Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiseres 1],
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiseres 4],
1.[gedaagde 1],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 februari 2013 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de conclusie van repliek, tevens wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek.
2.De verdere beoordeling
nietin de nalatenschappen van vader en moeder vallen. Bij conclusie van dupliek hebben gedaagden te kennen gegeven aan te nemen dat deze zaken naar de mening van eisers
welin de nalatenschappen vallen, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om te vermoeden dat het hier gaat om een verschrijving van eisers. Daarvoor is van belang dat gedaagden ten aanzien van alle hier bedoelde goederen concreet verweer hebben gevoerd, dat erop neer komt dat die goederen ofwel al (zeer) lang geleden door vader zijn verkocht ofwel dat juist eisers geacht moeten worden inzicht in de stand van zaken te hebben. Aangenomen moet worden dat eisers hun aanvankelijke standpunt onder invloed van dat verweer hebben gewijzigd. Voor wat betreft de hier bedoelde goederen valt al met al niet in te zien dat eisers belang hebben bij het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde 1].
3.De beslissing
106