ECLI:NL:RBROT:2013:7945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
10 oktober 2013
Zaaknummer
C/10/407028 / HA ZA 12-687
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op uitkering onder CAR-verzekering voor Warmte-Koude-Opslag installatie

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Rotterdam, heeft de rechtbank op 11 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Geocomfort B.V. en HDI-Gerling Verzekeringen N.V. De kern van het geschil betreft de vraag of Geocomfort aanspraak kan maken op uitkering onder de CAR-verzekering (Construction All Risks) voor schade die is ontstaan bij de bouw van een Warmte-Koude-Opslag-installatie (WKO). Geocomfort, als onder-onderaannemer, stelt dat de schade gedekt is onder de CAR-verzekering die is afgesloten door Vetterstraat Vastgoed B.V., de verzekeringnemer. HDI, de verzekeraar, betwist deze dekking en beroept zich op een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling het Haviltex-criterium toegepast, dat bepaalt dat de uitleg van een overeenkomst moet plaatsvinden aan de hand van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen. De rechtbank oordeelt dat de WKO, als onderdeel van het gebouw, onder de dekking van de CAR-verzekering valt. HDI heeft onvoldoende onderbouwd dat de WKO niet gedekt zou zijn, en de rechtbank wijst erop dat de informatie die HDI heeft ontvangen over de bouwplannen niet specifiek genoeg was om aan te nemen dat de WKO buiten de dekking viel.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van HDI over de fysieke aantasting van de WKO beoordeeld. HDI heeft betoogd dat er geen blijvende verandering van de structuur van de WKO is, maar de rechtbank oordeelt dat Geocomfort voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van schade die onder de dekking valt. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere conclusiewisseling, waarbij Geocomfort en HDI hun standpunten verder kunnen uitwerken. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de zaak nog niet definitief is afgedaan, en dat er verdere stappen nodig zijn om tot een einduitspraak te komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/407028 / HA ZA 12-687
Vonnis van 11 september 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEOCOMFORT B.V.,
gevestigd te Wichmond,
eiseres,
advocaat mr. A.H. Blok,
tegen
de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert.
Partijen zullen hierna Geocomfort en HDI genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 februari 2013 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie na tussenvonnis van HDI, met producties;
  • de antwoordconclusie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, aanvankelijk op 28 augustus 2013.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank HDI in de gelegenheid gesteld het bestek en de opdracht over te leggen die ten grondslag hebben gelegen aan de totstandkoming van de CAR-verzekering waarop Geocomfort in deze procedure als onder-onderaannemer een beroep doet (hierna: CAR 1). Ook is HDI in de gelegenheid gesteld haar beroep op de uitsluitingsclausule van artikel 32.1 van de toepasselijke voorwaarden nader te onderbouwen. In haar conclusie na tussenvonnis is HDI op deze punten ingegaan en tevens heeft zij betoogd dat de rechtbank van een in het tussenvonnis genomen beslissing behoort terug te komen. Geocomfort heeft in haar antwoordconclusie gereageerd en is ook, conform de door de rechtbank gegeven instructie, ingegaan op de omvang van de door haar gevorderde uitkering.
Omvang dekking
2.2.
Het gaat in deze procedure om de vraag of Geocomfort als verzekerde aanspraak heeft op uitkering onder de CAR 1 voor de schade die is geleden bij de bouw van een Warmte-Koude-Opslag-installatie (hierna: WKO) in het gebouw waarop de verzekering betrekking heeft. De CAR 1 is tot stand gekomen tussen Vetterstraat Vastgoed B.V. (hierna: Vetterstraat) als verzekeringnemer en HDI als verzekeraar. Geocomfort is dus ten opzichte van de partijen bij de overeenkomst een derde, zij het een derde wiens belangen bij de overeenkomst betrokken zijn.
