Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
STICHTING BREDERO,
eiseres in conventie,
STICHTING DRIJFZAND,
gedaagde in conventie,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 augustus 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2013.
2.De feiten
Prettige Feestdagen’ – een Nederlandse vertaling van het Engelstalige toneelstuk ‘
Season’s Greetings’ van de Britse toneelschrijver [persoon 1] – opgevoerd. Het betrof zeven voorstellingen op respectievelijk 2, 3, 4, 9, 10, 16 en 17 december 2011.
2.3 Op 29 november 2011 heeft Bredero aan Drijfzand een factuur (met [factuurnummer 1]) gezonden betreffende de opvoeringsrechten voor deze toneelvoorstellingen ten bedrage van in totaal € 989,38. Op de factuur staat vermeld dat door betaling van het factuurbedrag toestemming zou worden verkregen om het toneelstuk op te voeren.
vijf voorstellingen van het toneelstuk ‘
Kattenmoeras’ – een Nederlandse vertaling van het Engelstalige toneelstuk ‘By the Bog of Cats’ van de Ierse toneelschrijfster [persoon 2] – opgevoerd. Het betrof vijf voorstellingen op respectievelijk 23, 24, 30, 31 maart en 1 april 2012.
3.Het geschil in conventie en in reconventie
in conventie
- voor recht te verklaren dat Drijfzand inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van de rechthebbenden van de toneelstukken ‘
Prettige Feestdagen’ en ‘
Kattenmoeras’;
- te oordelen dat Drijfzand Bredero en rechthebbenden schade heeft berokkend en dat Drijfzand hierdoor verplicht is om aan Bredero en rechthebbenden een schadevergoeding te betalen van in totaal € 3.137,86, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Season’s Greetings”), [persoon 3] (vertaler ‘
Prettige Feestdagen’), alsmede [persoon 2] (schrijver ‘
By the Bog of Cats’) en [persoon 4] (vertaler ‘
Kattenmoeras’) door zonder daarvoor toestemming van de rechthebbenden te hebben verkregen om de toneelstukken ‘
Prettige Feestdagen’ en ‘
Kattenmoeras’ op te voeren.
Zij vordert deze schade (en de gevorderde schadevergoeding), die gelijk is aan de licentievergoeding die gewoonlijk voor de opvoeringslicentie zou zijn gevraagd, verhoogd met een boeteopslag, incassokosten en wettelijke rente.
Bredero geeft aan dat de licentievergoeding voor de opvoeringen van ‘
Prettige Feestdagen’ € 989,38 bedraagt en voor de opvoeringen van ‘
Kattenmoeras’ € 835,-- en deze bedragen heeft zij ook aan Drijfzand gefactureerd. Ten aanzien van de boeteopslag stelt Bredero dat zij
in haar algemene voorwaarden een opslag tot 100% hanteert als de opvoering plaats heeft voor het aanvragen en verkrijgen van een vergunning, maar dat zij bereid is de boeteopslag te matigen en uit coulance slechts een verhoging van 50% van Drijfzand te vorderen:
dit betekent een bedrag aan boeteopslag van € 494,69 voor ‘
Prettige Feestdagen’ en
€ 417,50 voor ‘
Kattenmoeras’. Daarnaast stelt Bredero dat zij aanzienlijke buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, nu Drijfzand diverse keren is gesommeerd tot betaling. Deze incassokosten bedragen 15% van de licentievergoeding, dat wil zeggen een bedrag van € 148,35 voor ‘
Prettige Feestdagen’ en een bedrag van € 125,25 voor ‘
Kattenmoeras’. Ook is Drijfzand volgens Bredero de wettelijke rente verschuldigd vanaf de vervaldatum van de respectievelijke facturen.
