ECLI:NL:RBROT:2013:7462

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2013
Publicatiedatum
26 september 2013
Zaaknummer
AWB-12_1145
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van een ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2013 uitspraak gedaan in een ambtenarenzaak waarbij eiseres, werkzaam als teamleider bij de afdeling Toezicht van Publieksdiensten van de gemeente Dordrecht, disciplinair ontslag is opgelegd. De rechtbank oordeelde dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim door op meerdere dagen arbeidstijd te schrijven zonder daadwerkelijk te hebben gewerkt. Dit gedrag werd als onacceptabel beschouwd, vooral gezien haar leidinggevende functie, waarbij van haar verwacht werd dat zij een voorbeeldfunctie vervulde en integer handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op verschillende momenten te vroeg haar dienst heeft beëindigd, wat niet alleen haar eigen verantwoordelijkheden schond, maar ook invloed had op de medewerkers onder haar leiding. De rechtbank heeft het ontslag als niet onevenredig beoordeeld, gezien de structurele aard van de overtredingen en de hoge eisen van integriteit die aan haar functie verbonden zijn. Eiseres heeft in beroep geen overtuigende argumenten kunnen aanvoeren die haar gedragingen rechtvaardigen of de ernst van het plichtsverzuim ontkrachten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het besluit van de gemeente om haar te ontslaan bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en discipline binnen de publieke sector, vooral voor leidinggevenden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: DOR 12/1145

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 september 2013 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. J.A.J. de Jong-Koops,
en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, verweerder,

gemachtigde: mr. M.C.J. van den Brekel.

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2012 heeft verweerder eiseres met onmiddellijke ingang de maatregel van disciplinair ontslag opgelegd (ontslagbesluit).
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 21 mei 2012 bezwaar gemaakt.
Tevens heeft eiseres bij brief van 21 mei 2012 een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingediend bij de voorzieningenrechter.
Bij uitspraak van 7 juni 2012 heeft de voorzieningenrechter het ontslagbesluit geschorst tot en met zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Bij besluit van 21 augustus 2012 heeft verweerder, voor zover hier van belang, het bezwaar van eiseres tegen het ontslagbesluit ongegrond verklaard (bestreden besluit).
Tegen het bestreden besluit heeft eiseres bij brief van 24 september 2012 beroep ingesteld.
Tevens heeft eiseres bij brief van 24 september 2012 een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb ingediend bij de voorzieningenrechter.
Bij uitspraak van 6 november 2012 kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter nader onderzoek bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en heeft de voorzieningenrechter overeenkomstig de wens van beide partijen niet onmiddellijk uitspraak gedaan in de hoofdzaak. Het ontslagbesluit en het bestreden besluit voor zover dat strekt tot handhaving van het ontslagbesluit zijn geschorst tot de datum waarop de rechtbank uitspraak doet op het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013 te Dordrecht. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. E. Nijhof. Voorts zijn [betrokkene] en [betrokkene] ter zitting verschenen.