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank voor de uitleg van de CAR 1 het zogenoemde Haviltex-criterium tot uitgangspunt genomen (4.5 van het tussenvonnis). Voor zover Geocomfort heeft willen betogen (2.9 van haar antwoordconclusie) dat een zogenoemde objectieve uitleg aangewezen is, deelt de rechtbank dat standpunt niet. Het enkele feit dat het hier gaat om een CAR-verzekering waarbij ook derden als verzekerden belang hebben is geen rechtvaardiging voor het hanteren van de hier bedoelde objectieve uitleg. Een derde-verzekerde kan jegens de verzekeraar bescherming ontlenen aan artikel 3:35 BW indien hij op grond van de bewoordingen van de polis, eventueel in samenhang met (andere) door de verzekeraar gedane mededelingen of opgewekte verwachtingen, erop heeft vertrouwd en erop heeft mogen vertrouwen dat hem dekking zal worden verleend (HR 19 april 2013, LJN: BY3123).
2.4.
Gelet hierop is dus allereerst van belang wat Vetterstraat en HDI over en weer hebben verklaard. In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat uit de omschrijving van het verzekerde werk in de polis in beginsel moet worden afgeleid dat de gehele bouw van het kantoorgebouw, inclusief de daarbij behorende installaties, onder de dekking valt en dat (dus) evenzeer in beginsel moet worden aangenomen dat ook de bouw van de WKO daaronder valt.
2.5.
Bij conclusie na tussenvonnis heeft HDI de stukken overgelegd die volgens haar ten grondslag lagen aan de totstandkoming van de CAR 1 (producties 5, 7 en 8). Het gaat om bemalingsadviezen, bouwtekeningen en mailcorrespondentie. In geen van die stukken komt ter sprake dat in en onder het gebouw een WKO zou worden aangelegd, en daar behoefde HDI ook niet op bedacht te zijn omdat WKO’s destijds nog niet op grote schaal werden toegepast – aldus HDI.
2.6.
Geocomfort heeft zich op het standpunt gesteld dat HDI wel degelijk van de aanwezigheid van een WKO in het te realiseren gebouw op de hoogte was. Zij heeft ook gesteld dat de toepassing van een WKO gebruikelijk is bij projecten als het onderhavige en dat het voor risico van HDI komt als zij mogelijk te weinig onderzoek heeft gedaan naar de bijzonderheden van het voor verzekering aangeboden bouwwerk.
2.7.
De rechtbank stelt vast dat de door HDI in het geding gebrachte stukken, die volgens haar aan de totstandkoming van de overeenkomst ten grondslag hebben gelegen, geen of nauwelijks specifieke informatie bevatten voor wat betreft de technische bijzonderheden van het te realiseren gebouw, althans niet voor wat betreft de daarin aan te brengen installaties. Geocomfort heeft onbetwist en onderbouwd met stukken gesteld dat in de bouwplannen van Vetterstraat al vanaf een vroeg stadium, en in elk geval ten tijde van het toezenden van stukken aan HDI, sprake was van een voorgenomen WKO in het gebouw. Kennelijk heeft Vetterstraat relatief globale informatie aan HDI verstrekt, welke informatie in elk geval HDI niet enig vertrouwen kan hebben gegeven aangaande de in het gebouw toe te passen koelings- en verwarmingsinstallatie, en is HDI op die basis bereid gebleken een CAR-verzekering te verstrekken. In die omstandigheden behoefde Vetterstraat er in beginsel geen rekening mee te houden dat een deel van het ter verzekering aangeboden gebouw buiten de dekking zou vallen, maar mocht zij in redelijkheid aannemen dat de aard van de installatie voor HDI niet van belang was in het kader van het sluiten van de verzekering. Dat geldt te meer nu een koelings- en verwarmingsinstallatie, van welke aard ook, in beginsel moet worden gerekend tot de normale voorzieningen in een gebouw (tussenvonnis 4.7). Dit zou slechts anders zijn als de aanleg van een WKO in een gebouw destijds (2008) zozeer buiten de normale lijn der verwachting zou liggen, dat Vetterstraat er redelijkerwijs rekening mee behoorde te houden dat HDI van een andere voorstelling van zaken uitging voor wat betreft de in het gebouw te realiseren koel- en verwarmingsinstallatie. De daartoe strekkende stelling van HDI is echter te vaag. Zij heeft slechts gesteld dat WKO’s destijds “nog niet op grote schaal” werden toegepast, maar die stelling, overigens betwist door Geocomfort, is te weinig specifiek en niet onderbouwd. De overgelegde print van een Wikipedia-pagina biedt die onderbouwing niet.