3 juli 2013 bij akte haar vordering gewijzigd. Bredero vordert thans – in de akte vermindering van eis, kort gezegd – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat Drijfzand inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van de rechthebbenden van de toneelstukken ‘
Prettige Feestdagen’ en ‘
Kattenmoeras’;
- te oordelen dat Drijfzand Bredero en rechthebbenden schade heeft berokkend en dat Drijfzand hierdoor verplicht is om aan Bredero en rechthebbenden een schadevergoeding te betalen van € 3.137,86, althans subsidiair een bedrag van € 1.838,23, althans meer subsidiair een bedrag van € 1.747,18, althans meer subsidiair een zodanig bedrag als redelijk wordt geacht;
‘Prettige Feestdagen’een vergoeding van in totaal € 983,42 (€ 906,50 + wettelijke rente tot en met 10 januari 2013) is verschuldigd en voor de voorstellingen van
‘Kattenmoeras’een bedrag van in totaal € 763,76 (€ 717,50 + wettelijke rente tot en met 10 januari 2013).
Bredero erkent dat Drijfzand op 10 januari 2013 een bedrag van € 1.838,23 aan haar heeft voldaan.
Drijfzand stelt dat de werkelijk behaalde recette is: voor de voorstelling ‘
Prettige Feestdagen’ € 3.822,00 en voor de voorstelling ‘
Kattenmoeras’ € 2.395,00.
Gelet op voormelde richtlijnen van de STNV (het maximale percentage van 10%), had Bredero volgens Drijfzand voor de opvoeringsrechten van de onderhavige toneelstukken dus slechts maximaal een bedrag van € 621,70 mogen vorderen. Drijfzand stelt op grond van het vorenstaande dat zij in aanmerking komt voor restitutie van de door haar deels te veel betaalde licentievergoeding aan Bredero wegens onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW en dat voor het door haar aan Bredero te veel betaalde bedrag van (€ 1.824,38 minus
€ 621,70 =) € 1.202,68 geen rechtsgrond bestaat.
4.De beoordeling
‘Prettige Feestdagen’en
‘Kattenmoeras’.
‘Prettige Feestdagen’en
‘Kattenmoeras’, omdat zij niet voorafgaand aan de opvoeringen van deze toneelstukken heeft geïnformeerd of een opvoeringslicentie voor de betreffende toneelstukken was vereist en geen opvoeringslicentie heeft aangevraagd, maar desondanks de beide toneelstukken heeft opgevoerd.
Drijfzand betwist echter dat Bredero zich kan beroepen op het auteursrecht van de verschillende rechthebbenden.
De licentiegever blijft overigens houder van het auteursrecht. Tot de belangrijkste voorwaarden waaronder een licentie wordt verleend, behoren doorgaans de betaling van een vergoeding door de licentienemer (i.c. Bredero) en een omschrijving van de handelingen die de licentienemer ten aanzien van werk mag verrichten. Voor de licentieovereenkomst gelden geen vormvereisten en een licentie kan dus ook impliciet worden verleend.
Bredero heeft - onweersproken - gesteld dat zij optreedt als agent voor een groot aantal toneelschrijvers, toneelvertalers en uitgevers en dat zij exclusief agent is voor het verstrekken van opvoeringslicenties voor toneelstukken aan amateurtheatergezelschappen voor onder andere Auteursrechtbureau ALMO BVBA (hierna “ALMO”), de exclusief agent voor de Benelux voor een groot aantal uitgevers, waaronder The Agency, aan welke organisatie [persoon 2] de auteursrechten op haar toneelstuk in beheer heeft gegeven,
en De Toneelcentrale, de exclusief agent van [persoon 1] voor de Benelux.
Door Drijfzand zijn in het geding gebracht de verklaringen van respectievelijk
[persoon 2] en [persoon 1], welke verklaringen aan haar door Bredero zijn verstuurd na het uitbrengen van de dagvaarding. In deze verklaringen bevestigen zowel [persoon 2] als [persoon 1] dat Bredero de (hen toekomende) auteursrechten in rechte mag afdwingen:
“… you can enforce my author rights in the Dutch court. I hereby confirm that you may act on my behalf.”. Uit het vorenstaande volgt dat Bredero vertegenwoordigingsbevoegd is ten aanzien van de auteursrechten van [persoon 2] en [persoon 1] en dat Bredero derhalve Drijfzand vanwege inbreuk op de hen toekomende auteursrechten in rechte kan en mag betrekken.
