ECLI:NL:RBROT:2013:6669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
C-11-101300 - HA ZA 13-2001
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een verklaring en betaling door een derde-beslagene in het kader van een executiegeschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de stichting Rivas Zorggroep (hierna: Rivas) dat de besloten vennootschap [X Beheer B.V.] (hierna: Beheer) wordt bevolen om een schriftelijke gerechtelijke verklaring af te leggen en een bedrag van ten minste € 100.000 per jaar aan Rivas te betalen. Deze vordering is voortgekomen uit een eerder vonnis waarbij [X Consultancy B.V.] (hierna: Consultancy) door de rechtbank Dordrecht was veroordeeld om aan Rivas een bedrag van € 362.545 te voldoen. Rivas heeft executoriaal beslag gelegd onder Beheer ten laste van Consultancy, maar Beheer heeft in een derdenverklaring aangegeven dat er geen rechtsverhouding bestaat tussen haar en Consultancy.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Rivas haar vorderingen tijdig heeft ingesteld en dat Beheer als derde-beslagene haar verklaring moet staven met gegevens en bescheiden. Rivas stelt dat de werkzaamheden die voor haar zijn verricht, feitelijk door Consultancy zijn uitgevoerd, maar dat Beheer deze werkzaamheden zonder vergoeding heeft overgenomen. Beheer betwist deze stelling en voert aan dat [betrokkene 1], die volgens Rivas in dienst is van Consultancy, in werkelijkheid in dienst is van Beheer.

De rechtbank oordeelt dat Rivas onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat [betrokkene 1] door Consultancy aan Beheer is uitgeleend. Ook de stelling dat Beheer onrechtmatig heeft gehandeld door Consultancy's werkzaamheden over te nemen zonder vergoeding, wordt niet onderbouwd. De rechtbank biedt Rivas de gelegenheid om haar stellingen aan te passen en/of aan te vullen. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een akte door Rivas, waarna Beheer de mogelijkheid heeft om te reageren. De beslissing is op 31 juli 2013 openbaar uitgesproken door mr. I. Bouter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/11/101300 / HA ZA 13-2001
Vonnis van 31 juli 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING RIVAS ZORGGROEP,
gevestigd te Gorinchem,
eiseres,
advocaat mr. P.A. Lanting,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X Beheer B.V.],
gevestigd te Gorinchem,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. de Haij.
Partijen zullen hierna Rivas en Beheer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 juli 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank Dordrecht heeft bij vonnis van 11 juli 2012 (hierna: het vonnis) [X Consultancy B.V.] (hierna: Consultancy), uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld om aan Rivas te voldoen € 362.545 met rente en kosten. Kort gezegd was de rechtbank van oordeel dat Consultancy een fout had gemaakt bij door haar in 2003 onder een met Rivas gesloten overeenkomst uitgevoerde werkzaamheden. Toen daarover in 2006 vragen kwamen van de Belastingdienst heeft Consultancy zich daarover gebogen.
2.2.
Op 17 september 2002 heeft Rivas uit hoofde van het vonnis executoriaal beslag doen leggen onder Beheer ten laste van Consultancy.
2.3.
Consultancy heeft hoger beroep ingesteld van het in 2.1 genoemde vonnis.
2.4.
Op 29 oktober 2012 heeft Beheer de verklaring als bedoeld in artikel 476a Rv (hierna: de derdenverklaring of de verklaring) afgelegd. In die verklaring staat dat er geen enkele rechtsverhouding tussen Beheer en Consultancy bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan Beheer op het tijdstip van het beslag nog iets van Consultancy te vorderen, te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.
2.5.
Bij brief van 29 oktober 2012 heeft Rivas de verklaring betwist en verzocht om een correcte, door feiten gestaafde derdenverklaring.
2.6.
De omschrijving van de activiteiten van Consultancy volgens het Handelsregister is:
“Organisatie-adviesbureaus Bedrijfsorganisatorisch-adviesbureau”.Onder
“werkzame personen”staat:
“1”. Enig aandeelhouder en bestuurder van Consultancy is Beheer.
2.7.
De omschrijving van de activiteiten van Beheer volgens het Handelsregister is:
“Holdings (geen financiële) Bedrijfsorganisatie-adviesbureau. Het geven van planeconomische adviezen, het voeren van project- en interimmanagement, het beheren en exploiteren van een adviesbureau op bedrijfsorganisatorisch gebied”.Onder
“werkzame personen”staat:
“1”. Enig aandeelhouder en bestuurder van Beheer is de heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]).

