Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 maart 2013 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2013.
2.De feiten
Duur
(f 12.000,--). (…)
Indien door rechterlijke tussenkomst de overeenkomst van erfpacht wordt gewijzigd, hebben partijen het recht de overeenkomst van erfpacht op te zeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden.
in aanmerking nemende:
Waardebepaling
“stichtingswaarde”toegekend van in totaal: f 430.000,-- (zegge: vierhonderddertigduizend gulden)
f 215.000,-- (zegge: tweehonderdvijftienduizend gulden)
per 1 maart 2013(zegge: één maart tweeduizenddertien).”
3.Het geschil
in conventie
€ 411.924,00 bedraagt.
4.De beoordeling
in conventie
7 september 2011, LJN: BS8898). Gelet op al het voorgaande, zal de vergoeding uitsluitend op grond van artikel 5:87 lid 2 BW worden berekend.
€ 62.000,00. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft ter comparitie toegelicht dat daarop nog een bedrag van
€ 30.000,00 aan toekomstige canonopbrengsten in mindering dient te worden gebracht, omdat sprake is van een particuliere vererfpachter en het erfpachtrecht een zeer beperkte resterende looptijd kent. Deze door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemde ‘beperkingen’ zijn echter al verdisconteerd in de erfpachtswaarde, zodat het bedrag van € 30.000,00 niet in mindering wordt gebracht op het bedrag van € 62.000,00. Het erfpachtrecht vertegenwoordigt derhalve een waarde van € 412.000,00. Dit bedrag dient in beginsel aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te worden vergoed.
fl. 12.000,00 in 1993 tot € 20.000,00 in 2013, had de canon de afgelopen 20 jaar jaarlijks met (€ 20.000 - € 5.445,36 = € 14.554,64 / 20 = ) € 727,73 verhoogd dienen te worden. Uitgaande van een jaarlijkse stijging van de canon met dit bedrag, zou [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de periode 1993-2013 in totaal € 267.175,90 aan canon hebben ontvangen. Feitelijk heeft zij echter (ongeveer) € 6.000,00 aan canon per jaar ontvangen, en derhalve in de periode 1993-2013 in totaal (€ 6.000,00 x 20 = ) € 120.000,00. Op basis van deze berekening zou [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog een bedrag van (€ 267.175,90 - € 120.000,00 = ) € 140.175,90 verschuldigd zijn aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie], welk bedrag dient te worden afgetrokken van de erfpachtwaarde van € 412.000,00. Alsdan resteert een door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen bedrag van € 271.824,10. De rechtbank geeft partijen in overweging om – met inachtneming van het in r.o. 4.22 overwogene – een minnelijke regeling te betrachten.
1 maart 2018?
5.De beslissing
25 september 2013voor het nemen van een akte door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] uitsluitend ter zake hetgeen is overwogen in r.o. 4.24;