ECLI:NL:RBROT:2013:7822
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd aan horeca-inrichting wegens overtreding van de Tabakswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horeca-eigenaar en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiseres, eigenaresse van een café, kreeg een boete van € 600 opgelegd wegens overtreding van artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet. De overtreding werd vastgesteld tijdens een controle op 15 december 2011, waarbij werd geconstateerd dat er in de horeca-inrichting werd gerookt, terwijl dit niet was toegestaan. De minister had eerder op 20 april 2012 een boete opgelegd, die na bezwaar door de minister op 20 augustus 2012 werd gehandhaafd.
De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet kon aantonen dat haar café, dat volgens de vergunning een vloeroppervlak van 75 m2 had, onder de uitzondering viel die een rookverbod mogelijk maakte. De eiseres stelde dat de oppervlakte van de toiletten en de entree niet meegeteld moesten worden, maar de rechtbank vond deze stelling niet onderbouwd. De rechtbank bevestigde dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met de wetgeving.
De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het gefixeerde boetesysteem af te wijken. De uitspraak van de rechtbank was dat het beroep van de eiseres ongegrond werd verklaard, en de boete bleef in stand. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 oktober 2013, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.