of mutatie.Let op! Wij wijzen u erop dat zolang er sprake is van een premieschuld er geen dekking op de polis wordt verleend in geval van schade”.
2.6.
Op 3 oktober 2012 heeft [eiseres] ten behoeve van de inboedelverzekering een bedrag van € 12,95 betaald aan [gedaagden] voor de premie door middel van een automatische incasso.
2.7.
Op 4 oktober 2012 heeft DAS geschreven dat door [eiseres] inmiddels € 87,21 is betaald en dat het restant van de vordering € 17,32 beloopt. In de brief van 4 oktober 2012 wordt geen melding gemaakt van de schorsing van de verzekering.
2.8.
Op 10 oktober 2012 heeft [eiseres] telefonisch contact opgenomen met DAS. DAS schrijft in de gespreksnotitie: “
mw snapt niet waarom ze nog € 17,32 moet betalen, ze heeft immers betaald. Uitgelegd dat de totale vordering iets van € 104,-- was en er daarom nog een klein bedrag openstaat. Ze begrijpt het en gaat het restant z.s.m. overmaken. Akkoord.
[eiseres] heeft de premie op 9 november 2012 voldaan.
2.9.
Op 12 november 2012 heeft [eiseres] bij de politie aangifte gedaan van een inbraak in de woning tussen 7 november 2012 om 18.00 uur en 8 november 2012 om 18.00 uur.
2.10.
[eiseres] claimt een schade van circa € 9.000,-- aan bij de inbraak weggenomen goederen. [gedaagden] weigert de claim in behandeling te nemen, omdat de verzekering op
7 november 2012 geschorst was wegens het niet betalen van premie.

3.De stellingen van partijen

3.1.
Aan de eis is naast de hiervoor onder 2 vermelde vaststaande feiten -zakelijk weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd:
[eiseres] eist te verklaren voor recht dat [gedaagden] dekking behoort te verlenen voor de inbraakschade. De aanvankelijk gevorderde veroordeling tot betaling van € 9.000,-- is ingetrokken, nadat [gedaagden] heeft toegezegd bij toewijzing van de verklaring voor recht de claim in behandeling te zullen nemen.
Door betaling van € 87,21 en € 12,95 op 3 oktober 2012 was van een premieachterstand geen sprake meer. De verzekering was daarom vanaf 4 oktober 2012 niet langer geschorst en daarom moet de claim in behandeling worden genomen.
De schorsing van de dekking is nooit meegedeeld. De in juni en juli 2012 gezonden brieven zijn nooit ontvangen.
3.2.
[gedaagden] heeft tegen de eis - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat de verzekering wel degelijk was geschorst omdat de betaling van € 12,95 op 3 oktober 2012 weer is gestorneerd. Pas door de betaling van 9 november 2012 is de dekking op de verzekering herleefd, maar dat was na de schadeoorzaak. Op 10 oktober 2012 is een en ander door DAS aan [eiseres] uitgelegd, maar het heeft daarna nog een maand geduurd voordat tot betaling is overgegaan. Van [gedaagden] en DAS heeft [eiseres] in totaal negen brieven ontvangen, zodat hij zich er wel degelijk van bewust moet zijn geweest dat de betalingsverplichting structureel niet werd nagekomen en welke gevolgen dit had voor de dekking. De hoogte van de schade wordt betwist, nu er nog geen expertise heeft plaatsgevonden.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiseres] heeft aanvankelijk de voor het verzekeren van de inboedel verschuldigde premie niet voldaan. Dat daarvoor persoonlijke redenen aanwezig waren doet daar niet aan af, omdat die redenen voor rekening en risico van [eiseres] behoren te blijven. [gedaagden] is op 13 juli 2012 dan ook met recht overgegaan tot het schorsen van de verzekering.
4.2.
Het staat vast dat [eiseres], na tussenkomst van DAS, op 3 oktober 2012, de premie voor de verzekering van 8 juni 2012 tot en met augustus 2012 heeft voldaan. Gelet op de polisvoorwaarden eindigt de opschorting dan op 4 oktober 2012. [eiseres] heeft gesteld dat DAS heeft meegedeeld dat met deze betaling alles zou zijn betaald en dat moet juist zijn omdat op dat moment alle verschuldigde premie, voor zover tot incasso opdracht was gegeven, werd voldaan.
