Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen ontvangen d.d. 15 mei 2013;
- het verweerschrift met bijlagen ontvangen d.d. 17 juli 2013;
- de mondelinge behandeling d.d. 23 juli 2013.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van DIREKTBANK N.V. tot ontruiming van een onroerende zaak gelegen aan [adres]. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.K.J. van der Wal, heeft verzocht om machtiging om de onroerende zaak in beheer te nemen en te ontruimen op grond van artikel 3:267 van het Burgerlijk Wetboek. De verweerders, [verweerder 1] en [verweerder 2], beiden wonende te Dordrecht en vertegenwoordigd door advocaat mr. Ch.W.A. van Dam, hebben verweer gevoerd tegen het verzoek.
De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 15 mei 2013 is ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 17 juli 2013 en een mondelinge behandeling op 23 juli 2013. De verweerders hebben aangevoerd dat er sprake is van overfinanciering en dat de verzoekster hen een nieuw aanbod had moeten doen. Tevens hebben zij gesteld dat een beëindigde levensverzekering niet heeft geleid tot vermindering van de hypotheekschuld en dat hun inkomen is gedaald. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat deze argumenten niet voldoende zijn om het verzoek af te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verweerders hun betalingen sinds september 2011 abrupt hebben gestaakt, onder de veronderstelling dat er een afspraak met de verzoekster was gemaakt. Deze afspraak is echter niet vastgelegd en door de verzoekster betwist. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de verweerders zich niet coöperatief hebben opgesteld en dat hun argumenten niet steekhoudend zijn. De verzoekster heeft voldaan aan de wettelijke formaliteiten en het verzoek is toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen na betekening van de beschikking, om de verzoekster in staat te stellen het pand voor de veiling gereed te maken.
De beslissing houdt in dat de verzoekster is gemachtigd om de onroerende zaak in beheer te nemen en dat de verweerders verplicht zijn om de onroerende zaak te ontruimen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.