ECLI:NL:RBROT:2013:7941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
2145808
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek wegens onvoldoende onderbouwing van bedrijfseconomische noodzaak

In deze zaak heeft de kantonrechter op 4 september 2013 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen verzoekster, gevestigd in Engeland, en verweerder, die sinds 1 april 2003 in dienst was als accountmanager. Verzoekster had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische redenen, maar de kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. Verzoekster stelde dat er sprake was van een noodzakelijke reorganisatie door verslechterende bedrijfseconomische omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat verzoekster onvoldoende had aangetoond dat de functie van verweerder niet meer nodig was. De kantonrechter wees erop dat de functie van verweerder niet uitwisselbaar was met andere functies binnen de organisatie en dat de onmisbaarheid van een andere accountmanager niet voldoende was onderbouwd. Bovendien was er geen bewijs dat het verlies van een belangrijke klant zou optreden als gevolg van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met deze accountmanager. De kantonrechter concludeerde dat verzoekster niet had voldaan aan het afspiegelingsbeginsel en dat er geen nieuwe feiten waren die een ontbinding rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek afgewezen en werd verzoekster veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2145808 VZ VERZ 13-4770
uitspraak: 4 september 2013
beschikking ex artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
[verzoekster]
gevestigd te [vestigingsplaats] (Engeland),
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.P.H. Verheijden,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. F.J.H. Krumpelman.

1.Het verloop van de procedure

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 14, ontvangen op 3 juli 2013;
  • het verweerschrift, met producties 1 tot en met 3;
  • de bij brief van 13 augustus 2013 door verzoekster overgelegde producties 13 tot en met 18;
  • de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities
aan de zijde van verzoekster.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2013, verzoekster is verschenen vertegenwoordigd door [A] (Managing Director ) en [B] (Regio Business Controler Europe) en bijgestaan door
mr. P.P.H. Verheijden. Verweerder is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. F.J.H. Krumpelman.
Van het ter zitting verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
  • verweerder, geboren op [geboortedatum], is sinds 1 april 2003 bij verzoekster in dienst voor 40 uur per week, laatstelijk in de functie van accountmanager voor de afdeling scheepsagentuur;
  • het salaris van verweerder bedraagt thans €4.385,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en emolumenten;
  • verzoekster is onderdeel van de GAC Group. Verzoekster voert een onderneming die zich richt op scheepsagenturen en logistieke dienstverlening in de ruimste zin van het woord;
  • verzoekster heeft op 24 april 2013 het UWV Werkbedrijf verzocht toestemming te verlenen om de arbeidsovereenkomst met verweerder te mogen opzeggen. Bij beslissing van 6 juni 2013 is die toestemming geweigerd.

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, zonder toekenning van een vergoeding aan verweerder, op grond van gewichtige redenen, bestaande uit verandering in de omstandigheden gelegen in een noodzakelijke reorganisatie vanwege structureel verslechterende bedrijfseconomische omstandigheden, waardoor de arbeidsplaats van verweerder van accountmanager is komen te vervallen terwijl er geen andere passende werkzaamheden voorhanden zijn.
3.2
Verzoekster heeft daartoe het volgende, zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang, aangevoerd.
De werkzaamheden zijn afgenomen, waardoor er onvoldoende werk voorhanden is om alle werknemers aan het werk te houden. Daarnaast lijdt de onderneming aanzienlijke verliezen, die de laatste jaren steeds verder opliepen. Gelet op de ontwikkelingen in de branche waarin verzoekster werkzaam is - de concurrentie is sterk toegenomen en het aantal binnenkomende schepen is fors gedaald, waardoor de omzet en de resultaten zijn verminderd - verwacht verzoekster niet dat in de nabije toekomst haar resultaten zullen verbeteren. Voortzetting van de huidige situatie is onverantwoord, aangezien dit leidt tot een verslechtering van de financiële positie van verzoekster, waardoor de continuïteit van de onderneming in gevaar zal komen. Verzoekster ziet zich daarom genoodzaakt een reorganisatie door te voeren.