3.De vordering

3.1.
Rivas vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat:
Beheer wordt bevolen binnen 48 uur na betekening van het vonnis een schriftelijke, namens haar rechtsgeldig ondertekende gerechtelijke verklaring af te leggen met inachtneming van wat Rivas in de dagvaarding heeft gesteld, van hetgeen zij van Consultancy onder zich heeft en/of zal verkrijgen en/of Consultancy verschuldigd zal worden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag dat Beheer in gebreke blijft;
Beheer wordt veroordeeld, nadat die verklaring door haar zal zijn afgelegd, zodanige gelden, althans tenminste € 100.000 per jaar vanaf september 2010, aan Rivas ter uitvoering af en/of over te geven;
subsidiair, voor het geval geoordeeld zou worden dat Beheer minder aan Consultancy verschuldigd is, Beheer wordt veroordeeld tot betaling aan Rivas van dat (mindere) bedrag;
Beheer wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Rivas stelt daartoe het volgende.
De werkzaamheden die in de periode 2003-2007 voor Rivas zijn verricht, werden verricht door Consultancy. Na de beslaglegging heeft Consultancy zich ineens op het standpunt gesteld dat niet zij maar Beheer advieswerkzaamheden uitvoert. Uit de jaarstukken blijkt echter niet van een door Beheer aan Consultancy betaalde vergoeding voor een overname van de onderneming, de praktijk en/of de goodwill van Consultancy. Indien dat al juist zou zijn, worden de werkzaamheden feitelijk uitgevoerd door de (volgens de “publicatiestukken 2010”) enige werknemer van Consultancy, [betrokkene 1], zonder dat daarvoor een vergoeding aan Consultancy is verschuldigd door Beheer (dat zelf volgens diezelfde “publicatiestukken 2010” geen personeel heeft). Een in de branche gebruikelijk salaris voor een adviseur met 20 jaar ervaring als [betrokkene 1] bedraagt ten minste € 100.000. De door Beheer ondertekende derdenverklaring is onjuist en moet in die zin worden aangepast dat er een rechtsverhouding tussen haar en Consultancy bestaat, uit hoofde waarvan Beheer aan Consultancy een vergoeding is verschuldigd van ten minste € 100.000 per jaar.

4.Het verweer

4.1.
De conclusie van Beheer strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Rivas in de proceskosten.
4.2.
Beheer voert daartoe het volgende aan.
Betwist wordt dat [betrokkene 1] in dienst is van Consultancy; hij is in dienst van Beheer.
Betwist wordt dat Beheer activiteiten heeft overgenomen van Consultancy. Beheer deed en doet langlopende opdrachten van interimmanagement. Beheer heeft momenteel slechts één langlopende opdracht van twee dagen per week. Consultancy deed incidentele, kortlopende opdrachten van projectadviseurschap maar heeft al enige jaren geen werk.