2.8.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat de WKO als onderdeel van het onderhavige gebouw gedekt is onder de CAR 1. Dat betekent dat Geocomfort als verzekerde onder de CAR 1 aanspraak kan maken op vergoeding van schade die bij de bouw van de WKO is ontstaan (en mits overigens aan de voorwaarden is voldaan).
2.9.
Dit oordeel wordt nog versterkt door het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat Geocomfort in februari 2009, dat wil zeggen voordat zij met de bouw van de WKO begon, vragen heeft gesteld aan HDI in verband met de (omvang van de) dekking van de WKO onder de CAR 1. Op die vragen heeft HDI een genuanceerd antwoord gegeven, in die zin dat blijkens die antwoorden bepaalde onderdelen wel en andere niet verzekerd waren. Bij tussenvonnis (4.11) heeft de rechtbank al geoordeeld dat Geocomfort uit die antwoorden in redelijkheid heeft mogen afleiden dat volgens HDI slechts het boren als zodanig buiten de reikwijdte van de dekking viel. Als de WKO in haar geheel niet onder de dekking zou vallen, zoals HDI betoogt, dan had voor de hand gelegen dat HDI zulks naar aanleiding van de vraag van Geocomfort zou hebben verklaard. Een genuanceerd antwoord zoals door haar gegeven lag in dat geval juist niet voor de hand. Door te antwoorden zoals zij heeft gedaan heeft HDI bij Geocomfort het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat slechts het boorwerk als zodanig niet gedekt was en de bouw van de WKO voor het overige wel.
Fysieke aantasting / blijvende verandering
2.10.
Bij conclusie na tussenvonnis heeft HDI betoogd dat de rechtbank dient terug te komen van haar beslissing dat in het onderhavige geval sprake is geweest van een beschadiging van de WKO in de zin van de polisvoorwaarden, dat wil zeggen een “fysieke aantasting die zich manifesteert in een blijvende verandering van vorm of structuur, die naar verkeersopvattingen de gaafheid kenmerkt”. De rechtbank heeft dit oordeel gebaseerd op enerzijds de door Geocomfort gegeven onderbouwing, te weten een rapport van de door haar ingeschakelde deskundige [persoon 1], en anderzijds het oordeel dat de door HDI daartegen ingebrachte argumenten geen van alle afdoen aan de stellingen van Geocomfort.
2.11.
In hetgeen HDI heeft aangevoerd ten aanzien van de fysieke aantasting als zodanig (waarmee wordt gedoeld op de aantasting van omstortingslaag van Mikolit, zwelklei) ziet de rechtbank geen aanleiding om terug te komen op haar beslissing.
2.12.
Afzonderlijke aandacht verdient echter het element van de blijvendheid van die fysieke aantasting. Volgens de polisvoorwaarden moet, om van beschadiging in de zin van die voorwaarden te kunnen spreken, de fysieke aantasting immers blijken uit een blijvende verandering van vorm of structuur. Deze specifieke voorwaarde heeft in het partijdebat tot en met het tussenvonnis geen aandacht gekregen. Geocomfort, op wie in dit verband de stelplicht rust, heeft op dit punt geen stellingen ingenomen. Aldus kan niet worden gezegd dat de stellingen van Geocomfort voldoende grond boden voor het oordeel dat aan dit specifieke vereiste is voldaan. Thans heeft HDI gesteld dat de hier bedoelde omstortingslaag van Mikolit zich vanzelf heeft hersteld. Ter onderbouwing heeft zij gewezen op een verslag van februari 2010, waarin het volgende is vermeld:
“De kleiprop in de omstorting heeft zich hersteld. Hier zijn de nodige testen voor uitgevoerd. Kortsluiting tussen de filterdelen is hierdoor uitgesloten.”