De afdeling scheepsagentuur, waar verweerder werkzaam is, is verliesgevend. Het is ook de afdeling waar de arbeidsdruk in verhouding sterker is afgenomen. Verzoekster heeft daarom besloten een drietal arbeidsplaatsen op deze afdeling, waaronder die van verweerder, te laten vervallen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verzoekster aangevoerd dat zij heeft besloten tot het door voeren van een verdere inkrimping van het personeelsbestand tot 8 arbeidsplaatsen.
Naast deze personele maatregelen heeft verzoekster ook andere kostenbesparende maatregelen genomen, zoals het niet verlengen van een aantal tijdelijke arbeidsovereenkomsten, het verhuizen van twee naar één locatie, het opzeggen van de huur van één van de twee loodsen en het screenen van de algemene kosten.
3.3
Op de afdeling Scheepsagentuur zijn drie werknemers werkzaam in de functie van accountmanager. De functie accountmanager is niet uitwisselbaar met andere functies binnen de afdeling en evenmin met functies op de afdeling Logistiek.
Hoewel[C], eveneens accountmanager op de afdeling Scheepsagentuur, korter in dienst is dan verweerder en daardoor eerder voor ontslag in aanmerking zou komen dan verweerder, is eerstgenoemde echter onmisbaar voor verzoekster. Deze werknemer is namelijk nauw verbonden met de grootste klant van de Scheepsagentuurafdeling. Hij heeft ruime ervaring en grote expertise op het gebied van Chemicaliën parcel tankers, welke expertise niet op korte termijn kan worden verkregen. [C] behandelt scheepsladingen die uit meerdere partijen bestaan en daardoor veel complexer zijn dan scheepsladingen die uit één enkele partij bestaan. Verweerder heeft geen ervaring met dergelijke complexere scheepsladingen.
Binnen de organisatie van verzoekster zijn geen passende werkzaamheden voor verweerder voorhanden.
Verzoekster beschikt niet over de financiële middelen om aan verweerder een ontslagvergoeding toe te kennen.
4. Het verweer
4.1
Het verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van verzoekster in haar verzoek, althans tot afwijzing daarvan met veroordeling van verzoekster in de reële proceskosten begroot op € 4.143,04 exclusief BTW.
Daartoe heeft verweerder het volgende, zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang, aangevoerd.
4.2
Het huidige ontbindingsverzoek na afwijzing van de ontslagaanvraag bij het UWV Werkbedrijf is aan te merken als een verkapt hoger beroep. Er hebben zich immers na de beslissing van het UWV Werkbedrijf geen nieuwe feiten en omstandigheden voorgedaan en deze zijn door verzoekster ook niet gesteld. Verzoekster is daarom niet ontvankelijk in haar verzoek.
4.3
Verweerder betwist verder dat er sprake is van bedrijfeconomische omstandigheden die verzoekster er toe zouden nopen om de arbeidsplaats van verweerder te laten vervallen. Verzoekster heeft haar verzoek op dit punt niet onderbouwd.
4.4
Mocht geoordeeld worden dat er wel sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak, dan stelt verweerder zich op het standpunt dat het afspiegelingsbeginsel onjuist is toegepast. Verweerder betwist voorts dat [C] onmisbaar zou zijn.
Verzoekster had bij het vervallen van arbeidsplaatsen haar hele organisatie moeten betrekken. Zij heeft niet onderbouwd dat er sprake is van een dermate groot onderscheid tussen de afdelingen dat de functie van verweerder niet uitwisselbaar is met functies op de andere afdelingen. Met name bij de afdeling Oil en Gas, die pas een half jaar geleden is opgericht, zijn werknemers die korter in dienst zijn dan verweerder. Ook horen veel van de op die afdeling verrichte werkzaamheden bij de afdeling Shipping.
