ECLI:NL:RBROT:2013:8009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
11 oktober 2013
Zaaknummer
C/10/419974 / HA ZA 13-276
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident over toepasselijkheid van arbitrageclausule in overeenkomst tussen partijen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, werd een bevoegdheidsincident behandeld. De eiseres, gevestigd te Wateringen, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, wonende te een onbekende woonplaats, met betrekking tot een betalingsverplichting voortvloeiend uit een overeenkomst van aanneming. De eiseres vorderde een bedrag van € 39.911,47, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting. De gedaagde voerde in het incident aan dat de rechtbank zich onbevoegd diende te verklaren, omdat er een overeenkomst tot arbitrage zou zijn gesloten op basis van de algemene voorwaarden UAV '89 en COVO 2010, die beide van toepassing zouden zijn verklaard in de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat het op de weg van de gedaagde lag om nader toe te lichten waarom de UAV '89 voorrang zouden hebben op de COVO 2010 en waarom uitsluitend de Raad van Arbitrage bevoegd zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde zijn vordering onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank stelde vast dat uit de contractstukken niet duidelijk werd welke van de verschillende geschillenbeslechtinginstanties doorslaggevend was. De rechtbank wees de vordering van de gedaagde af en veroordeelde hem in de kosten van het incident, die aan de zijde van de eiseres werden begroot op € 904,00.

De uitspraak werd gedaan door mr. Th. Veling en vond plaats op 28 augustus 2013. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagde, met een vervolg op 25 september 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/419974 / HA ZA 13-276
Vonnis in incident van 28 augustus 2013
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te Wateringen, gemeente Westland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.N. Mense,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. F.T. Pardaan.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 februari 2013, met producties;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring;
  • de incidentele conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek in het incident, met productie;
  • de conclusie van dupliek in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] vordert – verkort weergegeven – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van
€ 39.911,47, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Aan haar vordering in de hoofdzaak heeft [eiseres] – eveneens verkort weergegeven – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting, welke voortvloeit uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van 28 augustus 2012 (productie E3 bij dagvaarding; hierna: de Overeenkomst). [eiseres] heeft voor haar werkzaamheden facturen aan [gedaagde] verstuurd welke door laatstgenoemde deels onbetaald zijn gelaten. [eiseres] vordert nakoming van de betalingsverplichting door [gedaagde] en voorts vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
in het incident
2.3.
[gedaagde] vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] kennis te nemen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident.
2.4.
[gedaagde] heeft aan zijn vordering – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
In de eerste plaats zijn in de bestekomschrijving de UAV ’89 van toepassing verklaard.
In de Overeenkomst wordt verwezen naar de bestekomschrijving van 20 augustus 2012 als contractstuk en wordt niet uitdrukkelijk vermeld dat daarvan wordt afgeweken. De UAV ‘89 bepalen in paragraaf 49 dat alle geschillen worden beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland (hierna: Raad van Arbitrage). Ten tweede wordt in artikel 7 van de Overeenkomst verwezen naar de Consumentenvoorwaarden Verbouwingen 2010 (COVO 2010), waarin in de artikelen 19 e.v. een geschillenregeling is opgenomen (bindend advies door de Geschillencommissie Verbouwingen).
De rechtbank Rotterdam is derhalve onbevoegd.
2.5.
[eiseres] betwist de vordering in het incident en concludeert – kort gezegd – tot afwijzing daarvan, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde] in de kosten.
2.6.
Daartoe voert [eiseres] – verkort weergegeven – het volgende aan.
De toepasselijkheid van de UAV ’89 is niet overeengekomen; de bestekomschrijving van
20 augustus 2010 vormt geen contractstuk. In de Overeenkomst zijn de COVO 2010 van toepassing verklaard. Onder de COVO 2010 heeft [eiseres] de mogelijkheid om het geschil aan de gewone rechter voor te leggen, zoals zij heeft gedaan.
2.7.
Op de verdere stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling nader ingegaan.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[gedaagde] heeft zich vóór alle weren, derhalve tijdig, op het bestaan van een overeenkomst van arbitrage en op onbevoegdheid van de rechter in de zin van artikel
1022 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) beroepen. Een zodanig beroep op onbevoegdheid slaagt indien komt vast te staan dat ten aanzien van het voorgelegde geschil een overeenkomst tot arbitrage is gesloten.
3.2.