Dit verslag was, met een andere lay-out, al door Geocomfort overgelegd als productie 11 bij dagvaarding.
2.13.
Nu enerzijds de stellingen van partijen (met name die van Geocomfort als degene met de stelplicht) onvoldoende grondslag boden voor het oordeel dat aan het hier bedoelde vereiste is voldaan en anderzijds het geciteerde deel uit het verslag suggereert dat van een blijvende verandering van de vorm of de structuur van de WKO niet kan worden gesproken, bestaat naar het oordeel van de rechtbank aanleiding het debat hierover alsnog door partijen te laten voeren. Geocomfort kan bij die gelegenheid haar summiere reactie op de stellingen van HDI, gegeven in haar antwoordconclusie, nadere uitwerken en onderbouwen. Zij kan daartoe een conclusie na tussenvonnis nemen, waarna HDI kan reageren. De rechtbank verzoekt partijen in dat kader zich ook uit te laten over eventuele bewijsmogelijkheden, zoals de modaliteiten van een eventueel deskundigenonderzoek.
Schade en ingebruikname WKO
2.14.
HDI heeft subsidiair een beroep gedaan op de uitsluitingsclausule van artikel 32.1 van de algemene voorwaarden. Die bepaling luidt als volgt:

Artikel 32 Uitsluitingen
In aanvulling op artikel 8 is van de verzekering uitgesloten:
32.1
beschadiging van het werk of enig deel daarvan, dat voor de oplevering anders dan ten behoeve van de bouw in gebruik wordt genomen, voor zover deze schade het gevolg is van zodanig gebruik.”
2.15.
HDI heeft aangevoerd dat de schade aan de WKO is ontstaan als gevolg van het testen van de in het gebouw aangelegde sprinklerinstallatie, waarbij deze gedurende enige tijd met korte intervallen is in- en uitgeschakeld. Geocomfort heeft dit beroep bestreden.
2.16.
Op zichzelf staat niet ter discussie dat de schade aan de WKO het gevolg is van het testen van de sprinklerinstallatie, ten behoeve waarvan de WKO in gebruik is genomen. Daarmee is echter nog niet gezegd dat het beroep van HDI op artikel 32.1 van de algemene voorwaarden slaagt. Daarvoor is immers vereist dat die ingebruikname “anders dan ten behoeve van de bouw” plaatsvond. Uit de stellingen van HDI kan niet worden afgeleid dat aan die voorwaarde is voldaan. In dat verband is relevant dat de in de CAR 1 overeengekomen bouwtermijn liep tot 1 mei 2010, hetgeen er op duidt dat ten tijde van het schadevoorval de bouw nog niet gereed was. Geocomfort heeft dat ook gesteld (dagvaarding, 1.5) en HDI heeft die stelling niet betwist. Volgens de eigen stelling van HDI werd de WKO destijds in gebruik genomen voor het testen van de sprinklerinstallatie (conclusie na tussenvonnis, 42). In samenhang met de zojuist geschetste omstandigheden wijst dit er op dat de WKO ten behoeve van de bouw in gebruik is genomen. Ook de aanleg en het testen van de sprinklerinstallatie moet daartoe immers worden gerekend, althans HDI heeft geen stellingen ingenomen die wijzen op het tegendeel. Al met al is de rechtbank van oordeel dat HDI haar beroep op de onderhavige uitsluitingsclausule onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank verwerpt dus dit beroep.
Omvang van de uitkering
2.17.
Als gezegd heeft Geocomfort bij antwoordconclusie na tussenvonnis gereageerd op de verweren van HDI tegen de omvang van de door Geocomfort gevorderde uitkering. HDI kan in haar na dit tussenvonnis te nemen antwoordconclusie op die stellingen reageren.
2.18.
In afwachting van de nadere conclusiewisseling houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
9 oktober 2013voor conclusie na tussenvonnis als bedoeld in 2.13 door Geocomfort, waarna HDI een antwoordconclusie kan nemen als bedoeld in 2.13 en 2.17;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2013. [1]
1980/
106

Voetnoten

1.type: