ECLI:NL:RBROT:2013:7736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
10/661269-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verzorgster in ontuchtzaak met patiënten in verzorgingshuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verzorgster van een verzorgingshuis, die werd beschuldigd van ontucht met twee patiënten. De verdachte, geboren in 1956, werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. B.A.S.E. Maandag. De officier van justitie, mr. L.H.M. Jager-Huiskens, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf opgelegd. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met de patiënten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die beiden in juli 2012 in het verzorgingshuis verbleven.

Tijdens de zitting op 17 september 2013 zijn de verklaringen van de aangeefsters en getuigen besproken. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De verklaringen van de slachtoffers waren niet consistent en er was geen aanvullend bewijs dat de inhoud van hun verklaringen bevestigde. De rechtbank stelde dat de belastende verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen, omdat deze verklaringen voortkwamen uit de verklaringen van de slachtoffers zelf.

De rechtbank concludeerde dat de eisen voor schakelbewijs niet waren gehaald en dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank hefte ook het bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van ontucht, waar de verklaringen van slachtoffers cruciaal zijn voor de bewijsvoering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: [parketnummer]
Datum uitspraak: 1 oktober 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. B.A.S.E. Maandag, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2013.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager-Huiskens heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot:
• een gevangenisstraf voor de duur van 4 dage) met aftrek van voorarrest;
• een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maande), met een proeftijd van ) jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, mede inhoudende de verplichting tot het volgen van een training voor zedendelinquenten;
• een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren.
BEANTWOORDING VAN DE BEWIJSVRAAG
standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten, ondanks de ontkenning van de verdachte, wettig en overtuigend zijn bewezen. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van de aangeefster [aangeefster 1], de verklaringen van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Beide feiten hangen nauw met elkaar samen en de beide slachtoffers hebben gedetailleerd, onafhankelijk van elkaar en zonder dat zij vooraf met elkaar te hebben gesproken met de getuige [getuige 2] gedeeld wat hen was overkomen, waardoor over en weer het bewijs voor het ene strafbare feit wordt ondersteund door het bewijs voor het andere strafbare feit.
standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Unus testis nullus testisPrimair dient de verdachte te worden vrijgesproken bij gebrek aan voldoende wettig bewijs. De bewezenverklaring kan niet enkel berusten op de belastende verklaringen van de aangeefsters. De nadien door anderen afgelegde verklaringen kunnen niet als steunbewijs worden gebruikt omdat deze, direct of indirect, uit dezelfde bronnen, te weten de respectievelijke slachtoffers, afkomstig zijn. Derhalve is niet voldaan aan het vereiste wettelijke bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters
Subsidiair dient vrijspraak te volgen omdat de verklaringen van de beide slachtoffers als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt.
[slachtoffer 1] heeft op enig moment niet alleen verklaard “dat zij alles kwijt was”, maar uit haar verklaring blijkt bovendien dat zij zich een aantal heel specifieke zaken niet kan herinneren. Daarbij komt dat haar verklaring dat de verdachte de avond voor het beweerde incident samen met een jonger persoon in haar kamer is geweest, geen weerklank vindt in andere stukken. Voorts heeft zij verklaard dat zij twijfelde of zij aangifte moest laten doen. De verdachte heeft erop gewezen dat het contact tussen haar en [slachtoffer 1] niet prettig verliep. Niet uit te sluiten is dat de aangeefster heeft willen bereiken dat zij niet langer door de verdachte verzorgd werd.
[slachtoffer 2] kan zich de datum waarop het incident gebeurd zou zijn zelf niet herinneren en haar mededeling dat het op 13 juli 2012 moet hebben plaatsgevonden is haar duidelijk ingegeven door de politie. Dat het voorval op die datum heeft plaatsgevonden komt in het dossier verder niet terug. Bovendien heeft de verdachte, onderbouwd met stukken, verklaard op 13 juli 2012 niet te hebben gewerkt. Het door de [slachtoffer 2] gegeven signalement van de dader, te weten een vrouw met een geel/bruinige huidskleur met een leeftijd van 22 jaar of ouder, past in het geheel niet bij het uiterlijk van de verdachte.
Overtuiging
Meer subsidiair moet vrijspraak volgen, omdat op grond van de bewijsmiddelen niet tot de overtuiging gekomen kan worden dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte werkt al 25 jaar naar tevredenheid van haar werkgevers in de zorg. Indien zij zich aan ontucht met [slachtoffer 1] schuldig zou hebben gemaakt, zou het niet in de rede hebben gelegen dat zij daarna een collega zou benaderen met de mededeling dat [slachtoffer 1] niet langer door haar wil worden verzorgd.
Bovendien heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij zich weliswaar niet meer kan herinneren of zij hetgeen haar is overkomen ook met anderen heeft gedeeld, maar dat er in het verzorgingstehuis onderling wel over de gebeurtenissen wordt gepraat, waardoor niet met zekerheid kan worden gezegd dat beide dames niet over en weer op de hoogte waren van hetgeen hen overkomen zou zijn. Dit pleit tegen het gebruik van schakelbewijs.
Oordeel rechtbank
Uitgegaan wordt van het volgende.
[slachtoffer 1] - 91 jaar oud - en [slachtoffer 2] - 83 jaar oud - (verder ook: ‘de beide dames’) verbleven in juli 2012 in verzorgingshuis “[naam verzorgingstehuis]” op de afdeling “[naam afdeling]”. De verdachte is daar die maand enkele malen ingezet als verzorgster. De beide dames hebben ieder voor zich verklaard dat met hen door één van de verzorgsters tijdens de verzorging ontuchtige handelingen zijn gepleegd, onder andere bestaand uit het kussen van hen. Bij [slachtoffer 1] zou de verzorgster bovendien met de vingers tussen de schaamlippen hebben gewreven. [slachtoffer 1] heeft duidelijk gemaakt dat de verzorgster waarover zij spreekt de verdachte is. Op de ochtend van 14 juli 2012 maakten beide dames bij een collega van de verdachte, de getuige [getuige 2], melding van de incidenten.
De verdachte heeft het tenlastegelegde van meet af aan stellig ontkend. Zij heeft verklaard dat zij louter de billen van [slachtoffer 1] ter verzorging heeft ingesmeerd met zalf en bij [slachtoffer 2] de liezen. De verdachte heeft ter zitting aan de hand van haar agenda en een werklijst betoogd dat zij op 13 juli 2012 niet op de afdeling “[naam afdeling]” heeft gewerkt.
Vastgesteld moet worden dat naast de verklaringen van de beide dames over de twee onderscheidene incidenten er geen bewijs uit andere bron voorhanden is dat de inhoud van hun verklaringen in directe zin bevestigt. De belastende verklaringen van de in deze zaak gehoorde getuigen houden slechts in hetgeen die getuigen van de beide dames hebben gehoord.
Nu het bewijs dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, op grond van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige, ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag of de tenlastegelegde feiten ondanks hetgeen zojuist is vastgesteld kunnen worden bewezen. Om tot een bewezenverklaring van de feiten te kunnen komen zou dan het gebruik van schakelbewijs noodzakelijk zijn. De rechtbank is van oordeel dat daarvoor hoge eisen aan de overtuigende kracht van de betreffende verklaring moeten worden gesteld. In dit geval wordt aan die eisen niet voldaan.
[slachtoffer 1] heeft tegenover de verschillende getuigen en de politie op belangrijke punten niet steeds consistent verklaard over hetgeen haar zou zijn overkomen en daarnaast kan zij zich een aantal belangrijke details niet herinneren. Bovendien heeft getuige [getuige 2] verklaard dat [slachtoffer 1] op 14 juli 2012 tegen haar heeft gezegd dat het voorval zich op de daaraan voorafgaande avond had voorgedaan, terwijl de verdachte onderbouwd heeft gesteld op 13 juli 2012 niet op “[naam afdeling]” te hebben gewerkt en die stelling verder niet door andere gegevens wordt tegengesproken.
Met betrekking tot de verklaring van [slachtoffer 2] geldt dat zij heeft verklaard dat de ontucht is gepleegd door een vrouw met een geel/bruine huidskleur van “een jaar of 22 of ouder”. Deze beschrijving van de dader past niet bij de leeftijd van de verdachte, die toentertijd 55 jaar oud was. Door haar zijn verder geen voldoende specifieke bijzonderheden genoemd die direct in de richting van de verdachte wijzen. Reeds om die reden biedt deze verklaring te weinig aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Bovendien is op basis van de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende duidelijk geworden of hetgeen waarover zij heeft verklaard al dan niet op 13 juli 2012 heeft plaatsgevonden, een dag ten aanzien waarvan, zoals hiervoor al bleek, de verdachte een begin van aannemelijkheid heeft geleverd dat zij het feit niet kan hebben gepleegd.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van de aan de verdachte verweten feiten ontbreekt en de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr.drs. J.J.I. de Jong, voorzitter,
en mrs. E.I. Mentink en C. Laukens, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2013.
Bijlage bij vonnis van 1 oktober 2013:

