In deze zaak vorderde de besloten vennootschap DE EYLAENDEN B.V. (hierna: de Eylaenden) schadevergoeding van de Gemeente Dirksland wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van een exploitatieovereenkomst. De overeenkomst, die op 20 mei 2009 werd ondertekend, had betrekking op de ontwikkeling van het project Spuikolk. De Eylaenden stelde dat de Gemeente tekort was geschoten door een bestemmingsplan vast te stellen dat later door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State werd vernietigd. De Gemeente voerde aan dat zij zich had ingespannen om de benodigde vergunningen te verkrijgen, maar dat de Eylaenden, gezien de veranderde marktomstandigheden, de ontwikkeling niet meer ongewijzigd ter hand wenste te nemen.
De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de Gemeente niet toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank stelde vast dat de Gemeente zich had gehouden aan haar verplichtingen om zoveel mogelijk te bevorderen dat de noodzakelijke vergunningen en goedkeuringen werden verkregen. De vertraging in de uitvoering van het project was voor het grootste deel te wijten aan de periode tussen de vaststelling van het bestemmingsplan en de uitspraak van de Afdeling, waar de Gemeente geen invloed op had. De rechtbank concludeerde dat de Eylaenden niet kon stellen dat de Gemeente in verzuim was geraakt en wees de vordering af.
De rechtbank veroordeelde de Eylaenden in de proceskosten, die aan de zijde van de Gemeente tot op heden waren begroot op € 1.479,--. Dit vonnis werd uitgesproken op 11 september 2013.