4.3.
Op 3 oktober 2012 wordt ook een maandpremie betaald. [gedaagden] stelt dat dit bedrag daarna is gestorneerd. [eiseres] heeft dit betwist. [gedaagden] was ter comparitie niet in staat de stornering aan te tonen. De kantonrechter sluit niet uit dat het op 3 oktober 2012 betaalde bedrag (voor de premie oktober) wel is voldaan, maar dat de premie voor september, welke begin september 2012 verschuldigd was, niet is voldaan. De verhoging van de incasso-opdracht aan DAS op 3 oktober 2012 (ongeveer 30 dagen na de vervaldatum) ziet waarschijnlijk op deze non-betaling. De kantonrechter heeft deze kwestie verder laten rusten, omdat hij op andere gronden tot het oordeel komt dat de verzekering op 7/8 november 2012 niet geschorst was.
4.4.
Door de betaling van € 87,21 op 3 oktober 2012 heeft [eiseres] de premieachterstand tot en met augustus 2012 voldaan en was er geen reden meer voor schorsing. Op of rond dezelfde datum was evenwel de termijn van 30 dagen na de premievervaldag voor september 2012 verstreken en heeft [gedaagden] DAS opdracht gegeven ook dat bedrag te incasseren. De kantonrechter oordeelt dat het daarbij gaat om een zogenaamde vervolgpremie.
Wanneer een vervolgpremie niet tijdig wordt voldaan dient [gedaagden] de verzekerde opnieuw aan te manen tot betaling en te wijzen op de mogelijkheid van schorsing na niet betaling binnen een termijn van 14 dagen op grond van het bepaalde in artikel 7:934 van het Burgerlijk Wetboek.
Niet is gesteld of gebleken dat deze aanmaning heeft plaatsgevonden.
De brief van DAS van 4 oktober 2012 bevat geen aanmaning en wijst ook niet op het risico van schorsing van de dekking. Niet is gebleken dat op of na 3 oktober 2012 andere brieven aan [eiseres] zijn gezonden door [gedaagden] en/of DAS.
Door niet tot betaling aan te manen en door niet te vermelden wat de gevolgen zijn van het niet betalen binnen veertien dagen kan [gedaagden] zich niet beroepen op de schorsing van de verzekering vanaf de 15e dag na 3 oktober 2012.
De kantonrechter overweegt dat er, gelet op de omstandigheid dat op 3 oktober 2012 werd betaald, een extra klemmende reden is om absolute duidelijkheid te betrachten. Uit de gespreksnotitie van DAS van 10 oktober 2012 blijkt dat bij [eiseres] verwarring was ontstaan en juist om die verwarring te voorkomen wordt door de wetgever de eis gesteld dat eerst duidelijk moet worden aangemaand voordat tot schorsing van de verzekering kan worden overgegaan.
Het voorgaande betekent dat de verzekering op 7/8 november 2012 niet was geschorst en dat dekking moet worden verleend. De verklaring voor recht wordt dan ook verleend.
4.5.
De overige stellingen van partijen blijven onbesproken gelet op het gegeven oordeel. De vaststelling van de schade dient op de gebruikelijke wijze en met inachtneming van de polisvoorwaarden te geschieden.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagden] belast met de kosten van het geding.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat [gedaagden] dekking dient te verlenen jegens [eiseres] voor de inbraakschade op 7/8 november 2012;
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 86,12, te weten 75% van de dagvaardingskosten, welk bedrag op bankrekening 56 99 90 688 t.n.v. MvJ Arrondissement Rotterdam onder vermelding van het zaaknummer moet worden overgemaakt, alsmede € 75,00 voor het door [eiseres] verschuldigde en door zijn gemachtigde betaalde griffierecht, € 28,70 aan resterende dagvaardingskosten en € 400,-- aan salaris voor zijn gemachtigde, rechtstreeks aan die gemachtigde te voldoen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar uit voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
446