Artikel 1021 Rv bepaalt dat een overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.
3.3.
Gesteld noch gebleken is dat de bij dagvaarding overgelegde Overeenkomst in arbitrage voorziet. Derhalve moet worden onderzocht of de Overeenkomst verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.
3.4.
[gedaagde] stelt dat zowel de UAV ’89 – waarin een arbitrageclausule is opgenomen – als de COVO 2010 op de Overeenkomst van toepassing zijn. Bij conclusie van repliek in het incident heeft [gedaagde] aangevoerd dat beide sets algemene voorwaarden gelijktijdig zijn overeengekomen. Hij betoogt dat de burgerlijke rechter onbevoegd is, omdat partijen door vermelding in het bestek kennelijk gekozen hebben voor de UAV ’89 en dus voor arbitrage met uitsluiting van de gewone rechter. [eiseres] betwist dat partijen toepasselijkheid van de UAV ’89 zijn overeengekomen en stelt zich op het standpunt dat uitsluitend de
COVO 2010 van toepassing zijn.
3.5.
Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat de COVO 2010 van toepassing zijn. In artikel 21 lid 2 en 4 van deze voorwaarden – overgelegd als productie E4 bij dagvaarding – is onder meer het volgende – voor zover thans van belang – bepaald:
“ 2. (…) Indien de ondernemer een geschil aanhangig wil maken bij de Geschillencommissie Verbouwingen, moet hij de consument vragen zich binnen vijf weken uit te spreken of hij daarmee akkoord gaat. De ondernemer dient daarbij aan te kondigen dat hij zich na het verstrijken van de genoemde termijn vrij zal achten het geschil bij de rechter aanhangig te maken.
4. Uitsluitend de rechter dan wel de hierboven genoemde Geschillencommissie is bevoegd van geschillen kennis te nemen.”
Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat uit voornoemd artikel volgt (i) dat het de ondernemer vrij staat om een geschil aan de rechter voor te leggen en (ii) dat de ondernemer een geschil kan voorleggen aan de Geschillencommissie Verbouwingen, doch alleen nadat hij daarvoor akkoord van de consument gekregen heeft.
3.6.
Nog afgezien van het antwoord op de vraag of de UAV ’89 – welke overigens niet zijn overgelegd – van toepassing zijn, kan de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor onder 3.5. is overwogen, [gedaagde] niet volgen in zijn betoog dat de burgerlijke rechter onbevoegd is omdat partijen door vermelding in het bestek kennelijk gekozen hebben voor de UAV ’89 en dus voor arbitrage met uitsluiting van de gewone rechter. Uitgaande van de stelling van [gedaagde] zelf dat zowel de UAV ’89 als de COVO 2010 gelijktijdig zijn overeengekomen en afgezien van de vraag of aan de in de COVO 2010 genoemde voorwaarden voor geschillenbeslechting door de Geschillencommissie Verbouwingen is voldaan, moet immers worden vastgesteld dat in de contractsstukken verwezen wordt naar meerdere geschilbeslechtende instanties: de Raad van Arbitrage, de Geschillencommissie Verbouwingen en de gewone rechter. Eveneens moet worden vastgesteld dat uit die stukken niet duidelijk wordt welke van de verschillende bepalingen doorslaggevend is. De rechtbank wijst erop dat de offerte niet alleen (via het bestek) verwijst naar de UAV ’89, maar ook naar de COVO 2010. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om nader toe te lichten waarom de UAV ’89 in het onderhavige geval voorrang hebben op de COVO 2010 c.q. de COVO 2010 uitsluiten en waarom uitsluitend de Raad van Arbitrage bevoegd is.
Die toelichting heeft hij niet gegeven. [gedaagde] heeft zijn vordering in het incident dus onvoldoende onderbouwd.
3.7.
De conclusie is dat de vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen. De overige door [eiseres] aangevoerde verweren kunnen, gelet op het voorgaande, onbesproken blijven.
3.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze worden aan de zijde van [eiseres] begroot op twee punten x het toepasselijk liquidatietarief € 452,00 = € 904,00.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot.
De nakosten zullen dan ook, als niet weersproken, worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De wettelijke rente over de nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna bepaalde termijn.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
wijst de vordering van [gedaagde] af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 904,00 aan salaris voor de advocaat;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris voor de advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 25 september 2013voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op
28 augustus 2013.
1902/1980