ECLI:NL:RBROT:2013:6939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
6 september 2013
Zaaknummer
428653 / HA RK 13-663
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2013 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, mr. L.A.C. van Nifterick, was van mening dat de rechter in zijn zaak niet onpartijdig was, voornamelijk gebaseerd op de intonatie van de rechter tijdens de zitting. De wrakingskamer oordeelde echter dat de enkele beleving van verzoeker niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van schijn van vooringenomenheid. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank, waarbij zijn beroep ongegrond was verklaard. Hij had ervoor gekozen om de bestuursrechtelijke weg van bezwaar, beroep en verzet te volgen, ondanks dat hij zelf stelde dat zijn zaak verbintenisrechtelijk van aard was. De wrakingskamer benadrukte dat verzoeker vrij was om zich tot de burgerlijke rechter te wenden.

Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 12 augustus 2013 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zijn twijfels over de onafhankelijkheid van de rechter uiteenzette. De rechter heeft echter de feiten en omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd, bestreden en aangegeven dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter vooringenomen was. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 26 augustus 2013
Zaaknummer: 428653
Rekestnummer: HA RK 13-663
Zaaknummer bodemprocedure: ROT 12/381
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van
mr. L.A.C. van Nifterick, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team bestuursrecht 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 27 juni 2013 is door de rechter behandeld het door verzoeker ingestelde verzet tegen de uitspraak buiten zitting d.d. 11 oktober 2012 van deze rechtbank, waarbij het door verzoeker ingestelde beroep ongegrond werd verklaard.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker de rechter gewraakt.
Op 19 juli 2013 is het onderzoek ter terechtzitting geschorst en is de zitting van de wrakingskamer aangehouden tot de terechtzitting van 12 augustus 2013, omdat verzoeker niet ter zitting was verschenen.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van 27 juni 2013, met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
- het proces-verbaal van de zitting van 19 juli 2013;
- het dossier met zaaksnummer ROT 12/381.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief d.d. 1 juli 2013.
Ter zitting van 12 augustus 2013, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verzoeker verschenen en heeft zijn standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Uit het proces-verbaal van het ter zitting d.d. 27 juni 2013 verhandelde komt naar voren dat verzoeker de rechter wraakt op grond van het in zijn ogen onterecht afwijzen van zijn verzoek tot verdaging. Dit maakt het risico groot dat het niet tot een inhoudelijke behandeling van zijn zaak komt. Verzoeker stelt dat hij er niet op kan rekenen dat zijn verzet wordt toegewezen. Verder stelt verzoeker dat hij geen vertrouwen in de rechtbank heeft, omdat zij uitgaat van het standpunt van [naam zorgverzekeraar 1]. Verzoeker wil [naam zorgverzekeraar 1] ter zitting vragen kunnen stellen zodat hij rechtstreeks antwoord zal krijgen.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de kwestie dat zijn verzekering door [naam zorgverzekeraar 2] is beëindigd en opnieuw zonder zijn medeweten is afgesloten, verbintenissenrecht betreft. Verzoeker stelt dat alle handelingen van [naam zorgverzekeraar 2] en [naam zorgverzekeraar 1] vanaf dat moment onrechtmatig zijn geweest. De rechtbank gaat ten onrechte mee in het standpunt van [naam zorgverzekeraar 1] dat [naam zorgverzekeraar 1] in deze kwestie besluiten kan nemen.
Ter terechtzitting van de wrakingskamer heeft verzoeker uiteengezet dat de rechtbank de kant kiest van het overheidsorgaan. Verzoeker heeft sterk het gevoel dat er tunnelvisie heerst bij deze rechtbank inzake bestuursrechtzaken. Verzoeker heeft het gevoel dat er niet naar hem werd geluisterd en dat de rechter blindelings het verweer van [naam zorgverzekeraar 1] zou volgen. Aan de intonatie van de rechter kreeg hij het gevoel dat hij ongelijk zou gaan krijgen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Zij heeft daarbij - verkort en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:
De zaak betreft een verzetzaak ex art 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nadat een andere rechter van deze rechtbank het verzoek van verzoeker in een (8:54 Awb) uitspraak buiten zitting op 11 oktober 2012 ongegrond had verklaard. Naar mijn oordeel waren er tijdens het onderzoek ter zitting van 27 juni 2013 geen feiten of omstandigheden aanwezig waardoor de rechterlijke onafhankelijkheid in deze verzetzaak schade zou kunnen lijden. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij de vrees heeft dat zijn verzet door afwijzing van zijn verdagingsverzoek ongegrond wordt verklaard, waardoor zijn beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld en hij verweerder ter zitting niet kan bevragen over het omstreden besluit. Tijdens de behandeling ter zitting zijn naar mijn oordeel geen feiten en omstandigheden gebleken waaruit verzoeker heeft kunnen afleiden dat zijn verzet ongegrond zou worden verklaard.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is de enkele beleving van verzoeker omtrent de intonatie van de rechter niet voldoende voor de slotsom van schijn van vooringenomenheid. Daarenboven heeft verzoeker er zelf voor gekozen de bestuursrechtelijke weg van bezwaar, beroep en verzet te bewandelen in weerwil van het feit dat naar verzoeker zelf stelt zijn zaak met betrekking tot [naam zorgverzekeraar 2] verbintenisrechtelijk van aard is. Het staat verzoeker overigens vrij zich tot de burgerlijke rechter te wenden.
Het verzoek is mitsdien ongegrond.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. L.A.C. van Nifterick.
Deze beslissing is gegeven op 26 augustus 2013 door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzitter en mrs. H. van Lokven-van der Meer en R.F. de Knoop, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-