Nu Bredero bevoegd is de rechthebbenden te vertegenwoordigen en door Drijfzand is erkend dat sprake is van inbreuk op het auteursrecht van de rechthebbenden, ligt de primaire vordering van Bredero voor toewijzing gereed.
Uit de zich in het dossier bevindende correspondentie blijkt dat Drijfzand Bredero meermalen heeft verzocht inzichtelijk te maken dat zij incassobevoegd is. Vastgesteld wordt dat Drijfzand de gevraagde licentievergoedingen aan Bredero (onder protest) heeft betaald, nadat Bredero had aangetoond – weliswaar pas bij dagvaarding en na het toesturen van voormelde verklaringen – incassobevoegd te zijn. Drijfzand heeft haar verweer ter comparitie niet langer gehandhaafd, zodat het er voor moet worden gehouden dat Bredero bevoegd is tot het incasseren van de licentievergoedingen namens de rechthebbenden.
Drijfzand heeft deze stelling echter niet feitelijk onderbouwd, zodat deze stelling wordt gepasseerd.
De rechtbank begrijpt het verweer van Drijfzand aldus dat zij een beroep doet op opschorting van haar betalingsverplichting, nu zij twijfelt aan wie de betaling moet geschieden. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Niet in geschil is dat Bredero pas na dagvaarding voormelde verklaringen van de auteursrechthebbenden aan Drijfzand heeft doen toekomen. Hieruit volgt dat tot op dat moment haar incassobevoegdheid op redelijke gronden door Drijfzand in twijfel kon worden getrokken. Onweersproken is dat Drijfzand een bedrag voor opvoeringsrechten had gereserveerd en niet onwelwillend tegenover betaling van deze vergoedingen stond, zodat het er voor moet worden gehouden dat Drijfzand te goeder trouw heeft gehandeld.
Het tegendeel is overigens gesteld noch gebleken.
In het licht van deze feiten en omstandigheden komt aan Drijfzand de bevoegdheid tot opschorting van de nakoming van de verplichting tot betaling van de licentievergoedingen toe, nu Drijfzand op redelijke gronden twijfelde aan wie betaling moest geschieden.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat Drijfzand jegens Bredero geen tekortkoming heeft gepleegd. Wel kan uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat Drijfzand, voor wat betreft de periode dat zij de betaling heeft opgeschort, over het bedrag van de vergoeding rente is verschuldigd. Hierop zal bij de verdere beoordeling worden teruggekomen.
4.9 Zoals hiervoor is aangegeven, heeft Bredero bij akte haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij thans bij de berekening van de licentievergoeding rekening heeft gehouden met een zaalgrootte van ongeveer 100 zitplaatsen.
De rechtbank verstaat deze gewijzigde vordering van Bredero aldus, dat zij alleen nog het meer subsidiair gevorderde ad € 1.747,18 heeft beoogd.
Deze toelichting is door Drijfzand niet weersproken. Het verweer van Drijfzand dat Bredero het bedrag dat de auteursrechthebbende vraagt met een factor 3 heeft verhoogd, faalt in het licht van het vorenstaande. De enkele verwijzing naar de door haar overgelegde
e-mailcorrespondentie (productie 8 bij cva) is voorts onvoldoende, nu gesteld noch gebleken is dat Drijfzand hieraan enige rechten kan ontlenen.
Prettige Feestdagen’ (10% van € 3.822,00) en € 239,50 voor de voorstelling ‘
Kattenmoeras’ (10% van € 2.395,00) en restitutie van het gedeelte van de door haar reeds betaalde vergoeding aan Bredero ter hoogte van € 1.202,68 wegens onverschuldigde betaling, nu daarvoor geen rechtsgrond bestaat.
Bredero heeft deze stellingen van Drijfzand gemotiveerd betwist.
