In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Rotterdam, heeft de rechtbank op 11 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Geocomfort B.V. en HDI-Gerling Verzekeringen N.V. De kern van het geschil betreft de vraag of Geocomfort aanspraak kan maken op uitkering onder de CAR-verzekering (Construction All Risks) voor schade die is ontstaan bij de bouw van een Warmte-Koude-Opslag-installatie (WKO). Geocomfort, als onder-onderaannemer, stelt dat de schade gedekt is onder de CAR-verzekering die is afgesloten door Vetterstraat Vastgoed B.V., de verzekeringnemer. HDI, de verzekeraar, betwist deze dekking en beroept zich op een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden.
De rechtbank heeft in haar beoordeling het Haviltex-criterium toegepast, dat bepaalt dat de uitleg van een overeenkomst moet plaatsvinden aan de hand van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen. De rechtbank oordeelt dat de WKO, als onderdeel van het gebouw, onder de dekking van de CAR-verzekering valt. HDI heeft onvoldoende onderbouwd dat de WKO niet gedekt zou zijn, en de rechtbank wijst erop dat de informatie die HDI heeft ontvangen over de bouwplannen niet specifiek genoeg was om aan te nemen dat de WKO buiten de dekking viel.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van HDI over de fysieke aantasting van de WKO beoordeeld. HDI heeft betoogd dat er geen blijvende verandering van de structuur van de WKO is, maar de rechtbank oordeelt dat Geocomfort voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van schade die onder de dekking valt. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere conclusiewisseling, waarbij Geocomfort en HDI hun standpunten verder kunnen uitwerken. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de zaak nog niet definitief is afgedaan, en dat er verdere stappen nodig zijn om tot een einduitspraak te komen.