Betwist wordt dat er maar twee afdelingen zijn. Op de website van verzoekster worden acht verschillende Services genoemd.
Verweerder betwist dat hij niet herplaatsbaar zou zijn.
4.5
Verzoekster heeft gehandeld in strijd met artikel 21 Rv., door niet alle relevante informatie en stukken in deze procedure bij indiening van het verzoekschrift over te leggen. Daarnaast geldt dat de door haar overgelegde overzichten onjuist zijn. Verweerder meent daarom dat de volledige kosten van rechtsbijstand van verweerder voor toewijzing in aanmerking komen.

5.De beoordeling

5.1
Partijen hebben meegedeeld dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met een opzegverbod en er is geen aanleiding aan de juistheid van die mededeling te twijfelen.
5.2
Verweerder heeft primair aangevoerd dat verzoekster niet ontvankelijk is in haar verzoek, omdat zij al eerder op dezelfde gronden een ontslagvergunning had aangevraagd bij het UWV Werkbedrijf, welke aanvraag was afgewezen, terwijl zij in het onderhavige ontbindingsverzoek geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd.
Dit verweer wordt verworpen. Artikel 7:685 BW lid 1 bepaalt immers dat ieder der partijen te allen tijde bevoegd is zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden.
Dit brengt met zich dat ook in een geval als het onderhavige, waarin het UWV Werkbedrijf de aanvraag van een ontslagvergunning heeft afgewezen, het verzoekster vrij staat de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter is ook niet gebonden aan de beslissing van het UWV Werkbedrijf.
5.3
Verweerder heeft zich verder beroepen op strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv. en aangevoerd dat verzoekster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, dan wel dat het verzoek moet worden afgewezen. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat verzoekster kort vóór de mondelinge behandeling nog allerlei (en deels oude) stukken heeft overgelegd die zij al in een (veel) eerder stadium in het geding had kunnen brengen en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling de grondslag van haar verzoek heeft gewijzigd. Ook bevatten de door verzoekster verstrekt stukken - aldus verweerder - onjuistheden.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van wijziging door verzoekster van de grondslag van haar vordering. Verzoekster heeft immers gepersisteerd bij haar stelling dat bedrijfseconomische omstandigheden er toe hebben geleid dat zij zich genoopt zag een reorganisatie door te voeren, waarbij onder meer de arbeidsplaats van verweerder is komen te vervallen. Dat zij kennelijk in de week van de mondelinge behandeling, dus na indiening van het verzoekschrift, heeft besloten tot een uitgebreidere reorganisatie waardoor nog meer arbeidsplaatsen komen te laten vervallen, maakt dat er sprake is van nieuwe omstandigheden, maar niet dat verzoekster daarmee de grondslag van haar verzoek heeft gewijzigd. Verder is niet gebleken dat deze mededeling in strijd met de waarheid zou zijn, noch voor wat betreft het nemen van het besluit zelf, noch voor wat betreft het tijdstip waarop het besluit is genomen. Voorts is verweerder tijdens een onderbrekening van de mondelinge behandeling, ti in de gelegenheid gesteld verweer te voeren en de nieuw overgelegde stukken, voor zover deze door de kantonrechter zijn toegelaten en aan het procesdossier zijn toegevoegd, met zijn advocaat te bespreken. Verweerder is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet in zijn verdedigingsbelangen geschaad. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding verzoekster niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel het ontbindingsverzoek op deze grond af te wijzen.
5.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de bedrijfseconomische omstandigheden van verzoekster zodanig ernstig zijn dat er maatregelen vereist zijn om die omstandigheden te verbeteren, waaronder inkrimping van personeel. Verweerder betwist echter dat het juist zijn arbeidsplaats is die moet komen te vervallen.