Gelet op de betwisting door Bredero had het op de weg van Drijfzand gelegen haar stellingen op dit punt nader feitelijk te onderbouwen. Van Drijfzand had mogen verwacht dat zij deze richtlijnen van STNV in het geding zou hebben gebracht, alsmede nadere stukken ter onderbouwing van het door haar gestelde percentage van maximaal 10% van de behaalde recette dan wel nadere stukken waaruit blijkt dat normaliter een dergelijke vergoeding wordt berekend. De door haar overgelegde exploitatieoverzichten van de door haar opgevoerde voorstellingen (productie 9 cva) zijn hiertoe onvoldoende.
Nu Drijfzand haar stellingen op dit punt niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd, is geen plaats voor bewijslevering. Het verweer van Drijfzand in conventie en haar vordering in reconventie liggen derhalve voor afwijzing gereed, nu de feitelijke grondslag ontbreekt.
‘Prettige Feestdagen’en € 143,50 voor het toneelstuk
‘Kattenmoeras’, rekening houdend met een zaalgrootte van ongeveer 100 zitplaatsen. Gelet op hetgeen hievoor is overwogen, komt deze vordering de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. Hieruit volgt dat Drijfzand voor beide voorstellingen een licentievergoeding is verschuldigd aan Bredero van in totaal € 1.624,-- (7 x € 129,50 =
€ 906,50 plus 5 x € 143,50 = € 717,50), zodat dit bedrag in beginsel voor toewijzing gereed ligt.
4.13. Bredero vordert voorts de wettelijke rente tot en met 10 januari 2013 over voormelde bedragen ten bedrage van respectievelijk € 76,92 en 46,26 (in totaal een bedrag van € 123,18). Drijfzand heeft op dit punt geen verweer gevoerd.
Nu uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat Drijfzand, voor wat betreft de periode dat zij de betaling terecht heeft opgeschort, over het bedrag van de vergoeding rente is verschuldigd, ligt ook deze vordering in beginsel voor toewijzing gereed.
4.14. Vaststaat dat Drijfzand aan Bredero op 10 januari 2013 de eerder door Bredero aan haar gefactureerde licentievergoedingen van in totaal € 1.838,23 heeft voldaan.
Nu enige grondslag voor een hogere vergoeding dan het door Bredero bij akte verminderde bedrag van € 1.747,18 ontbreekt, moet het er voor worden gehouden dat Drijfzand een bedrag van (€ 1.838,23 minus € 1.747,18 =) € 91,05 onverschuldigd heeft voldaan aan Bredero.
Uit het vorenstaande volgt dat Bredero dit bedrag van € 91.05 aan Drijfzand dient terug te betalen.
Ten overvloede wordt in dit verband nog opgemerkt dat gesteld noch gebleken is dat tussen partijen sprake is van een overeenkomst, waarin de algemene voorwaarden van Bredero zijn overeengekomen. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de algemene voorwaarden van Bredero toepassing missen, zodat de door Bredero op grond van haar algemene voorwaarden gevorderde boeteopslag wordt afgewezen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Vastgesteld wordt dat Drijfzand terecht de betaling van de facturen van Bredero heeft opgeschort wegens onduidelijkheid over de positie van Bredero, die Bredero eerder kon ophelderen, en dat Drijfzand vervolgens direct heeft betaald nadat Bredero duidelijkheid had verschaft. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de proceskosten nodeloos door Bredero zijn veroorzaakt. Bredero heeft ter comparitie nog aangegeven dat haar procesbelang mede is gelegen in de door haar gevorderde verklaring voor recht dat door Drijfzand inbreuk is gemaakt op het auteursrecht van de rechthebbenden. De rechtbank gaat hieraan voorbij, nu deze procedure overbodig is gevoerd in die zin dat de uitkomst daarvan bij voorbaat vaststond gelet op de erkenning van Drijfzand.
Het vorenstaande betekent dat de proceskosten aan de zijde van Drijfzand in conventie in beginsel voor rekening van Bredero dienen te komen.
In aanmerking nemende de grote verwevenheid tussen de wederzijdse vorderingen, ziet de rechtbank aanleiding om in het licht van al het vorenstaande de proceskosten in conventie en in reconventie tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
5.De beslissing
Prettige Feestdagen’ en ‘
Kattenmoeras’;
209 / 1885