TEKST TENLASTELEGGING

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij
in of omstreeks de periode van 1 juli tot en met 15 juli 2012
te Krimpen aan den IJssel
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en / of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden
-dat verdachte haar, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] duwde en/of bracht en/of op en neer bewoog en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toevoegde: "Lekker he?",althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
-dat verdachte (op) de mond van die [slachtoffer 1] zoende,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en / of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
-onverhoeds (tijdens verzorgingshandelingen) haar vinger(s) in de schede
en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of gehouden en/of
op en neer bewogen en/of (vervolgens)
-onverhoeds (op) de mond van die [slachtoffer 1] heeft gezoend;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht) art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorver het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij
in of omstreeks de periode van 1 juli tot en met 15 juli 2012
te Krimpen aan den IJssel
terwijl zij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft zij tijdens verzorgingshandelingen haar vingers(s) in de schede en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en/of heen en weer bewogen en die [slachtoffer 1] daarbij de woorden toegevoegd: "Lekker he?", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens) (op) de mond van die [slachtoffer 1] gezoend;
(artikel 249 Wetboek van Strafrecht)
art 249 lid 2 ahfsub 3 Wetboek van Strafrecht
2.
zij
in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 15 ju1i 2012 te Krimpen aan den IJssel,
terwijl zij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft zij die [slachtoffer 2] op de wang en/of bij de mond gezoend en/of vervolgens deze [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik zou u wel willen bevredigen", althans woorden van gelijke aard of strekking;
(artikel 249 Wetboek van Strafrecht)
art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij
in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 15 juli 2012 te Krimpen aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
terwijl zij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht te plegen met [slachtoffer 2], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte’s hulp en/of zorg had toevertrouwd,
die [slachtoffer 2] op de wang en/of bij de mond heeft gezoend en/of vervolgens deze [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Ik zou u wel willen bevredigen", althans woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 45 juncto 249 Wetboek van Strafrecht)