Overwegingen

1.1 Eiseres, geboren op [geboortedatum], is met ingang van 5 november 2008 aangesteld in de functie van teamleider bij de afdeling Toezicht van Publieksdiensten van de gemeente Dordrecht (Toezicht). Bij e-mail van 29 juli 2010 heeft de directeur van Toezicht de afspraken betreffende de werktijden uiteengezet. Verder blijkt uit het verslag van het teamleidersoverleg van 2 maart 2011 dat de eindtijd van de late dienst is besproken:
“Geconstateerd wordt dat medewerkers weer regelmatig te vroeg (10 tot 15 min) met hun jas aan staan om naar huis te gaan”.Voorts vermeldt de memo van aandachtspunten van 7 maart 2011, die mondeling met de teamleiders van Toezicht is besproken, onder andere:
“er is wat mis met de discipline van een aantal collega’s. En dat heeft doorwerking naar de hele organisatie. Dat het in de discipline mis gaat is mede het gevolg van het niet-optreden c.q. de beperkte controle door de teamleider van dienst.”Tevens is bij het MT/teamleidersoverleg van 8 maart 2011 de rol van de teamleider besproken. Ook bevinden zich in het dossier een e-mail van 21 oktober 2011 en een verslag van het MT van 3 november 2011 die gaan over het gedrag dat van teamleiders verwacht wordt.
Naar aanleiding van een melding op 25 november 2011 van een teamleider over misstanden binnen Toezicht, de rechtbank begrijpt dat dit (ook) het gedrag van eiseres betrof er uit bestaande dat zij aan een collega had aangegeven dat zij op 8 oktober 2011 niet zou komen werken maar wel haar uren zou schrijven, is de directie van Toezicht een oriënterend onderzoek gestart. Vervolgens heeft de directie Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (Hoffmann) opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar mogelijk niet integer handelen door een aantal teamleiders bij Toezicht. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport van Hoffmann van 20 februari 2012.
1.2 Aan het voorgaande ontleent de rechtbank de indruk van een onrustige organisatie, waarbinnen een gebrek aan discipline onder de medewerkers heerst, een management dat trachtte een cultuuromslag te bewerkstelligen en daarvoor de bij Toezicht werkzame teamleiders meermalen heeft aangesproken.
Voorts leidt de rechtbank af uit het dossier dat het plannen en registeren van gewerkte uren binnen Toezicht als volgt hoort te verlopen. Volgens een vier-wekelijks rooster (Uitvoeringsrooster) voert de planner van het bedrijfsbureau de werktijden en het soort werk in, in het geautomatiseerde systeem van de afdeling. Op basis van het Uitvoeringsrooster draait de planner dagelijks een dag- en avondrooster uit voor de volgende werkdag. Het WBU is het tijdschrijfsysteem voor de medewerkers van Toezicht. Elke medewerker voert hier dagelijks in hoeveel uur hij/zij heeft gewerkt en wat voor soort werkzaamheden zijn verricht, dan wel of men ziek of met verlof is geweest. Elke medewerker heeft hiervoor een unieke inlogcode.
2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, voor zover hier van belang, overeenkomstig en met verwijzing naar de inhoud van het advies van de Bezwarencommissie bezwaarschriften gemeentepersoneel, het bezwaar van eiseres tegen het ontslagbesluit ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd. Verweerder heeft eiseres de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag opgelegd, omdat zij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Mede onder verwijzing naar het rapport van Hoffman heeft verweerder hieraan ten grondslag gelegd dat eiseres op vrijdag 21 januari 2011, dinsdag 9 augustus 2011 en zaterdag 8 oktober 2011 acht uren als arbeidstijd heeft geschreven, terwijl zij op die dagen niet heeft gewerkt. Daarnaast heeft eiseres in 2011 39 van de 50 keer dat zij dit heeft gedaan, het gemeentegebouw afgesloten voor het einde van de diensttijd. Als gevolg hiervan hebben eiseres en de medewerkers die onder haar leiding stonden het gebouw voortijdig verlaten en minder gewerkt. Verder is eiseres twee keer te laat voor een vroege dienst verschenen en is eiseres op een werkdag waarop zij een twee uur durend examen had, zonder verantwoording hierover, niet op haar werk verschenen.
3.
Op grond van artikel 8:13 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten (hierna: CAR/UWO) kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Op grond van artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR/UWO kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt disciplinair worden gestraft.
Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
4.
Allereerst dient te worden beoordeeld of de verweten gedragingen door eiseres zijn gepleegd.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht vastgesteld dat eiseres op 21 januari 2011, 9 augustus 2011 en 8 oktober 2011 acht uur arbeidstijd heeft geschreven terwijl zij op die dagen niet heeft gewerkt. Ook heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres van de 50 avonddiensten die zij in 2011 had, er 39 voor het einde van de diensttijd heeft afgesloten. In beroep heeft eiseres niet weersproken dat zij twee keer te laat is verschenen voor een vroege dienst en dat zij op 20 december 2011 na ten hoogste een halve cursusdag de rest van de dag afwezig is geweest zonder daarvoor verlof op te nemen. Uit het overgenomen advies van de adviescommissie volgt voor de rechtbank dat ook deze feitelijke gedragingen ten grondslag liggen aan het bestreden besluit.
Het betoog van eiseres dat het vaststellen van de verweten gedragingen en daarmee het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder en Hoffman in hun onderzoek gebruik hebben gemaakt van de gegevens van het parkeerabonnement van eiseres, faalt.
Nog los van de vraag in hoeverre dit abonnement privé was, is op grond van vaste jurisprudentie het gebruik van deze gegevens slechts dan niet toegestaan, indien zij zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheidswerkgever mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Uit wat eiseres aanvoert volgt niet dat de inbreuk op de privacy van eiseres dermate is dat hiervan sprake is.
Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht gesteld dat eiseres zich aan de verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt.
5.
Eiseres betoogt dat de verweten gedragingen geen ernstig plichtsverzuim opleveren.
5.1
Dit betoog faalt.
Eiseres is leidinggevende bij het gemeentelijk bedrijf Toezicht. De ambtenaren van Toezicht spreken burgers aan op overtredingen op het gebied van verkeer en milieu. Als handhavers dienen zij integer te zijn, waarbij de leidinggevende een voorbeeldfunctie heeft. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat er diverse malen en op verschillende manieren bij de leidinggevenden aandacht is gevraagd voor het uitgangspunt dat de medewerkers zo lang mogelijk op straat moeten zijn en zich pas 5 minuten voor het einde van de diensttijd mogen omkleden. De directeur heeft de afspraken diverse malen uiteengezet en daarbij aangegeven dat voor elke dienst acht uur wordt geschreven en dat onvoorziene omstandigheden moeten worden verantwoord. Over die regels kan naar het oordeel van de rechtbank geen misverstand bestaan.
Eiseres heeft geen deugdelijke verklaringen gegeven op grond waarvan verweerder de verweten gedragingen niet of in mindere mate ten grondslag zou mogen leggen aan zijn standpunt. Verweerder mag van eiseres, zeker gelet op haar functie, in redelijkheid verwachten dat zij de gewerkte uren juist verantwoordt en een avonddienst niet vroegtijdig beëindigt. Voor zover eiseres bepleit dat het vroegtijdig beëindigen van de avonddienst relatief slechts een korte tijd betreft en dat het werk klaar was, gaat eiseres eraan voorbij dat haar niet is opgedragen een bepaalde hoeveelheid werk te verrichten maar haar onder andere is opgedragen een bepaalde tijd op haar werk aanwezig en paraat te zijn. Bovendien heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht van belang geacht dat indien eiseres te vroeg afsloot ook de medewerkers te vroeg naar huis werden gestuurd. Het feit dat andere teamleiders hun avonddienst ook (weleens) eerder beëindigden, is geen rechtvaardiging voor eiseres dit ook te doen. Overigens blijkt uit de stukken dat dit bij andere medewerkers niet zo vaak voorkwam als bij eiseres. Daarbij is van belang dat eiseres het eerder afsluiten niet in het WBU registreerde terwijl zij op het moment dat zij langer werkte deze extra uren wel registreerde. Dat eiseres meent dat een eerder vertrek gerechtvaardigd was als de administratie eerder was afgerond, duidt naar het oordeel van de rechtbank op niet integer gedrag.
Verder heeft eiseres niet onderbouwd dat op 15 en 25 januari 2011 sprake was van extreem weer, noch heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij daarom toestemming had om eerder weg te gaan. Aan de verklaring van, destijds, haar leidinggevende hecht de rechtbank niet de waarde die eiseres daaraan toegekend wenst te zien, nu deze bijna anderhalf jaar later is opgesteld, niet is ondertekend en de aanstelling van deze leidinggevende vanwege een vertrouwensbreuk is beëindigd. Dat dit laatste niet klopt, is door eiseres wel gesteld, maar niet onderbouwd, zodat de rechtbank eiseres daarin niet volgt. Voorts heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij op 30 juli 2011 eerder weg moest vanwege een lekkage bij haar thuis. Uit wat eiseres ter zitting heeft gesteld over het ruilen van diensten en het registeren van uren volgt niet dat het voor haar niet mogelijk was haar uren in het WBU juist te verantwoorden. Dat eiseres haar op 9 augustus 2011 gewerkte uren in het WBU achteraf heeft verantwoord op basis van het Uitvoeringsrooster, is mede gelet op de vele veranderingen in de planning, verwijtbaar en de gevolgen daarvan komen voor haar rekening en risico. De stelling van eiseres dat zij een andere dienst in de week van 8 oktober 2011 (week 40) niet heeft geschreven, terwijl zij wel gewerkt heeft, baat haar evenmin. Dit houdt namelijk nog steeds in dat de uren niet juist verantwoord zijn. Tot slot is voor de beoordeling of sprake is van (ernstig) plichtsverzuim niet van belang, voor zover eiseres dit bepleit, of zij met haar gedragingen (financieel) voordeel heeft behaald.
Verweerder kan dan ook worden gevolgd in zijn stelling dat een goed werknemer in gelijke omstandigheden de gedragingen van eiseres behoort na te laten en er sprake is van (ernstig) plichtsverzuim.
6.
De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan het (ernstig) plichtsverzuim eiseres niet kan worden toegerekend. Verweerder was dan ook bevoegd eiseres disciplinair te straffen wegens ernstig plichtsverzuim.
7.
Eiseres betoogt dat het strafontslag onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim.
7.1
Dit betoog faalt.
Gelet op de structurele aard van het vroegtijdig beëindigen van de avonddiensten (39 van de 50 keer), waarbij verweerder in dit kader aannemelijk heeft gemaakt dat het van belang is dat het personeel tot het einde van de dienst aanwezig is, in combinatie met de overige eiseres te verwijten gedragingen en gezien de leidinggevende (voorbeeld)functie van eiseres, is het begane plichtsverzuim zodanige ernstig dat disciplinair ontslag als reactie hierop naar het oordeel van de rechtbank niet onevenredig is. Door haar gedragingen heeft eiseres het in haar gestelde vertrouwen zeer ernstig beschaamd en blijk gegeven dat zij zich onvoldoende bewust is van de verplichtingen die uit de aard van haar functie voortvloeien en de hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid die worden gesteld aan medewerkers bij Toezicht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het belang van de organisatie in deze situatie zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres.
8.
Het beroep is ongegrond.
9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. LA.C. van Nifterick, voorzitter, en mr. J.J. Klomp en
mr. J.D.M. Nouwen, leden, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.