Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
mr. M.A.C. Prins, mr. M. van Kuilenburg en mr. P.M. van Russen Groen,rechters in de Afdeling Publiekrecht, team straf 3 van deze rechtbank, hierna de rechters.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 september 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters in een strafzaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de raadsman van de verdachte, die stelde dat de meervoudige strafkamer partijdig was door het afwijzen van een verzoek om getuigen te horen. De raadsman betoogde dat deze afwijzing de schijn van partijdigheid opriep, omdat de rechters al een oordeel hadden gevormd over de te gebruiken bewijsmiddelen. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 27 augustus 2013, maar de verdachte was niet aanwezig en had schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn.
De rechters hebben in hun verweer aangegeven dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is om beslissingen die een partij niet welgevallig zijn, tussentijds door de wrakingskamer te laten toetsen. Zij stelden dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was ontstaan door hun beslissing. De officier van justitie steunde de afwijzing van het wrakingsverzoek en stelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelde dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De afwijzing van het verzoek om getuigen te horen werd gezien als een procesbeslissing die niet automatisch leidt tot de conclusie dat de rechters partijdig waren. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.