Dit betoog faalt.
Eiseres is leidinggevende bij het gemeentelijk bedrijf Toezicht. De ambtenaren van Toezicht spreken burgers aan op overtredingen op het gebied van verkeer en milieu. Als handhavers dienen zij integer te zijn, waarbij de leidinggevende een voorbeeldfunctie heeft. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat er diverse malen en op verschillende manieren bij de leidinggevenden aandacht is gevraagd voor het uitgangspunt dat de medewerkers zo lang mogelijk op straat moeten zijn en zich pas 5 minuten voor het einde van de diensttijd mogen omkleden. De directeur heeft de afspraken diverse malen uiteengezet en daarbij aangegeven dat voor elke dienst acht uur wordt geschreven en dat onvoorziene omstandigheden moeten worden verantwoord. Over die regels kan naar het oordeel van de rechtbank geen misverstand bestaan.
Eiseres heeft geen deugdelijke verklaringen gegeven op grond waarvan verweerder de verweten gedragingen niet of in mindere mate ten grondslag zou mogen leggen aan zijn standpunt. Verweerder mag van eiseres, zeker gelet op haar functie, in redelijkheid verwachten dat zij de gewerkte uren juist verantwoordt en een avonddienst niet vroegtijdig beëindigt. Voor zover eiseres bepleit dat het vroegtijdig beëindigen van de avonddienst relatief slechts een korte tijd betreft en dat het werk klaar was, gaat eiseres eraan voorbij dat haar niet is opgedragen een bepaalde hoeveelheid werk te verrichten maar haar onder andere is opgedragen een bepaalde tijd op haar werk aanwezig en paraat te zijn. Bovendien heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht van belang geacht dat indien eiseres te vroeg afsloot ook de medewerkers te vroeg naar huis werden gestuurd. Het feit dat andere teamleiders hun avonddienst ook (weleens) eerder beëindigden, is geen rechtvaardiging voor eiseres dit ook te doen. Overigens blijkt uit de stukken dat dit bij andere medewerkers niet zo vaak voorkwam als bij eiseres. Daarbij is van belang dat eiseres het eerder afsluiten niet in het WBU registreerde terwijl zij op het moment dat zij langer werkte deze extra uren wel registreerde. Dat eiseres meent dat een eerder vertrek gerechtvaardigd was als de administratie eerder was afgerond, duidt naar het oordeel van de rechtbank op niet integer gedrag.
Verder heeft eiseres niet onderbouwd dat op 15 en 25 januari 2011 sprake was van extreem weer, noch heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij daarom toestemming had om eerder weg te gaan. Aan de verklaring van, destijds, haar leidinggevende hecht de rechtbank niet de waarde die eiseres daaraan toegekend wenst te zien, nu deze bijna anderhalf jaar later is opgesteld, niet is ondertekend en de aanstelling van deze leidinggevende vanwege een vertrouwensbreuk is beëindigd. Dat dit laatste niet klopt, is door eiseres wel gesteld, maar niet onderbouwd, zodat de rechtbank eiseres daarin niet volgt. Voorts heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij op 30 juli 2011 eerder weg moest vanwege een lekkage bij haar thuis. Uit wat eiseres ter zitting heeft gesteld over het ruilen van diensten en het registeren van uren volgt niet dat het voor haar niet mogelijk was haar uren in het WBU juist te verantwoorden. Dat eiseres haar op 9 augustus 2011 gewerkte uren in het WBU achteraf heeft verantwoord op basis van het Uitvoeringsrooster, is mede gelet op de vele veranderingen in de planning, verwijtbaar en de gevolgen daarvan komen voor haar rekening en risico. De stelling van eiseres dat zij een andere dienst in de week van 8 oktober 2011 (week 40) niet heeft geschreven, terwijl zij wel gewerkt heeft, baat haar evenmin. Dit houdt namelijk nog steeds in dat de uren niet juist verantwoord zijn. Tot slot is voor de beoordeling of sprake is van (ernstig) plichtsverzuim niet van belang, voor zover eiseres dit bepleit, of zij met haar gedragingen (financieel) voordeel heeft behaald.
Verweerder kan dan ook worden gevolgd in zijn stelling dat een goed werknemer in gelijke omstandigheden de gedragingen van eiseres behoort na te laten en er sprake is van (ernstig) plichtsverzuim.