5.De beoordeling

5.1.
Artikel 477 a lid 2 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien de derde-beslagene een verklaring heeft afgelegd, de executant bevoegd is deze geheel of ten dele te betwisten door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen. Beheer heeft haar verklaring op 29 oktober 2012 afgelegd. Door op 4 december 2012 te dagvaarden, heeft Rivas haar vorderingen binnen twee maanden nadien en dus tijdig ingesteld.
5.2.
Bij de beoordeling wordt het volgende vooropgesteld.
5.2.1.
Beheer dient als derdebeslagene haar verklaring ingevolge art. 476a lid 2 Rv zoveel mogelijk te staven met gegevens en bescheiden. Dit betekent echter niet dat zij de bewijslast heeft. De bewijslast rust op Rivas als beslaglegger voor zover zij aanvoert dat – anders dan in de derdenverklaring staat – Beheer wel degelijk een vordering heeft op Consultancy. Op Beheer rust echter wel een verzwaarde motiveringsplicht ingeval van betwisting door Rivas.
5.2.2.
Artikel 479a lid 1 Rv, dat Rivas ten grondslag legt aan haar vorderingen, bepaalt dat ingeval een schuldeiser voor een vordering verhaal zoekt op een schuldenaar, die om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten voor een derde verricht welker aard en omvang zodanig zijn, dat zij gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht, ten behoeve van die schuldeiser wordt aangenomen, dat daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd is.
5.2.3.
Bij de beoordeling van de vraag of zich een dergelijk geval zich voordoet, en, zo ja, welke vergoeding als redelijk aangenomen moet worden, worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in het bijzonder de aard van de verrichte werkzaamheden of diensten, de betrekkingen van verwantschap of van andere aard tussen de schuldenaar en de derde en de financiële draagkracht van deze laatste, zo bepaalt lid 2 van artikel 479a Rv.
5.3.
De stellingen van Rivas komen er in essentie op neer dat – uitgaande van de juistheid van de door Beheer ingenomen stelling dat zij advieswerkzaamheden uitvoert – de volgens Rivas op de loonlijst van Consultancy staande werknemer [betrokkene 1] door Consultancy wordt uitgeleend aan Beheer en dat Beheer daarvoor aan Consultancy een redelijke vergoeding zou moeten betalen van ten minste € 100.000.
5.4.
Beheer heeft betwist dat [betrokkene 1] in dienst is van Consultancy. De over-gelegde loonstroken, loonaangiftes en de mail van de accountant (producties 1 en 2 bij antwoord) onderbouwen die betwisting. De verklaring van de accountant in zijn mail dat er in de gepubliceerde jaarstukken wordt gesproken over één personeelslid zijnde [betrokkene 1] die vanuit Beheer wordt uitgeleend aan Consultancy en dat inleenkrachten worden meegenomen in de opgave van het aantal FTE’s in een organisatie die werkzaam is in het betreffende jaar, komt niet onaannemelijk voor.
5.5.
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat Rivas onvoldoende heeft onder-bouwd dat [betrokkene 1] door Consultancy wordt uitgeleend aan Beheer. Voor het vast-stellen van een redelijke vergoeding op de voet van het bepaalde in artikel 479a lid 1 Rv bestaat reeds daarom geen grond.
5.6.
Rivas stelt nog dat Consultancy haar onderneming, praktijk en/of goodwill heeft overgedragen aan Beheer zonder dat Beheer daarvoor een vergoeding aan Consultancy heeft betaald. Rivas bedoelt kennelijk dat sprake is van de situatie waarin een schuldenares/ vennootschap (Consultancy) in het zicht van de executie van een tegen haar gewezen veroordelend vonnis haar bedrijfsactiviteiten niet langer door die vennootschap maar door een andere, gelieerde vennootschap (Beheer) laat uitvoeren zonder dat daar een vergoeding tegenover stond/staat en dat Beheer dit heeft bevorderd of toegelaten. Het door Rivas aan haar vorderingen ten grondslag gelegde artikel 479a Rv is voor dergelijke situaties echter niet bedoeld. Dat artikel is namelijk slechts bedoeld voor de situatie waarin een schuldenaar om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten voor een derde verricht die zodanig zijn dat zij gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht.
5.7.
Voor zover Rivas met haar onder 5.6 weergegeven stellingen bedoelt te stellen dat Beheer daarmee jegens Rivas onrechtmatig heeft gehandeld en schadevergoedingsplichtig is voor een bedrag van € 100.000 of enig lager bedrag, zal de rechtbank haar – mede gelet op het bepaalde in artikel 25 Rv (ambtshalve aanvullen van rechtsgronden) – in de gelegenheid stellen bij akte haar stellingen aan te passen en/of aan te vullen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
28 augustus 2013voor het door Rivas nemen van een akte als bedoeld in 5.7;
6.2.
verstaat dat Beheer bij akte mag reageren;
6.3.
houdt ieder nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.