ECLI:NL:RBROT:2013:7822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-12_04242
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan horeca-inrichting wegens overtreding van de Tabakswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horeca-eigenaar en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiseres, eigenaresse van een café, kreeg een boete van € 600 opgelegd wegens overtreding van artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet. De overtreding werd vastgesteld tijdens een controle op 15 december 2011, waarbij werd geconstateerd dat er in de horeca-inrichting werd gerookt, terwijl dit niet was toegestaan. De minister had eerder op 20 april 2012 een boete opgelegd, die na bezwaar door de minister op 20 augustus 2012 werd gehandhaafd.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet kon aantonen dat haar café, dat volgens de vergunning een vloeroppervlak van 75 m2 had, onder de uitzondering viel die een rookverbod mogelijk maakte. De eiseres stelde dat de oppervlakte van de toiletten en de entree niet meegeteld moesten worden, maar de rechtbank vond deze stelling niet onderbouwd. De rechtbank bevestigde dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met de wetgeving.

De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het gefixeerde boetesysteem af te wijken. De uitspraak van de rechtbank was dat het beroep van de eiseres ongegrond werd verklaard, en de boete bleef in stand. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 oktober 2013, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 12/4242

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2013 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

en

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (de minister), verweerder

gemachtigde: drs. R.N. Ramsoedh.