5.5
Tussen partijen is niet in geschil dat er op de afdeling Shipping drie werknemers werkzaam zijn in de functie van accountmanager, dat twee daarvan, waaronder verweerder, in dezelfde leeftijdscategorie vallen en dat één van die twee, [C], korter in dienst is dan verweerder.
Verzoekster heeft voor het eerst ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat de functies van [C] en verweerder niet uitwisselbaar zijn. Dit is echter door verzoekster niet onderbouwd aan de hand van een functieomschrijving en door verweerder betwist. Verzoekster heeft in haar verzoekschrift weliswaar reeds aangevoerd dat [C] in tegenstelling tot verweerder expertise heeft op het gebied van Chemicaliën parcel tankers en ook dat hij in staat is scheepsladingen te behandelen die uit meerdere partijen bestaan en die daardoor complexer van aard zijn, terwijl verweerder daar geen ervaring mee heeft, maar dit brengt echter niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt met zich dat beide functies daarom niet uitwisselbaar zouden zijn, hetgeen in het verzoekschrift ook niet is aangevoerd. In het verzoekschrift is het aspect van bijzondere expertise aangevoerd in het kader van de onderbouwing van de onmisbaarheid van [C], die als enige accountmanager van de scheepsagentuur afdeling van verzoekster nauw verbonden is met de grootste klant van die afdeling.
5.6
Ter onderbouwing van die onmisbaarheid van [C] voor haar organisatie en haar keuze om hem daarom niet in aanmerking te laten komen voor verval van arbeidsplaats heeft verzoekster gesteld dat zij er zeker van is dat als de arbeidsovereenkomst met[C] zou worden beëindigd, dit met zich zal brengen dat haar grootste klant van de afdeling Shipping hem zou volgen naar zijn nieuwe werkgever en dat het verlies van deze klant het einde van de afdeling zou betekenen. Ook dit is echter door verzoekster op geen enkele wijze onderbouwd en door verweerder betwist. Uit de enkele omstandigheid dat zij [C], die voorheen bij die klant werkzaam was, speciaal heeft aangenomen om deze werkzaamheden ten behoeve van deze klant te verrichten, volgt niet zonder meer dat zij deze klant zal verliezen indien er thans een eind aan de arbeidsovereenkomst met [C] zou komen. Dit zou wellicht anders kunnen zijn indien die klant, die deze activiteiten kennelijk bij verzoekster wilde outsourcen, daarbij de voorwaarde had gesteld dat verzoekster een arbeidsovereenkomst met [C] zou aangaan, maar dit is door verzoekster niet gesteld en is evenmin gebleken. Andere feiten en omstandigheden, waaruit zou volgen dat haar angst voor verlies van deze klant gegrond is, zijn door verzoekster niet gesteld en evenmin anderszins gebleken.
5.7
Gelet op het vorenstaande kan er thans niet van worden uitgegaan dat verzoekster het afspiegelingsbeginsel juist heeft gehanteerd en ziet de kantonrechter aanleiding het verzoek af te wijzen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan het verweer dat verzoekster een bredere afspiegeling over haar hele organisatie had moeten toepassen en dat zij ten onrechte een onderscheid heeft gemaakt tussen de verschillende afdelingen en ten onrechte heeft gesteld dat de functies op die afdelingen niet uitwisselbaar zijn met de functie van verweerder.
5.8
Nu het verzoek wordt afgewezen wordt verzoekster in de proceskosten veroordeeld.
Bij gebreke van een afspraak tussen partijen hierover wordt voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand die verweerder stelt te hebben gemaakt geen aparte vergoeding toegekend. De omvang van advocaatkosten behoort immers niet tot de kern van de problematiek die in een ontbindingsprocedure aan de orde is. De kantonrechter ziet geen aanleiding af te wijken van de aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters (aanbeveling 3.8) op dit punt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
Wijst af het verzoek om de onderhavige arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden;
veroordeelt verzoekster in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van verweerder vastgesteld op € 400,-- aan salaris voor de gemachtigde;
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
18