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2012 (het primaire besluit) heeft de minister aan eiseres een boete van € 600,- opgelegd wegens overtreding van artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet.
Bij besluit van 20 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Namens de minister is een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2013. Eiseres is verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1. In artikel 11a, vierde lid van de Tabakswet is bepaald:
“Diegenen die – anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 of 11 – het beheer hebben over voor het publiek toegankelijke gebouwen, voor zover die gebouwen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, zijn verplicht tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.
Op grond van artikel 11b, eerste lid, van de Tabakswet, voor zover hier van belang, kan de minister een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 11a van de Tabakswet.
Op grond van artikel 11b, tweede lid, van de Tabakswet wordt de hoogte van de bestuurlijke boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste:
a. € 450.000,- bedraagt wegens overtreding van artikel 5 of 5a, indien die overtreding is begaan door een fabrikant, groothandel of importeur van tabaksproducten;
b. € 4.500,- bedraagt in andere dan de onder a bedoelde gevallen.
Op grond van de bijlage bij artikel 11b van de Tabakswet vallen onder categorie C overtredingen met betrekking tot het treffen van maatregelen die voorkomen dat overlast of hinder wordt ondervonden van het roken door anderen (rookverbod), waaronder artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet. Overtredingen behorend tot categorie C worden bestraft met een bestuurlijke boete van € 600,-.
1.2. In artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten (Besluit) is bepaald:
“1. Degene die het beheer heeft over een van de volgende gebouwen, anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0004302/geldigheidsdatum_09-08-2013), 11 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0004302/geldigheidsdatum_09-08-2013) of 11a, eerste tot en met derde lid, van de Tabakswet (http://wetten.overheid.nl/BWBR0004302/geldigheidsdatum_09-08-2013), is verplicht daarin een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven:
a. horeca-inrichtingen;
(..)
2.
De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor de zelfstandige zonder personeel die een horecabedrijf exploiteert met daarin één enkele horecalokaliteit die blijkens de hem krachtens artikel 3 van de Drank- en Horecawet (http://wetten.overheid.nl/BWBR0002458/geldigheidsdatum_09-08-2013) verleende vergunning een vloeroppervlak heeft van minder dan 70m2.”
2.
Eiseres is eigenaresse van Café[naam] in [plaatsnaam]. Op 15 december 2011 hebben controleambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) blijkens een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 14 februari 2012 deze horeca-inrichting geïnspecteerd en geconstateerd dat er in het voor publiek toegankelijk deel door een vrouw die aan de bar zat werd gerookt en dat eiseres achter de bar horecawerkzaamheden verrichtte. Uit het proces-verbaal blijkt verder dat de controleambtenaar heeft vastgesteld dat uit de gegevens van het Drank en Informatie Systeem van de NVWA blijkt dat de oppervlakte van de horeca-inrichting van eiseres 75 m2 bedraagt, zodat de uitzondering als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit niet van toepassing is. Eiseres heeft verklaard, nadat haar de cautie is gegeven, dat zij dacht dat er gerookt mocht worden in het café omdat de meters van de bar en het biljart van de oppervlakte afgaan.
3.
De minister heeft op basis van het proces-verbaal een overtreding van artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet vastgesteld en aan eiseres bij het primaire besluit een boete opgelegd van € 600,-.
4.
De rechtbank stelt voorop dat uit het proces-verbaal van 14 februari 2012 blijkt dat ten tijde van de controle op 15 december 2011 werd gerookt in de horeca-inrichting van eiseres, terwijl er tijdens die controle klanten aanwezig waren.
5.1.
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat niettemin geen sprake is van overtreding van artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet omdat de horeca-inrichting een vloeroppervlak heeft van minder dan 70 m2, zodat zij op grond van artikel 3, tweede lid, van het Besluit is vrijgesteld van de verplichting een rookverbod in te stellen, oordeelt de rechtbank als volgt.
5.2.
Uit een oogpunt van handhaafbaarheid heeft de regelgever, zonder in strijd te komen met enige rechtsregel, als uitgangspunt kunnen nemen dat de horecaonderneming om voor de ontheffing van de plicht een rookverbod in te stellen in aanmerking te komen een enkele horecalokaliteit exploiteert die blijkens de hem krachtens artikel 3 van de Drank- en Horecawet verleende vergunning een vloeroppervlak heeft van minder dan 70 m2. Daarmee is echter niet gegeven dat in een situatie waarin de betrokkene achteraf aannemelijk maakt dat bedoelde vergunning uitgaat van een onjuiste maatvoering materieel sprake is van een overtreding van artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet. De betrokkene kan ook op andere wijze aannemelijk maken dat de inrichting een vloeroppervlak heeft van minder dan 70 m2, zodat de oppervlaktevermelding in de Drank- en Horecavergunning een weerlegbaar bewijsvermoeden behelst.
5.3.
Niet is in geschil dat de horeca-inrichting blijkens de aan eiseres krachtens de
Drank- en Horecawet verleende vergunning een vloeroppervlakte heeft van 75m2. Eiseres heeft gesteld dat de vergunning uitgaan van een onjuiste maatvoering, omdat de ruimte voor de toiletten en de entree in totaal 6 m2 bedraagt en deze oppervlakte - naar de rechtbank begrijpt - ten onrechte is begrepen in de op de vergunning vermelde oppervlakte van 75m2. Met deze enkele, niet met stukken onderbouwde, stelling heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de in de drank- en horecawetvergunning genoemde oppervlakte onjuist is en dat de vloeroppervlakte van haar café feitelijk kleiner is dan 70 m2. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij ook nog geen aanvraag heeft ingediend om de drank- en horecawetvergunning te laten wijzigen.
5.4.
Gelet op het vorenstaande heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres het bepaalde in artikel 11a, vierde lid, heeft overtreden. De minister was dan ook op grond van artikel 11b, eerste lid, van de Tabakswet bevoegd om eiseres een bestuurlijke boete op te leggen.
6.
De minister heeft de hoogte van de boete bepaald op € 600,- op basis van de in de bijlage bedoeld in artikel 11b, tweede lid, en artikel 12c van de Tabakswet neergelegde regeling. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden die aanleiding vormen voor matiging op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van het gefixeerde boetebedrag. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de wetgever bij de vaststelling van de tarieven een afweging heeft gemaakt over de evenredigheid van de boetetarieven, dat de boete relatief gering is en de overtreding heeft plaatsgevonden binnen het kader van de normale bedrijfsvoering, zodat slechts in uitzonderlijke omstandigheden, die niet zijn gebleken, aanleiding zal bestaan voor matiging van het boetebedrag.
7.
Gelet op het vorenstaande kan het bestreden besluit in stand blijven en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
8.
Nu het beroep ongegrond is, bestaat er voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Bergen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 oktober 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.